Na zijn (moeilijk verwerkte) ontslag bij Anderlecht en zijn (zelf gekozen) vertrek bij de Rode Duivels is Frank Vercauteren bezig aan een bepaald indrukwekkende reanimatie van het al jaren naar adem happende RC Genk. Het is weer prettig toeven in de Cristal Arena, zoals ook in het gezelschap van de trainer. ‘Ik heb een hekel aan ruzie maken.’

Tweewekelijks in de weekends is het een oase van hoogstaande intellectuele bedrijvigheid, maar door de week is de perszaal in de Cristal Arena de plek waar de spelers van RC Genk theorieles krijgen. Aan de muren hangen mooie, grote foto’s van oude spelerskernen, zoals die waarmee Hugo Broos het laatste succesvolle parcours – 2e plaats in 2006 – reed. De foto hangt rechts van het videoscherm dat naar beneden komt wanneer Frank Vercauteren het woord neemt en is dan aanleiding voor wederzijdse hilariteit tussen spelers en trainer. Naast Broos zit Ariël Jacobs, de technisch directeur toen in Genk en later de assistent van Vercauteren in Brussel, wat bij die laatste nog steeds minder prettige herinneringen oproept. Zondag is het Genk-Anderlecht en stappen ze – hoewel, afwachten toch maar – nog eens door dezelfde deur.

Ariël Jacobs en Anderlecht gaan door een moeilijke periode. Bezorgt je dat binnenpretjes?

Frank Vercauteren: “Neen, ik schep er geen plezier in als collega’s of ex-clubs van mij in de problemen zitten. Ik leef zelfs mee door de contacten die ik nog heb met een paar spelers. Ik ken ook veel supporters.”

Na Standard zagen we je Dominique D’Onofrio stevig knuffelen. Mag Jacobs zich ergens aan verwachten zondag?

“Die kans is onbestaande en dat zal niet meer veranderen. Ik heb Ariël een hand gegeven de laatste keer, maar ik heb al gezegd welke soorten handen je kunt geven.”

Heb jij gelijkgestemde zielen in het voetbal?

“Alle mensen met wie ik heb samengewerkt eigenlijk, op één uitzondering na dus. Arie Haan, Jean Dockx, Aimé Anthuenis, Hugo Broos, Jacky Munaron, René Vandereycken, Pierre Denier, Valère Billen, Glen De Boeck, Francky Dury – ik heb met al die mensen nog contact. Neem nu Dominique D’Onofrio. Ik ken hem niet, bel hem nooit, maar er is iets. Wat? Ik weet het niet.

“Die mensen zijn allemaal anders dan ik. Ze hebben hun eigen persoonlijkheid, want ik wil niet dat ze denken zoals ik opdat ik hen graag zou zien. Het klikt ook niet omdat we hebben samengewerkt: er is gewoon iets extra’s. Ik begin dat zelfs te hebben met trainers van wie ik vroeger dacht: wat is dat voor iemand? Je praat er eens mee en plots voel je: tiens.”

Ariël Jacobs schrijft in zijn boek dat hij geen vrienden heeft in het voetbal.

“Echte vrienden kun je op één hand tellen. Ik denk dat het wel kan in het voetbal, alleen werken de timing en de agenda’s niet altijd mee. Glen De Boeck verwacht nog een telefoontje van mij, ik moet met Hugo Broos bellen en binnenkort ga ik iets eten met René Van-dereycken. Tijd is altijd het probleem, maar zelfs als ik ze drie maanden niet zie, blijft het contact hetzelfde. Het zijn meer dan collega’s, anders ga je ook niet samen eten. Met Hugo, Jacky en de vrouwen zijn we eens tot kwart voor acht blijven zitten en we zaten er van ’s middags. De avondshift was al begonnen, die mensen zijn nog opnieuw hapjes beginnen te serveren. Ik had nooit van mijn leven zo lang aan tafel gezeten.

“Onlangs heb ik een vriend weer opgepikt die ik een hele tijd niet meer had gezien, maar we verwijten elkaar niks. Dat zijn vrienden. Mensen naar wie je belt als je in de knoei zit en die er direct staan. Als zo iemand mij morgen belt omdat hij iets nodig heeft, krijgt hij het direct. En dan mag hij véél vragen.”

Schelden uit het hart

Ik ben niet de eerste die erover begint, maar …

“Ik ben veranderd, zeker? Ik ga je de waarheid daarover niet vertellen. Misschien is het de leeftijd of veeg ik makkelijker mijn voeten aan bepaalde zaken waarvan ik denk: het is de moeite niet om te reageren. Maar sommige dingen blijven me irriteren. Heel veel mensen ook.”

De Frankie Vercauteren die achter elke schaduw een vijand vermoedt, waar is die gebleven?

“Nog zo iets. Het is niet waar. Ik controleer mijn mensen, maar dat is toch normaal? Als ze hun job niet doen, hebben ze een probleem met mij.”

Je zocht vaker het conflict vroeger.

“Neen, ik heb een hekel aan ruzie maken, maar er is een verschil tussen werk en privé. Ik vind: in je werk moet je je soms anders gedragen, al kan ik privé ook vervelend zijn, dat geef ik grif toe. Ik zeg altijd wat er op mijn lever ligt. De meesten slikken het in, maar ik heb dat niet graag. Een speler die bij mij komt en zegt dat hij niks te zeggen heeft, die geloof ik niet.

“De mensen die me privé kennen, kennen me zoals ik ben. Daarbuiten niet en dan worden er dingen over mij gezegd die ik ook niet begrijp. Bon, het is nu eenmaal zo. De mensen die ik graag heb en die mij graag hebben, weten al lang hoe ik ben. Als het anderen nu opvalt, wil dat zeggen dat ze mij niet kennen. Voor hen ben ik misschien dat mysterieuze gastje waar ze geen hoogte van krijgen en eigenlijk heb ik dat graag. Niet dat ik het erom doe, maar ik heb graag dat mensen niet weten wie ik ben.

“In mijn vragenlijst voor de spelers staat: wat denk je dat de trainer van je denkt? Sommigen weten dat, anderen stellen zich vragen. Ik vind dat niet slecht, maar het is geen spelletje dat ik speel.”

Is het niet fijner een aangenaam mens gevonden te worden?

Mwoah, ik evolueer niet graag te veel in die richting. Straks ga ik nog met alles akkoord en daar ben ik bang voor. Het past niet bij mij en het past ook niet bij een werking. Als ik iets goeds zeg over jou, weet jij niet of ik het meen of niet. De kans bestaat dat ik hypocriet ben, zoals veel mensen die niet de persoonlijkheid hebben om iemand te zeggen dat hij niet goed bezig is of bang zijn om tegen heilige huisjes aan te schoppen. Ik ben daar bang voor, want als je zo begint, ben je niet meer bezig met kwaliteit. Maar als ik je uitscheld, weet ik dat het wel uit mijn hart komt.

“Ik accepteer makkelijker een aantal dingen, maar dat wil nog niet zeggen dat ik ze goedkeur. Wanneer dat is begonnen? In mijn tweede jaar op Anderlecht. Soms botst het met je spelers en dan zijn er manieren om te botsen. Je kunt iemand verrot schelden, maar dat moet je niet met iedereen doen. Dus leer je accepteren en compenseren. Het heeft met ervaring te maken en met mentaal werk. Als je als trainer dingen vraagt van spelers, moet je de eerste zijn om het voorbeeld te geven.”

Heeft die evolutie je geholpen een betere trainer te zijn?

“Natuurlijk. Het zou toch abnormaal zijn als ik zou zeggen: op Anderlecht was ik beter. Dat zou betekenen dat ik niks heb bijgeleerd. Je wordt altijd maar beter, waarschijnlijk tot op het punt dat de bezieling en de goesting weg zijn en je zegt: ik wil naar de Provence.”

Slachtoffer van succes

Is het niet gemakkelijker een warm mens te zijn in Genk dan in Anderlecht?

“Ik denk het niet. Op papier heb je minder vedetten en druk, maar dat is niet zo. Ik ben opgegroeid met druk. Zonder kan ik niet functioneren. De druk hier is dezelfde: we moeten beter worden, we moeten play-off 1 halen, in de eerste vier eindigen en nu zijn er al die zeggen dat we misschien kampioen kunnen spelen. Drie matchen achter elkaar verliezen en er is overal druk. Misschien is het zelfs makkelijker als eerste te eindigen met Anderlecht dan als vierde met Genk.”

Vertel.

“Soms wel, maar soms is het ook heel moeilijk. Ik heb bij Anderlecht momenten gekend dat we keihard moesten werken om kampioen te spelen.”

Toen je overnam in Genk, leek je afstand te nemen van alles. Het was niet goed, maar het was jouw verantwoordelijkheid niet: die indruk gaf je.

“Ik heb inderdaad afstand genomen. Ik zou mijn job doen en zien waar ons dat bracht. Ik ben er niet in gevlogen, nee. Omdat ik daar niet in geloof. In Anderlecht heb ik dat ook niet gedaan, wel in Mechelen op bepaalde vlakken, maar in Anderlecht heb ik veel behouden van wat er was. Ik heb altijd met de club meegedacht. Met de grove borstel ergens doorgaan is geen oplossing.

“Ik heb afstand genomen van een aantal zaken waar ik me niet meer door wil laten raken omdat ik weet hoe het gaat: vandaag ben je hier, morgen ergens anders en overmorgen nog ergens anders. Dus waarom je binden? Ik ben niet iemand die veel verandert, maar ik ga me niet rap aan iemand hechten omdat ik weet dat het snel gedaan kan zijn.”

Meer kwantiteit dan kwaliteit, geen evenwicht, geen bezieling, geen leiders: niets was nog goed aan RC Genk. Begrijp jij wat er nu gebeurt?

“Sommige zaken waren waar, maar het is niet omdat er geen evenwicht is, dat je niet kunt compenseren. Door anders te trainen, door spelers anders te benaderen waardoor ze misschien wel vertrouwen hebben, door helemaal anders te gaan voetballen.

“Je kunt op twee manieren naar een speler kijken: wat hij kan en wat hij niet kan. Ik vind: je haalt er eerst uit wat hij kan. Dat ga je benadrukken en de mindere punten moet je compenseren, met andere spelers of met hoe je speelt. Toen ik hier kwam, was het potentieel van de spelers veeleer latent.

“Ik heb het rapport van Hein(Vanhaezebrouck, nvdr) gelezen. Daar stonden waarheden in, maar het is maar hoe je het bekijkt. Je kunt alleen de slechte dingen zeggen en de goede vergeten, maar ik vertrek graag van de pluspunten.”

Je hebt er nooit een geheim van gemaakt dat er spelers bij moesten om de ambities van de club te kunnen invullen.

“Ik blijf dat zeggen. We zouden het slachtoffer kunnen gaan worden van ons succes, want we gaan geconfronteerd worden met blessures, schorsingen, vormverlies, hogere verwachtingen. Dus moeten we anticiperen, want als het gebeurt, wil ik al de antwoorden hebben. Dat we daar staan, is dankzij onze kwaliteiten, maar we hebben er ook van geprofiteerd dat een aantal topploegen minder goed bezig is en dat Jelle(Vossen, nvdr) erbij is gekomen.”

Drie dagen congé

Zelfde spelers, andere resultaten. Bewijst dit niet hoe belangrijk een trainer is?

“Je mag dat niet overdrijven, het zijn de jongens die het hebben gedaan. Natuurlijk, iemand heeft het in gang gezet. Waarschijnlijk de trainer, ja.

“Aanvankelijk heb ik vooral voetballistisch een aantal zaken veranderd. Categoriek. Dingen die ingeburgerd waren, zoals breed spelen en op balbezit spelen, heb ik gewoon verboden. En ik heb de kopjes leeggemaakt. Je kunt in een hoofd niet meer krijgen dan er plaats is. Wel, de kopjes hier waren vól. Daar kon niets meer bij. Dus hebben we ze eerst moeten leegmaken om er nieuwe input in te krijgen. Hoe? Door ze een tijdje niet meer te belasten met nieuwe dingen, pass- en trapvormen, tactische dingen of drie uur beelden. Alles wat uit gesprekken met de spelers belastend bleek, hebben we laten vallen en we zijn in wedstrijdvormen gaan trainen. Veel scherper, meer to the point, meer wedstrijdgericht.

“Ik heb mijn manier van werken aangepast aan de noden die er waren. Ik zag in dat ik iets anders moest doen dan ik gewoon was. Ik gaf ze ’s namiddags ook vaak vrij, maar wel pas nadat we ’s ochtends twee of tweeënhalf uur kwalitatief hadden getraind. Spelers krijgen van mij soms veel verlof, ja. Dan zeggen ze boven ook: dríé dagen congé? Ja, en vier dagen keihard werken. Geloof me, ze hebben die rust nodig, want wij vragen meer.”

Je bent snel overgeschakeld naar een 4-4-2, nochtans niet je favoriete systeem.

“Wel, ik begin me vragen te stellen. Er zijn aan een 4-4-2 dingen beter dan aan een 4-3-3. Welke? Dat moet je zelf maar uitzoeken.

“Wat ik nu wil, is dat we flexibel zijn en verschillende systemen beheersen zodat de tegenstander niet weet wat we gaan doen. Daar werken we aan. We hebben aan de 4-4-2 van vorig seizoen nog zaken toegevoegd en zijn veeleisender geworden voor de spelers. Dat is ook wat ik in het derde jaar bij Anderlecht wilde doen, maar wat niet is gelukt.”

Waarin ging de lat hoger?

“Het verdedigende werk van het aanvallende gedeelte in de omschakeling. Of andersom, wat er met Tözsér gebeurt. Hij kwam zogezegd niet uit de middencirkel. Nu penetreert hij, wat hij voordien nooit deed. Maar opbouwend moeten we van achteruit nog meer brengen.”

Je hebt Barda en Ogunjimi leren verdedigen. Daar was werk aan.

“Zeker in dit systeem kan het niet anders. Tegen sommige tegenstanders kom je een man te kort op het middenveld en dan moet dat door een van die twee belopen worden, of ze moeten door druk te zetten ervoor zorgen dat die man niet wordt ingespeeld. In België zijn er blijkbaar nog altijd die vinden dat een spits fris moet blijven omdat hij anders geen doelpunt kan maken. Dat zijn trainers die verouderd voetbal coachen. Eto’o gezien in de Cham-pions Leaguefinale? Als het moest, stond hij in zijn eigen zestien meter.

“In het begin zijn die gasten niet beloond voor hun werk. Dat hebben we wat gemist. Als ze dan international worden terwijl hun trainer zegt dat ze meer moeten lopen, ervaren ze dat het loont.”

Te grote schoenen

Heb je getwijfeld toen de club niets deed op de transfermarkt?

“Neen, ik was alleen een beetje ontgoocheld. Zoals elke trainer die vraagt en niet krijgt. Ik heb hen gezegd: je weet hoe ik erover denk. Er is een verschil tussen misschien in de eerste zes raken en er zeker in raken. Misschien zeggen ze nu dat de trainer dingen heeft gevraagd die hij niet nodig heeft. Oké, voorlopig niet. We zullen zien.

“Ik zou alleen hebben getwijfeld als we spelers hadden verloren, maar de club heeft inspanningen gedaan om ze te behouden. Dat was niet gemakkelijk. Als ze direct voor cash geld hadden gekozen, waren er waarschijnlijk spelers verkocht.”

Ben je nu een goede trainer of heb je geluk?

“We hebben het geluk afgedwongen. Tegen Standard ontsnappen we een paar keer, maar toen ik de beelden terugzag, stelde ik vast dat Standard ook chance heeft gehad. Het had meer dan 3-1 kunnen staan na de eerste helft. Geluk maakt altijd deel uit van het voetbal, maar meestal wint de beste ploeg. Is het kantje boord, dan zijn het doelpunten zoals dat van Iachtchouk tegen Anderlecht die een wedstrijd beslissen. Voor hetzelfde geld gaat zo’n bal tegen de paal of buiten.”

Is deze ploeg klaar om mee te doen voor de titel?

“Daar is het veel te vroeg voor. We zitten op 29 wedstrijden van het einde, ik begrijp niet goed hoe mensen nu al van de titel kunnen spreken. Echt niet. We komen van heel ver, hebben een stap gezet, maar zijn nu al andere schoenen aan het aantrekken die misschien nog te groot zijn. We zullen er alles aan doen en je hoort mij niet zeggen dat ik de ambitie niet heb om kampioen te spelen. Ik wil me ook niet indekken, maar ik denk dat de ontgoocheling alleen maar groter kan zijn als je het nu al roept en het uiteindelijk niet wordt.”

Zie jij je spelers graag?

“Heel graag, ja. Meestal beseffen ze dat pas als ze weg zijn, of als ik weg ben. (lacht) Zolang je hun trainer bent, staat er altijd iets tussen. Als je weg bent niet meer en dan kan ik er al eens ene vastpakken en overzijne gillet wrijven. Dat kan ik moeilijk met mijn spelers doen, maar ik zie ze allemaal graag en ze zijn altijd welkom, zeker als ze in de knoei zitten en zelfs als ze weg zijn.”

Stadsmens in Limburg

Wat moet er gebeuren om je over te halen nog langer in Genk te blijven?

“Sportieve en financiële argumenten. (lacht) De club wil meer continuïteit, maar dat kan snel veranderen: ik kan weggaan of de club kan mij buiten zetten. Dat is toch zo? Het financiële is zeker niet het belangrijkste is, want dan blijf ik beter niet in België. Ik moet me goed voelen.”

Lukt dat, als Brusselse straatjongen in Limburg?

“Hugo Broos was ook van het Brusselse en die is toch naar Brugge verhuisd. René heeft er ook lang gewoond. Ik zou hier meer moeten zijn, wat nu nog te weinig het geval is. Privé zitten we nog vast aan de kinderen, die nood hebben aan onze aanwezigheid. De jongste twee zitten in hun voorlaatste en laatste jaar humaniora. Daarna gaan ze misschien op kot.

“Ik ben een stadsmens, ik kan daar niet buiten. Ik ben opgegroeid in de stad en heb die nodig, maar af en toe ontsnap ik graag. Een andere omgeving is soms welkom, wij gaan bijvoorbeeld vaak naar zee. Mocht ik langer blijven, moeten we overwegen om hier te komen wonen. Dat hebben we al gedaan.”

Je staat bekend als een man van de lange termijn, maar blijkbaar is er ook bindingsangst. Is dat niet dubbel?

“Dat is dubbel, ja, maar ze maken je zo. Het was mijn bedoeling om nog twintig jaar op Anderlecht te blijven. Ik had er al een contract getekend voor andere dingen, maar voor je eraan begint, ben je weg. Dus maken ze je toch zo?

“Langdurig is voor mij drie jaar. Het eerste jaar maak je een inventaris, het tweede jaar kan je dingen bijwerken, het derde jaar pluk je de vruchten. Hier moet eerst nog een aantal zaken worden opgelost. Spelers kunnen weggaan, ik ben daar niet bang van, maar ze moeten wel vervangen worden door even goeie of betere. Anders is het risico dat je veel geld, maar geen ploeg meer hebt.”

Alle spelers die je hier al door de club zijn aangeboden, heb je doorgestuurd. Vinden ze je nog geen vervelend mannetje?

“Neen, want ik vind dat zelf ook vervelend. Wie mag het altijd uitleggen aan die jongens? Ik. Op menselijk vlak is dat niet gemakkelijk. Ik heb er hier zien zitten die bijna weenden. Ik heb het daar ook moeilijk mee, maar ik wil alleen spelers met wie ik iets kan doen. En de club geeft mij gelijk. Zij zijn die testers ook allemaal komen bekijken, hoor.”

door jan hauspie – beeld jelle vermeersch

“Ik ben opgegroeid met druk. Zonder kan ik niet functioneren.”

“Het was mijn bedoeling om nog twintig jaar bij Anderlecht te blijven”

“Ik ben graag dat mysterieuze gastje waar mensen geen hoogte van krijgen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content