Alles heeft hij gewonnen in België, nu ook voor het tweede opeenvolgende jaar de trofee van Profvoetballer van het Jaar. Na vier jaar Anderlecht staat Mbark Boussoufa op een kruispunt in zijn carrière. ‘Zo ’n gevoel heb ik wel, ja.’

Hij ziet er vermoeid uit. De tol van de titel en alle plichtplegingen die erbij horen. Receptie hier, prijsuitreiking daar, signeersessie tussendoor. Soms wenste hij dat het kampioenschap pas helemaal op het eind was binnengehaald. Het zou de drukte langer hebben weggehouden. Maar hij klaagt niet, Mbark Boussoufa, door zijn collega’s zopas uitgeroepen tot de beste voetballer van het afgelopen seizoen. Een mooie bekroning van een bijzonder seizoen is het, en van – wie weet – zes jaar België. In het Marokkaanse restaurant L’Emir, niet ver van waar hij woont in Sint-Pieters-Leeuw, laat Boussoufa zien hoe je met de hand een tajine met vis eet. Creatief zijn, glimlacht hij. Zoals op een voetbalveld.

Veertien doelpunten, twintig assists. Soms spreken cijfers voor zich.

Mbark Boussoufa: “Het zijn indrukwekkende cijfers, zeker voor België, waar toch vrij verdedigend wordt gevoetbald. Maar ik kijk er niet zo tegenaan. In andere landen zie je spelers met nog een hoger rendement. Dat heeft natuurlijk te maken met de ruimte die je daar krijgt, vraag maar aan Ruiz. Vorig seizoen draaide ik ook al heel goed, vooral in de tweede seizoenshelft. Alleen speelden we toen niet Europees en gaven we het kampioenschap op het laatst nog weg. Het was allemaal net niet. Nu haalden we ook als team en in de Europa League een erg hoog niveau. Dat maakt het veel mooier.”

Wat heeft je cijfers het meest beïnvloed?

“Heel belangrijk is dat ik een spits voor mij heb die makkelijk scoort. Met Lukaku had ik zo iemand, een echte topschutter. Dan gaan mijn assists en mijn rendement natuurlijk nog meer de hoogte in. Ik denk dat de helft van zijn goals uit een assist van mij zijn ontstaan. Maar ook Biglia is erg belangrijk voor mij. Lucas begrijpt me het best van allemaal, hij weet precies hoe hij me moet aanspelen. Tussen de linies, want daar begint het altijd. Mensen zien vaak alleen de eindfase.”

Een snelle spits verrijkt je afspeelmogelijkheden. Dat miste je vorig seizoen.

“Zeker weten. Maar ik niet alleen: heel de ploeg. Toch fantastisch als je een spits diep kunt sturen? Voor verdedigers is het een nachtmerrie. Dat had ik ook met Mémé Tchité. Ik moest maar even opkijken of ik wist wat hij ging doen. Met Frutos en De Sutter heb je spitsen met de rug naar het doel, wat ook niet slecht is, maar dan moet je snelle flankspelers hebben.”

Dit was je beste seizoen. Als linksbuiten dan nog. Een jaar geleden hield je nog vol: ‘Ik denk te hebben bewezen dat ik op tien veel gevaarlijker ben.’

“Als ik op tien speel, kom ik meer voor de goal en scoor ik meer. Nu sta ik op links en heb ik vaak discussies met de coach – als je goed oplet, zie je dat. Dat ik naar binnen ga en dat hij zegt dat ik naar buiten moet. Als ik dan scoor door het midden, kijk ik hém weer aan. Het is aanvoelen en variëren, maar het gevaarlijkst ben ik als ik natuurlijk van links kom. Vaak heb je geen ruimte centraal omdat ploegen alleen maar verdedigen tegen ons. En op de kant heb je niemand in je rug, waardoor je je ook zekerder voelt.”

Is dit het gelijk van Ariël Jacobs?

“Ik ben het zeker met hem eens dat ik gevaarlijker ben van links. Ik heb dat moeten leren inzien. Bij AA Gent speelde ik op tien, maar dat was totaal iets anders: als tweede spits. Dan kun je overal gevaarlijk opduiken omdat de zijkanten lager spelen en er daar ruimte ontstaat. Bij Anderlecht spelen we met diepe spitsen op de flanken. Dan word je niet echt gevaarlijk als tien. Als ik het nu soms moet spelen, is het weer een hele omschakeling. Tegen Club Brugge moest ik op Vadis spelen. Dat deed ik goed, maar het vergt zó veel energie. Laat me dus maar op die linkerkant, ik ben het nu zo gewend.”

Jacobs heeft de strijd gewonnen.

“Jawel. Mag wel. Hij heeft gelijk, dat is toch zo?”

Hoe graag zie je hem?

“Heel graag. Jacobs is een correcte man, met iedereen. Heel menselijk. In de voetballerij zie je dat niet vaak.”

En toch blijven jullie pittige discussies hebben.

“Je hoeft toch niet altijd mee te knikken met elkaar? Ik kan het anders zien en hij ook, maar wel altijd met respect. De ene keer heb ik gelijk, de andere keer hij, maar de bedoeling is altijd dat de ploeg er beter van wordt. Gelukkig staat hij erg open voor andere meningen. Hij laat ons ook heel vrij, spelers als ik hebben dat nodig. En tactisch is hij bijzonder sterk, dat heeft hij bewezen. Hij pakt vaak verrassend uit.”

Brussel, mijn thuis

Wanneer heb je het record van assistkoning Branko Strupar ontdekt?

“Toen ik er bij Gent zelf eens zeventien had. Maar … wat is eigenlijk het record? In Gent zeiden ze dat het er eenentwintig waren.”

Tweeëntwintig volgens Claude Henrot, de peetvader van de assistlijstjes.

“Mja, sterk hoor. Dat wil ik misschien wel eens breken, dacht ik toen. Ik weet ook dat ik het in me heb. Maar zo belangrijk is het nu ook weer niet. Gewoon een leuke uitdaging. Het moet geen obsessie worden. Misschien volgend jaar.”

Volgend jaar?

“Waarom niet?”

Omdat je hier misschien niet meer bent.

“Mocht er zich een mooie uitdaging aandienen, moet je daar altijd naar kijken. Tenminste als je ambities hebt, en die heb ik. Elke voetballer zou dat doen.”

Anderlecht zou een verbeterd contract voor je klaar hebben liggen.

“We hadden afgesproken om na de competitie met elkaar te praten. In dezelfde week dat we kampioen werden, las ik: ‘We hebben Boussoufa een verbeterd contractvoorstel gedaan.’ Daar was niks van waar. Ik heb er Herman(Van Holsbeeck, nvdr) op aangesproken, maar hij wist ook niet vanwaar het kwam. Maar goed, I understand the game. (grijnsje) Vorige week hebben we pas ons eerste gesprek gehad. Wat mij betreft, ging het nog niet om een officieel voorstel. Zelf heb ik altijd iets gehad van: ik blijf bij Anderlecht. Maar mocht er een mooie uitdaging komen, zal ik de club uiteraard tijdig op de hoogte brengen.”

Een jaar geleden zei je: ‘Ik heb al van de Champions League geproefd. Misschien ligt de uitdaging ergens anders.’

“Er zijn hier niet veel nieuwe uitdagingen meer, dat is zo. Ik heb alles gewonnen in België. Mochten we straks in de Europa League zitten, denk ik dat we een ronde verder kunnen raken. Dat zou een uitdaging kunnen zijn. Maar laten we eerlijk zijn: om zo’n seizoen te herhalen zullen we echt top moeten zijn.”

Nu vertrekken is op een hoogtepunt afscheid nemen.

“Misschien. Maar dan moet er een mooie uitdaging komen en niet elke uitdaging is een mooie. Het hangt ook af van het team. Ik ga niet in een grote competitie bij een hekkensluiter spelen. Ik kan wel mijn mouwpjes opstropen in de Premier League, maar een kopduel gaan winnen van iemand van twee meter zoals Jelle Van Damme dat kan, dat wordt moeilijk. ( lacht)”

In augustus word je 26. Wordt wat je nu zult doen bepalend voor hoe je later op je carrière zult terugblikken?

“Zo’n gevoel heb ik wel, ja. Dat de mensen zullen zeggen: dat heeft hij toch mooi gedaan. Ook Europees.”

Is dat misschien de grootste voldoening geweest dit seizoen, dat je je ook in Europa hebt getoond?

“Eindelijk hebben we ook met de ploeg iets gepresteerd. De voorgaande jaren was dat niet zo en daar ben ik een beetje op afgerekend. Je steekt er als individu makkelijker boven uit als de hele ploeg resultaten neerzet. Ik wist wel dat ik het kon, maar zat zelf ook ongeduldig te wachten tot het eruit kwam. ‘Hij is te klein, hij is dit, hij is dat, gaat het niet redden …’ Heb ik altijd gehad, van toen ik bij Ajax zat. No matter hoe goed ik presteerde, altijd was er een ‘maar’. Dit jaar ben ik over die ‘maar’ heen geraakt.

“Toen ik bij Anderlecht kwam, was ik eenentwintig. Ik heb een aanpassingsperiode nodig gehad, wat normaal is. Ik ben me elk jaar beter in mijn vel gaan voelen en ondertussen is Brussel mijn thuis geworden. En hoe beter ik me voel op een plek, hoe meer vertrouwen ik krijg. Vertrouwen is belangrijk.”

Boost in Zagreb

Welke impact heeft het wegvallen van Polák en Wasilewski gehad?

“Ik was echt bezorgd. Ik dacht: nu wordt het écht moeilijk. Wasilewski kopte er toch altijd vijf of zes corners of vrije trappen in en Polák was belangrijk op het middenveld. Maar iedereen is zich nog schrapper gaan zetten. We hadden allemaal iets van: we hebben niks te verliezen, we gaan ervoor. En de trein is vertrokken, na Zagreb. Onze zege daar heeft ons een enorme boost gegeven. Want we zaten diep, hoor. Die blessures, pas verloren op Sint-Truiden … Een nieuwe nederlaag had ons nóg dieper geduwd. Nu is het het begin van iets moois geworden.”

Had je vertrouwen in de jonge spelers?

“Dat was de vraag die bij iedereen op de lippen brandde natuurlijk. Positief op dat moment was de ontbolstering van Romelu Lukaku. Dat gaf een boost aan de hele club. De andere jonge talenten begonnen ook hun kans te ruiken en alles is gaan rollen. De 1-3 op Ajax zorgde voor een nieuwe boost. En toen we terugkeerden van de winterstage voelden we ons zó sterk, zó vol vertrouwen. Dat zag je ook op Standard. Dat was een perfecte wedstrijd.”

0-4 werd het, een week later 0-5 op Beerschot, en dan 3-2 tegen Club Brugge. Vreemd genoeg telkens zonder een hoofdrol voor jou.

“Niet in de assists en de goals, dat is waar. Maar ik was wel bepalend in het spel. Op Standard kwam ik heel veel aan de bal. Kijk maar naar de goals: net voor de assist was ik steeds bij de actie betrokken. Dat valt niet op natuurlijk. Op Beerschot precies hetzelfde. Weet je wat het is? Als ik eens geen assist heb gegeven of niet heb gescoord, zegt men al snel: Boussoufa was niet bepalend vandaag. Over Brugge heb je wel gelijk: dat was helemaal geen goede match.”

Tot de 92e minuut.

“Toen lukte mijn actie wel.”

Waarna Ariël Jacobs op de persconferentie zei dat je een foute keuze had gemaakt.

“Totáál niet! Ik tikte de bal de zestien in, maar daar kan je hem alleen maar chippen. Als je ziet hoeveel man van Club Brugge er voor de goal stonden: dat was nooit gelukt. Dus schoot ik zelf. Ik weet nog precies wat Ariël Jacobs zei: ‘Had hij hem er hoog over geschoten, was heel het stadion over hem heen gevallen. Maar dat maakt het zo speciaal, dat is Boussoufa, die doet op zo’n moment iets geniaals.’ Dát zei hij.”

Was het je persoonlijke hoogtepunt?

“Het is een jongensdroom om de 3-2 te scoren in de laatste minuut van zo’n belangrijke wedstrijd. Maar thuis tegen Bilbao vond ik onze beste prestatie. Dat was perfect. En de eerste helft tegen Ajax. Helemaal weggespeeld.”

Kwaad, zó kwaad

Uitgerekend in je beste seizoen stonden alle spots bijna doorlopend op een ploegmaat van je gericht. Dat moet niet altijd even makkelijk zijn geweest.

“Nou, je moet het kunnen begrijpen, en dat doe ik. Romelu is zestien en een Belg, heel België is uiteraard trots op zo’n jongen. Dan hoef ik niet in de spotlights te staan, dat heb ik vaak genoeg gedaan. Je moet ook kunnen delen en niet alles voor jezelf willen. Iedereen weet ondertussen wie Boussoufa is en wat hij kan.”

Nooit gevonden dat je prestaties een beetje onderbelicht bleven?

“Soms heb ik het gevoel dat dit sowieso met mij wordt gedaan. Waarom? Weet ik niet. Mijn neefje klaagt altijd dat ik niet genoeg reconnaissance – hij zegt het altijd in het Frans – krijg. Ik kan daar ook niets aan doen. Ik doe mijn job, daar ben ik verantwoordelijk voor, en de rest heb ik niet in de hand. Ik wil geen respect van iemand anders afpakken, maar het is wel leuk als je niet tekort wordt gedaan. Soms krijg ik genoeg waardering, soms niet.”

Dat gevoel steeds weer het voorwerp van discussies te blijven uitmaken: kan jou dat doen besluiten andere lucht te gaan opsnuiven?

“Daar heb ik soms aan gedacht, ja. Vooral in het midden van het seizoen steekt dat gevoel wel eens op. Dat je niet gewaardeerd wordt en je afvraagt: waarom eigenlijk? Dan heb ik het ook over al die goedkope gele kaarten die je krijgt als je gewoon eens wat vraagt aan een scheidsrechter. Mijn rode kaart, tegen Roeselare, voor die handsbal … Man, ik was zó kwaad. Nog nooit was ik zo kwaad. Tegen Gent had ik mijn rode kaart verdiend. Ik trapte na en wist meteen: nu moet ik mijn mond houden en naar binnen gaan. Maar tegen Roeselare … ( blaast) Ik heb niet eens gedoucht, ben recht in de auto gestapt en weggegaan. Achteraf heb ik nog een hele discussie gehad met de trainer. Hij had verklaard dat ik de ploeg in de steek had gelaten. Ik was erg boos omdat hij me niet in bescherming had genomen. Dat heb ik hem ook zo in zijn gezicht gezegd.”

Begreep hij je?

“Hij was verrast, maar begreep het wel. In België moet je altijd maar ja knikken. Zodra je iets zegt, zit iedereen op je kop, want dan ben je weer aan het zagen of kritiek aan het leveren. Iedereen hier is bang om bekritiseerd te worden. Terwijl ik alleen maar wil zeggen: een scheidsrechter mag toch in de geest van de wedstrijd fluiten? Zeker als je eerste gele kaart, zoals de mijne tegen Roeselare, al zo licht was. Hetzelfde met Ziguy(Badibanga, nvdr) tegen Kortrijk. Die jongen had net gescoord: natuurlijk is hij helemaal overexcited. Oké, het was een fout, maar die scheidsrechter kan hem toch gewoon even apart pakken en zeggen: dat doe je niet meer, jongen? Dat bedoel ik ook met waardering naar mij. Dat ze zo snel klaar staan om Boussoufa een gele kaart te geven.”

Vanaf het moment dat je op negen gele kaarten stond en er een schorsing van twee wedstrijden boven je hoofd hing in de play-off, hebben we je niet meer zien protesteren. Eerlijk, Mbark: het was een verademing.

“Het is een leerproces geweest. Op een gegeven moment klaagde ik gewoon te veel, dat geef ik ook wel toe. Maar je hebt ook een ander aspect. Ik word altijd maar aangetrapt en geprovoceerd. Dan zeg je op de duur wel eens tegen zo’n scheidsrechter: let nou toch op. Ik verwacht van een scheidsrechter dat hij een speler tegen wie zo veel overtredingen worden begaan, beschermt. Dat hoort zo, vind ik.”

In dat verband deed Ariël Jacobs een opvallende uitspraak: ‘Je moet er ook rekening mee houden dat Mbark verbaal dikwijls nog veel harder wordt aangepakt dan fysiek. Ik denk dat iedereen wel weet over welk soort verbale agressie ik spreek. Chapeau voor Mbark dat hij daar na een match nooit op terugkomt.’

“Ik weet wat hij bedoelt. Ik heb daar met hem over gesproken.”

Dit gaat over racisme.

“Ja, ook. Jullie zien dat niet, maar het gebeurt. Ik ween daar niet over achteraf. Ik kan het wel van me afzetten, it’s part of the game. Ik geloof ook niet dat zoiets op een voetbalveld echt racistisch is bedoeld. Het kan, maar zelden. De supporters van Brugge roepen ook ‘islamieten parasieten’, maar er loopt zelf een islamiet in hun team. Begrijp je wat ik bedoel?”

Hard voor ploegmaats

Krijgen we straks toch weer de mekkerende Boussoufa te zien?

“Het zal niet meer zo erg zijn, maar je zult me wel nog zien klagen af en toe. Als de scheidsrechter niet goed oplet, zal ik het hem gaan zeggen. Ik ben iemand die altijd eerlijk zijn gedacht zegt. Of het nu in goede aarde valt of niet, ik zeg het liever. Ik hoop dat scheidsrechters dat niet zien als kritiek.”

Zou je een goede aanvoerder zijn?

“Ja en neen. Het zou een eer zijn, maar in het verleden was ik soms te negatief. Ik kan echt hard zijn. Nog altijd trouwens. Ik pak je aan als het moet. Met Olivier Deschacht had ik een enorme discussie tijdens de kampioensmatch op Brugge. Perisic liep bij een inworp weg achter zijn rug. Dat vond ik niet kunnen. Hij maakte mij uit, ik maakte hem uit, maar na de match heb ik hem gekust.

“Een aanvoerder moet een voorbeeld zijn. Misschien is het niet goed om zo fel te reageren, niet iedereen kan daartegen. Ik heb liever dat ze zeggen: ‘Mbark is weer aan het zagen’, dan: ‘wat doet onze kapitein nu weer?’ Want dan heb je een etiket. En ik wil niet dat een ploegmaat het gevoel krijgt: wat een kloteaanvoerder.”

Jullie vormden dit seizoen voor de aftrap steevast een kring met de spelers, waarna jij het woord voerde. Dat was nieuw.

“Ik ben er zelf mee begonnen. Ergens na die wedstrijd tegen Standard, geloof ik. Niemand had me dat gevraagd. Het moest gewoon, dat gevoel had ik. Ik heb het woord genomen en iedereen heeft geluisterd. Meestal is het pure motivatie wat ik zeg. In het veld ben ik anders. Dan ben ik erg emotioneel omdat ik zo graag wil winnen. Soms is dat te hard voor de spelers. Met vedetteallures heeft dat niets te maken. Hier zijn geen vedetten. Hassan, dat was er een, maar de groep had dat niet graag. Dat zag je.”

Laatste vraag: hoe is het eigenlijk met je knie?

“Goed. Ik las dat ik geopereerd moest worden na het seizoen. Indianenverhaal.”

Gelukkig maar. Prettige vakantie!

door jan hauspie – beelden jelle vermeersch

“No matter hoe goed ik presteerde, altijd was er een ‘maar’. Dit jaar ben ik over die ‘maar’ heen geraakt.”

“In België moet je altijd maar ja knikken. Iedereen hier is bang om bekritiseerd te worden.”

“Ik wil niet dat een ploegmaat het gevoel krijgt: wat een klote-aanvoerder.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content