Met zijn gekende flair interviewt Gille Van Binst voor dit blad op regelmatige basis een figuur uit het Belgische voetbal. Deze week: aan de cava met Henk Houwaart in Knesselare.

Toen ik bij Club Brugge speelde ging ik regelmatig, gewoonlijk samen met Birger Jensen, na de training een pint drinken in café De Chalet op de Platse in Sint-Andries, vlakbij het toenmalige Olympiastadion. De kroegbaas was Henk Houwaart, op dat moment de flamboyante trainer van Cercle Brugge. De laatste tijd is het betrekkelijk rustig rond ‘Henkie’ en daarom leek het mij geen slecht idee om een bezoekje te brengen aan de Hagenees. Henk woont nu in Knesselare en wordt volgende week 67 jaar, maar dat was hem absoluut niet aan te zien toen hij mij stond op te wachten op de oprit van zijn villa. De tot Belg genaturaliseerde Hollander is nog in topvorm! Het weer was prachtig in Knesselare en we nestelden ons dan ook op het terras in de tuin met een fles cava binnen handbereik. Alle ingrediënten waren aanwezig voor een leuk gesprek.

Straatjongen Henkie is afkomstig uit Den Haag.

Hij woonde in de Gortmolenstraat, een deel van de Schilderswijk, waar soms vijf gezinnen in één huis woonden. De straat gaf uit op het Oranjeplein, tevens de naam van de plaatselijke amateursvoetbalploeg, waarvan zijn vader de penningmeester was. Henk speelde er vanaf zijn zestiende in de eerste ploeg en scoorde er aan de lopende band. De interesse van grotere clubs kon dan ook niet uitblijven. “Inderdaad, ik werd uitgenodigd door ADO Den Haag om een testwedstrijd te komen spelen tegen hun beloften, zoals het nu heet. We wonnen met 9-1, ik maakte acht doelpunten en kreeg onmiddellijk een contract aangeboden. De 36-jarige Ernst Happel was er trainer!”

Jij hebt Ernst Happel toch nog gekend bij Club Brugge.

“Dat zal wel! Ik heb Happel naar Brugge gehaald. Onze trainer, Leo Canjels, was spijtig genoeg ontslagen – een goede trainer. Hij werd vervangen door hulptrainer Jacques de Wit, maar dat was meer een schoolmeester dan een trainer. Ik zei tegen de voorzitter, André De Clerck in die tijd: ‘We moeten een nieuwe trainer hebben en ik ken een goeie: Ernst Happel.’ ‘Wie is dat?’, vroeg hij mij. ‘De beste trainer van de wereld’, antwoordde ik hem. ‘Kan je die naar hier krijgen?’, repliceerde hij. Ik heb Happel dan gebeld. Hij was trainer van Sevilla en had op dat moment ruzie met de voorzitter van de Spaanse club over één speler die absoluut moest spelen, maar Happel vertikte om hem op te stellen. Na een tijdje ging hij akkoord om naar België te komen. Ik heb de Oostenrijker naar Club Brugge gebracht en niemand anders.”

Heb je iets van Happel geleerd?

“Alles. De mentaliteit, de manier van trainen, het motiveren. Hij had lak aan heel de wereld. Hij paste zich nooit aan aan de tegenstrever. Hij ging ervanuit dat zijn ploeg de beste was en daarmee basta.”

Hoe was hij als mens?

“Schitterend. Als je hem zag, kon je wel eens denken: wat een nors gezicht heeft die! Maar hij was eerlijk, zo’n lieve man. Je moest wel keihard trainen en je best doen, anders flikkerde hij je eruit. Hij trainde slechts één uur en tien minuten zeer intensief. Het was geen trainer die stop zei en dan eens tien minuten ging uitleggen hoe het nu moest. Er waren natuurlijk ook spelers die het moeilijk hadden met hem. Johny Thio bijvoorbeeld. Die was altijd maar aan het zeuren, hij vond Happel maar een nazi.”

Ernst Happel heeft waarschijnlijk ook je verdere voetballoopbaan gered.

“Ja, zeker! In één jaar tijd verloor ik mijn moeder en vader en raakte een beetje op de dool. Ik had fantastische, maar voor een voetballer slechte vrienden. Uitgaan, zuipen, vrouwen,… je weet wel. Ik stopte zelfs met voetballen. Toen heeft Happel mij weer opgepikt. ‘Je moet uit dat milieu weg, ga een jaartje naar FC Twente en kom dan terug’, raadde hij mij aan. Wat ik dan ook heb gedaan en dat is mijn geluk geweest. Bij Twente werd ik weer de oude.

“Bij Club Brugge hadden ze ondertussen Rob Rensenbrink aangetrokken en waren ze op zoek naar een tweede Nederlander. Ze dachten dat het makkelijker was om twee Hollanders in de ploeg te hebben want die konden zich aan mekaar optrekken als het iets minder ging. Ik had een paar maal in het sterrenelftal gestaan van Voetbal International, en zo kwamen ze bij mij terecht. In 1969 kwam ik dus naar Brugge. Blauw-zwart had geen slechte ploeg, maar alles was nog amateuristisch geregeld in vergelijking met ADO Den Haag en Twente. De bakken bier stonden bij wijze van spreken nog in de kleedkamer na de wedstrijd. Ik had feitelijk nog nooit van Club Brugge gehoord. Toen ze mij belden, vroeg ik waar Brugge lag. Maar wat een prachtige stad zeg! Toen Rensenbrink en ik onze villa moesten gaan kiezen in Knokke, waren we helemaal overtuigd. Stel je voor: een jongen uit de Schilderswijk die bij de rijke mensen mocht gaan wonen. Later zijn er nog meer Nederlanders in Knokke terechtgekomen: Ruud Geels, Wietze Veenstra, Nico Reynders,… We werden door Thio en Carteus ‘de bende van Knokke’ genoemd, de mannen die met het geld van de Belgen gingen lopen.

“Thio was een apart geval. Mocht die jongen voor zijn sport hebben geleefd, dan had hij het nog veel verder geschopt, maar ja… Onlangs werd er een straat in Hooglede naar Johny genoemd. Ik was bij de aankondiging aanwezig, samen met veertien andere oud-spelers. Heel emotioneel was dat! Als je nu aan de spelers van Club Brugge moest vragen om aanwezig te zijn op zo’n evenement, dan komen er geen twee kijken!

“Carteus was ook een speciale: roken, roken, roken, en zo weinig mogelijk trainen. Technisch was hij een kraan, maar ik liep wel vijftien kilometer meer tijdens een match. Mijn hoogtepunt als speler bij Club Brugge was de titel die we haalden in 1973 op het veld van Anderlecht.”

Henkie champagne

Hoe ben je in godsnaam na Club Brugge bij FC Antwerp terechtgekomen?

“In 1975 zat Club financieel volledig aan de grond en er moesten spelers weg. Eddy Wauters wilde mij absoluut hebben. Antwerp had toen een zeer sterke ploeg met onder andere Flemming Lund, Alfred Riedl en Karl Kodat. Louis van Gaal, de nieuwe bondscoach van Nederland, zat gewoonlijk op de bank. Hij was technisch wel goed, maar veel te traag. We hadden een goede voorbereidingsperiode voor het seizoen, we wonnen bijna alles, maar toen sloeg het noodlot toe. In de Europacupwedstrijd tegen Slask Wroclaw scheurde ik mijn kruisbanden bij het neerkomen na het scoren. Na een maandenlange revalidatie moest ik me erbij neerleggen dat voetbal op het hoogste niveau voor mij verleden tijd was. Ik had dan nog een vreselijke ruzie met voorzitter Wauters. Ik was namelijk verzekerd voor vijf miljoen Belgische frank ( 125.000 euro, nvdr), maar kreeg die niet uitbetaald. Ik heb dan maar een procedure opgestart, en uiteindelijk kreeg ik één miljoen ( 25.000 euro, nvdr). Waar die andere vier miljoen naartoe zijn? Joost mag het weten. Toen heb ik eraan gedacht om Wauters dood te schieten, echt waar. Van de ene op de andere dag zat ik zonder inkomen, maar ik moest wel nog zorgen voor een gezin met twee kinderen…

“Een geluk bij een ongeluk. Ik kreeg onverwacht een aanbod om trainer te worden van Roeselare, een vierdeklasser. Daar is mijn loopbaan als trainer gestart. Ik ben er die mensen eeuwig dankbaar voor.”

Na Roeselare en Eendracht Aalst begon het betere werk bij Kortrijk.

“Ik had Aalst net gered van degradatie naar derde klasse toen ik een telefoontje kreeg van Kortrijk. Arsène Degryse, toen de grote man, wilde mij absoluut als trainer. Dat was het begin van vier fantastische jaren. Het eerste jaar was het al prijs: promotie naar de eerste klasse. In de Guldensporenstad heb ik bier leren drinken, dat is zeker.”

Ik dacht nochtans dat je een champagneman was.

“Dat verhaal is ontstaan toen ik bij Harelbeke was. Voor een thuiswedstrijd tegen Club Brugge beloofde ik, om de boel een beetje te motiveren, zes flessen champagne aan mijn spelers. We wonnen met 2-1. Belofte maakt schuld. Na een overwinning tegen blauw-zwart krioelt het natuurlijk van de journalisten op de maandagtraining. Die zagen mij natuurlijk de flessen champagne ontkurken. Mijn naam was gemaakt. Ik wist dat ik van dan af door het leven zou moeten gaan als ‘Henkie champagne’.”

Dan ging je een jaartje naar Cercle als springplank naar Club Brugge.

“Daar heb ik ook een fantastisch jaar gehad. We wonnen tweemaal tegen Club, met 3-1 en 1-3. We stonden op de derde plaats en Club op de achtste. Op een dag belde Michel D’Hooghe mij op: ‘Henk, proficiat met de resultaten, maar zo kan het niet meer verder. Een Clubman die trainer van Cercle is, dat moet gedaan zijn. Ik wil dat je bij ons komt volgend seizoen. Kom eens op bezoek bij mij thuis.’

“Ik dacht: het kan niet waar zijn, ik trainer van Club! Met dichtgeknepen billen ging ik naar D’Hooghe. Na een beetje te hebben gepraat over koetjes en kalfjes, stond Michel plotseling op, pakte een klein papiertje en begon te schrijven: Henk Houwaart, twee jaar contract aan die voorwaarden. Hij gaf mij het papiertje en zei: ‘Teken maar, volgend jaar ben jij onze nieuwe trainer.’ Ik kon het niet geloven. Een kippenvelmoment.”

Jaloerse Vermeulen

Bij Club werd je de opvolger van ene George Kessler.

“Ik ben Kessler mijn heel leven lang dankbaar. Toen ik het overnam van hem was organisatorisch alles piekfijn in orde. Ik hoefde mij nergens zorgen om te maken. Godzijdank, want organiseren is niet mijn sterkste punt. Ik moest alleen met het voetbal bezig zijn, voor de rest was de weg geplaveid. Mijn enorme voordeel was: ik kende de gewoontes van de spelers – ik wist wat ze dronken en wat ze deden – want ze kwamen allemaal in mijn café toen ik nog trainer van Cercle was. René Vandereycken bijvoorbeeld: die zat altijd met een colaatje in een hoekje. Wat een serieuze jongen! Maar ik wist dat hij zich regelmatig liet bijtanken met jenever als niemand het in de gaten had…

“De resultaten kwamen nochtans niet meteen. Het was twee jaar een beetje vechten tegen de bierkaai. Maar daarna kwamen de grote prijzen er wel, met winst van de beker, de titel en sprankelend Europees voetbal.”

Men verweet je soms dat je de spelers te los liet.

“Je hebt vlug een naam. Ik stond wel dicht bij mijn spelers omdat ik nog een jonge trainer was, amper 37. Van Happel had ik geleerd dat ik lak aan iedereen moest hebben. Ik deed wat ik dacht dat het beste was voor de ploeg. Toch kan ik zeggen dat ik de mentaliteit van Marc Degryse tastbaar heb veranderd. Hij was een deugnietje, niet kort te houden…

“Toen we met de spelers op het einde van het seizoen pinten gingen drinken, heb ik hem even apart gepakt en de waarheid gezegd. Ik schold hem uit. Ik zei: ‘Je kunt de beste speler van België worden en je kunt schatrijk zijn na je loopbaan of je kunt blijven klooien en dan zal het vlug bergaf gaan.’ We waren allebei zo zat als een toeter, maar toch denk ik dat hij er iets van heeft opgepikt, gezien zijn latere levenswandel en zijn prachtige loopbaan. Ik was dan ook zeer teleurgesteld toen mijn contract na vijf jaar niet meer werd verlengd omdat ik zogezegd de spelers niet meer de baas kon.”

Je werkte ook met het fenomeen Jean-Pierre Papin…

“Hij werd ontdekt door Fernand Goyvaerts bij Valenciennes. Later is Raoul Lambert eens gaan kijken, en die vond hem ook oké. Dan moest ik hem testen op training. Een blinde kon zien dat het een goeie was. Hij was wel een beetje een asociaal type, uit de achterbuurten. Goeie manieren had hij niet, maar als voetballer was hij natuurlijk top.

“Club heeft een gouden zaak aan hem gedaan. Ze hebben hem gekocht voor zeven miljoen Belgische frank ( 175.000 euro, nvdr) en daarna verkocht aan Marseille voor 90 miljoen ( 2.250.000 euro, nvdr).”

Wat was voor jou de grootste desillusie in je carrière?

“AA Gent. Ik was dolgelukkig dat ik naar Gent kon. Ik wou er iets moois van maken. Spijtig genoeg had ik Herman Vermeulen, het maatje van Trond Sollied, als hulptrainer. Die man heeft mijn loopbaan kapotgemaakt. Zo moesten we eens Europees spelen tegen Ajax. Hij ging scouten in Amsterdam. ’s Maandags kwam hij terug. Toen ik om het rapport vroeg, omdat we woensdag moesten spelen, weigerde hij mij dat te geven. ‘Je krijgt het niet’, zei hij doodleuk.

“Die mens was gewoon jaloers op mij omdat ik hoofdtrainer was. Als ik alles moest vertellen wat tijdens het trainingskamp in Knokke achter mijn rug is gebeurd, dan gelooft niemand mij. In de bus zei hij gewoon tegen mij dat ik geen verstand had van voetbal. Tegen Ajax verloren we met 1-6, en die Vermeulen maar lachen. Toen heb ik aan Ivan De Witte gezegd dat ik niet meer met hem wilde werken, maar de voorzitter hield hem de hand boven het hoofd, en ik werd ontslagen. Toen is Leekens gekomen, die was slimmer dan ik en heeft Vermeulen geliquideerd.”

Geen hypocriet

Heeft je reputatie van levensgenieter een invloed gehad op je loopbaan?

“Waarschijnlijk wel, maar ik beklaag me niets. Ik zie graag mooie vrouwen, dat is zeker. Als ik een mooie vrouw zie lopen, dan kijk ik graag. Maar wat mij het ergste stoort is dat hele Henkie-champagnegedoe. Soms heb ik wel eens iets te veel gedronken, maar dat waren meestal gewone pintjes.

“Ik moet toegeven dat ik heb gehoord dat ik een paar keer bij de laatste drie kandidaten heb gezeten om trainer van Anderlecht te worden. Maar Constant Vanden Stock stelde steeds zijn veto. Het enige dat hij dan kon bedenken was: ‘Die is niet serieus genoeg!’ Ik heb misschien die naam, maar ik ken veel trainers die gek zijn van mooie vrouwen, die in de boekjes staan met hun twee kinderen en hun vrouw, en die wel naast de pot pissen als de kans zich voordoet. Ik ben tenminste geen hypocriet.”

Je hebt nog gewerkt onder Roland Duchâtelet bij STVV. Wat voor iemand is hij?

“Een schitterende mens, maar geen verstand van voetbal. Zakelijk is hij natuurlijk fantastisch. Hij moet zich laten omringen door mensen die verstand hebben van voetbal, maar het zal Henkie niet zijn, die blijft gewoon rustig bij FC Knokke.”

DOOR GILLE VAN BINST

“Van Happel leerde ik dat ik lak aan iedereen moest hebben.””Toen Club Brugge me belde, vroeg ik waar Brugge lag.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content