Jan Ceulemans vond opnieuw emplooi bij Westerlo. ‘De methode waarmee we nu bezig zijn, is meer dan degelijk.’ En komt het nu nog goed met Marc Degryse ? ‘Je ziet steeds meer ex-voetballers de weg naar het fietsen vinden.’

Echte sportmannen zijn dat hun hele leven lang. Jan Ceulemans staat daarom op zijn vijftigste scherper dan ooit. Gebruind dankzij een fietstocht op de Mont Ventoux – in 1 u. 58 beklommen, een halfuur sneller dan Hugo Broos – beent hij als vanouds naar het perslokaal van Westerlo, voor een gesprek van uurtje, over de middag.

Laat ons beginnen met het belangrijkste : je bent een tijdje geleden gevallen met de fiets. Hoe is het ondertussen ?

Jan Ceulemans : (Lacht) “Ik heb wat last van mijn schouder, maar dat is niet zo belangrijk eigenlijk. Ik ben gevallen met mijn hond. Die loopt er vaak aan de leiband naast als ik aan het fietsen ben – het is een jack russell en die gasten lopen graag en moeten veel in beweging zijn – en dan kan het soms gebeuren dat… Er kwam een kat aan en ik werd wat opzij getrokken, dus ik moest steun zoeken en, ja…”

Je ziet er scherp uit.

“Ik heb dan ook tijd gehad, hé (grijnst). Ik heb vrij veel gefietst, geprobeerd wat in conditie te blijven. En als je iets graag doet, doe je dat al eens een keer meer. In dat jaar en twee maanden – want zolang is het geleden sinds ik aan de slag was – heb ik er een beetje van geprofiteerd. Dingen gedaan die ik graag doe. Er is toch een beetje een andere wereld opengegaan. Je zit van je zestien, zeventien jaar in dat voetbal en de jaren gaan maar voorbij tot… Ik heb nu de batterijen weer kunnen opladen en het hoofd helder kunnen maken. Dan voel je op een gegeven moment de kriebels weer en moet je alleen hopen dat er ploegen zijn die interesse hebben.”

Kortom, het heeft je eigenlijk goed gedaan, eens een jaar niks met voetbal te maken hebben.

“Ik veronderstel dat iedereen die in dit vak zit, dat eens graag zou hebben. Er is geen enkele trainer die graag ontslagen wordt natuurlijk, maar zo eens een periode meemaken was, na een aantal maanden dan toch, plezierig. Op een gegeven moment draai je een knop om en bekijk je de zaken anders. Ik ben niet al te veel met voetbal bezig geweest. Een paar keer ben ik gaan kijken, maar niet overdreven veel. Er was wat meer tijd voor de familie in het weekend. Het heeft alleen veel langer geduurd dan ik had gehoopt voor alles achter de rug lag. En dan bedoel ik de financiële afhandeling. Dus dan neem je je tijd ervoor en denk je : pas als het honderd procent in orde is, zal ik wel zien of er opnieuw interesse komt van ploegen.”

Er ging een andere wereld voor je open, zei je ?

“Er valt een ongelooflijke stress van je af : ik was zeventien toen ik in het voetbal begon en nu ben ik er vijftig. Al die jaren aan ongeveer hetzelfde ritme, met die vijf, zes weken vakantie waarin je alweer bezig bent met het volgende seizoen… Nu ging ik meestal in Lier af en toe eens naar het voetbal kijken, want hier in Westerlo moest ik altijd komen eten. Dan werd ik uitgenodigd door den diejen en den diejen. En daar had ik niet zoveel zin in, want als je het voor de een doet, moet je het ook voor iemand anders doen. Maar ik moest ineens niet kijken naar binnen twee, drie weken, maar ik kon wachten tot het seizoen opnieuw begon. In het begin zat ik nog met die ongelooflijke ontgoocheling. Je stelt alles in vraag, je bent daarmee bezig, maar op een gegeven moment zet je alles op een rijtje en dat is het dan. Dan probeer je een periode stressvrij te leven.”

Tot welke conclusies ben je in die periode gekomen ?

“Ik denk dat ik er lessen uit getrokken heb. Allez, ik hoop dat toch (lacht). Je weet dat op voorhand nooit. Zo zit die voetbalwereld nu eenmaal in mekaar. Je moet daar geen tekeningetje bij maken, maar op een of andere manier kom je dan toch voor ongelooflijke verrassingen te staan. Ik hoop daar nu mijn lessen uit te trekken. Ik ben er nu nog bewuster mee bezig.”

Welke lessen bedoel je ?

“Ik weet nu hoe het helemaal ineen zit : je kan álles verwachten. Je moet niet zeggen : dát gaat mij niet overkomen. Want het kan dus allemaal. Dat is toch al iets dat je uit het negatieve kan puren. Ik ga er tweehonderd procent voor gaan en ik ga mij daar voor de rest niet meer druk over maken.”

Je zei onlangs in een krant : “Ik heb ook bij Club Brugge bewezen dat ik een goede trainer ben.” Dat was erover, niet ? Je hebt voor ons part, gezien de omstandigheden, niet bewezen dat je géén goede trainer zou zijn voor Club Brugge, maar toch ook niet dat je dat wél zou zijn ?

“Dat moet iedereen maar voor zichzelf uitmaken. Maar zoals gezegd : ik ga daar niet op antwoorden, want dan komen we weer bij Club Brugge terecht (grijnst). Iedereen heeft daar zijn mening over en iedereen mág daar zijn mening over hebben. Maar voor mij is het belangrijkste dat ik weet wat ik daar gepresteerd heb met het materiaal dat voorhanden was en alles wat erbij is gekomen. Dat is voor mij het belangrijkste. Je kan niet méér doen dan je best en een groep bij elkaar brengen waarvan je hoopt dat het klikt. Want dat blijft het belangrijkste. Als je mee hebt kunnen beslissen, is dat ook makkelijker om dragen.”

De goeie en de slechte

Je hebt voor drie jaar getekend bij Westerlo.

“Ze zeggen altijd dat het gevaarlijk is terug te gaan naar een ex-club. Maar zo is het altijd iets, hé. Ik vind het een voordeel omdat ik weet wat hier rondloopt. Veel jongens ken ik van vroeger en heb ik mee gehaald, zoals Van Kerckhoven, Van Imschoot, Evens en Gaspercic. Ik vind het belangrijk dat je jongens gaat halen van wie je vijfennegentig procent overtuigd bent dat ze zowel als voetballer als als mens passen in een club. Hier is dat iets gemakkelijker omdat je nog over Belgen kan beschikken. Hoger wordt dat wat moeilijker omdat die clubs meestal naar buitenlanders gaan. Je bent dan wel overtuigd van hun kwaliteiten als voetballer, maar je kent ze niet van karakter. Dat is een belangrijke factor in het voetbal. In topploegen werkt dat anders dan in een middenmoter.”

Werken met mensen die je niet kent van karakter is anders, heb je geleerd bij Brugge ?

“Over spelers die je hier gaat halen, kan je eens informeren. Je kent mensen op wie je kan vertrouwen. Maar wat gaat de manager van een buitenlander tegen mij zeggen ? Hij kan niet voetballen en heeft een slecht karakter, pak hem maar ?”

In hoeverre heb je inspraak gehad in de transfers van Westerlo ?

“Eén was er afgehandeld (Rachid Farssi, nvdr) en over de twee andere, Günther Vanaudenaerde en Joris Van Hout, is er met mij gepraat. Op een gegeven moment was hier sprake van Eric Deflandere, maar om een of andere reden is dat niet doorgegaan. Ze vonden dat er rechts met alleen Marc Wagemaekers iets te weinig bezetting was. Plus dat Marc vorig seizoen vrij veel blessures heeft gekend. Dus wilden ze zich terecht wapenen en werd er uitgekeken naar een andere back. Ik heb de naam van Vanaudenaerde laten vallen. Voor een spits heb ik zelf aangedrongen omdat Ogunsoto eigenlijk nog zou kunnen vertrekken en Bart Van Den Eede het voorbije jaar weinig of niet heeft gespeeld door blessures. Dus dat blijft een vraagteken. Ik wou het risico niet nemen twee spitsen kwijt te raken. Van alle namen die naar boven kwamen, vond ik Joris Van Hout het beste passen.”

Merkwaardig dat je Vanaudenaerde zelf naar voren schoof. Hij was een van de spelers die bij Club Brugge kantje boordje was qua profmentaliteit en daarom van de hand werd gedaan.

“Dat weet ik niet. Je hoort zoveel vertellen. Daar zullen waarheden bij zitten en nog meer leugens. Dát weet ik en ik weet ook dat hij vijfentwintig wedstrijden of zoiets heeft meegespeeld, ook Europese, en dat hij qua talent hier zeker zal passen.”

Iedereen heeft recht op nog een kans en je mag iemand niet blíjven afrekenen op zijn verleden, maar ga je hem toch anders aanpakken dan bij Brugge ?

“Ik denk niet dat dat nodig is. Dit is een andere omgeving, andere spelers. Het is ook logisch dat je met de mensen van dezelfde leeftijd vrij veel bij mekaar bent. Nu moet hij zich hier aanpassen. Hij is alleen, dat is ook een van de redenen waarom hij naar hier is gekomen. Ik heb er persoonlijk geen problemen mee gehad. Ik weet wat ik daar heb meegemaakt. Ik weet – voor mezelf dan toch – wie de goeie en de slechte zijn en dat is het belangrijkste. Wat anderen ervan denken, interesseert mij eigenlijk niet.”

Een van de verwijten die in Brugge over je te horen vielen, is dat je niet hard genoeg optrad tegen spelers met een gebrekkige profmentaliteit.

“Je ziet hoe het daar nu gaat, hé. Dus… En we zijn bijna twee jaar verder. Maar ik herhaal, ik ga daar dus niks meer over zeggen.”

Je hebt in een eerder interview tussen de lijnen kritiek gegeven, vooral op Michel D’Hooghe, over wie je liet uitschijnen dat hij niet te vertrouwen is. Welke reacties heb je daarop gekregen ?

“Geen. Ik heb ook niks gezégd, hé, want ik mocht niet en daar heb ik me tweehonderd procent aan gehouden. Die kritiek heb jíj gelezen ; ik heb dat helemaal anders gelezen (grijnst). Het is maar hoe je het wil interpreteren.”

Hartslagmeters

Je zei in een eerder interview : ‘We zijn meer dan gewapend.’ Ik dacht dat trainers altijd spanning op de vijs hielden en altijd nog wel iets kunnen gebruiken ?

“Je ziet wat je ziet en als dat goed is, mag dat gezegd worden. Als het niet goed is, zal ik de eerste zijn om naar Herman Wijnants te gaan en te zeggen : daar en daar, dat gaat te weinig zijn. Maar als deze groep blessurevrij blijft, zouden we normaal een goed seizoen moeten kunnen spelen. Er is niemand weggegaan en er zijn er drie bijgekomen, van wie we overtuigd zijn dat ze een meerwaarde kunnen worden.

“Ik heb Westerlo wel een aantal keren gevolgd, maar niet zo veel, maar ik weet van Herman Helleputte en een aantal mensen hier dat het een groep is waar kwaliteiten in zitten. Dan moet je geen tien nieuwe gaan halen, maar de posities aanvullen waar je denkt dat het nodig is. En dat is ook gebeurd.”

Laten we je nog even citeren : ‘De kans dat we topvier spelen, schat ik op een duizendste procent. Als we geluk hebben, kunnen we vijfde of zesde eindigen en met veel blessures wordt dat achtste of negende.’ Kortom, in normale omstandigheden wordt Westerlo zevende.

“Logisch, hé. Tussen Anderlecht, Club Brugge, Standard en Genk gaan zich niet veel ploegen wringen. Het zal van een aantal factoren afhangen waar daaronder je uiteindelijk eindigt. Bekijk de laatste tien jaar : wie anders komt er bij die topvier uit ? Wij moeten nu zo hoog mogelijk eindigen en als het mogelijk is, met een tikske geluk, de beker, hé. Dat is de enige manier om Europees voetbal te spelen.”

Hoe anders werken wordt het hier in vergelijking met je eerste passage bij Westerlo ?

“Het is sowieso beter omdat we nu nog meer dan vroeger in contact staan met de medische staf en we trainen bewuster ook. De methode waarmee we nu bezig zijn, is meer dan degelijk.”

Je doelt op de hartslagmeters die Westerlo in samenspraak met een kinesist vaker en efficiënter gaat gebruiken en de verwerking van die gegevens door Frank Dauwen.

“Dat bestond vroeger ook, die hartslagmeters, maar dat werd heel weinig gebruikt. We gaan zien welke resultaten die opleveren, zowel op conditioneel vlak als qua blessures. Lukt dat, dan hebben we weer een stap voorwaarts gezet. Een van de doelstellingen is om minder blessures te hebben als we niet constant in het rood trainen. Je moet tot op de limiet trainen, niet erover, maar juist eronder.”

Dat was een van de problemen hier ?

“Neen, dat weet ik niet. Sommige blessures zal je altijd hebben, ook al train je honderd procent volgens het medisch boekje, zal ik maar zeggen. Je kan nog altijd je voet verstuiken of op drie plaatsen je enkel breken, of je je hartslagmeter nu aan hebt of niet. Maar qua overbelasting zou het beter moeten zijn.”

Doordat Frank Dauwen volwaardig assistent is geworden, kan jij meer superviseren.

“Hij gaat met video’s en wedstrijdanalyses werken. Dat maakt het allemaal interessanter. Maar dat gebeurde hier vorig jaar ook. Frank is daar stilletjes aan ingerold, heeft zich daar meer en meer op toegelegd. Maar dat hij mee het veld op gaat en analyses doet, dat is toch een stap voorwaarts volgens mij. Ik vind dat al een serieuze verandering. Het móét allemaal niet veranderen, want wat goed is – die zes jaar met mij, die twee met Herman en die met Jos(Heyligen, nvdr) ervoor – moet je niet altijd willen veranderen. Als je tien jaar in de eerste klasse kan meespelen, ben je goed bezig.”

Barry Hulshoff traint de beloften, van waaruit meer doorstroming moet komen. Hij kent Frank Arnesen, sportief manager bij Chelsea, nog uit zijn Ajaxperiode, zegt hij. Zal de samenwerking met Chelsea nauwer aangehaald worden ?

“Dat kan allemaal. We kijken uit en komt er iets, dan kan dat. Maar ik zie dat niet elk jaar gebeuren. Hij houdt zich nu vooral met de beloften bezig en probeert daar een degelijke ploeg uit te bouwen, wat niet zo simpel zal zijn. Ook dat is iets nieuws. Is dat ideaal voor de toekomst of niet, dat zal moeten blijken. Het is ook zo – en daar vergissen veel mensen zich in – dat je niet ieder jaar een lichting hebt waar je er drie, vier kan uithalen die klaar zijn om in de A-kern te komen, laat staan in de eerste ploeg. Ik hoop dat het in de toekomst gaat gebeuren, maar simpel zal het niet zijn. Daar ben ik me van bewust. Maar ik vind dat een hoofdtrainer zich niet te veel moet bemoeien met de jeugdwerking, want een hoofdtrainer is normaal gezien een passant.”

Herman Wijnants zei toen hij je naar Club Brugge moest laten gaan, dat hij je liever de rest van je trainerscarrière bij Westerlo zag. Had je dan niet meer verwacht dan een contract van drie jaar ?

“Neen, neen (lacht). Dat is ook niet nodig. Ik ben tevreden dat ik een contract van drie jaar heb en ik ben ook realistisch genoeg om te weten dat het ook korter kan duren, mocht het tegenvallen.”

Wat heb jij dat Herman Helleputte niet heeft ?

“Dat zal je aan Herman Wijnants moeten vragen (grijnst). We hebben van in het begin open kaart gespeeld. Hij weet dat ik tweehonderd procent recht in mijn schoenen sta en dat is het voornaamste. Ik heb gewacht om met Westerlo te praten tot hij bij Lierse getekend had.”

Jij hebt je uitstraling. Denk je dat je daaraan hebt ingeboet ?

“Helemaal niet.”

Bij Club Brugge heb je eens geantwoord : ‘De mensen kennen mij nu zo, láát het nu zo.’ Je leek bang dat je van je uitstraling zou verliezen.

“Maar ik veronderstel niet dat dat zo is. Wat mezelf betreft, denk ik dat ik nog altijd dezelfde ben gebleven. Ik denk niet dat ik daar een tikske heb gekregen.”

50 jaar

Een vriendenwedstrijdje zat er niet in voor je vijftigste verjaardag ?

“Spijtig genoeg niet, neen.”

Je hebt helaas ook forfait moeten geven voor die van Rinat Dassaevs vijftigste verjaardag.

“Dat was ook een beetje mijn eigen fout. Ik heb wat te lang gewacht om mijn visum aan te vragen. Dat is in orde gekomen, maar daarna zat het vliegtuig vol. Daarmee had ik geen rekening gehouden. Daar heb ik wel wat spijt van, want ik denk dat dat een heel plezierige belevenis had kunnen zijn. Dan had ik het nog eens gewaagd om te spelen, want normaal doe ik het niet meer. Ik heb vroeger kansen genoeg gekregen om zo’n Europese wedstrijden te spelen, maar dat heeft mij eigenlijk nooit geïnteresseerd. Nu had ik zoiets van : potverdorie, na zoveel jaren daar nog voor in aanmerking komen, met den Erik(Gerets, nvdr. ) nog eens drie dagen Moskou, dat had, zoals vroeger, plezierig kunnen zijn. Je komt dan nog eens jongens tegen die je al lang niet meer gezien hebt. Maar ja, ik heb een kleine misrekening gemaakt.”

Wat opvalt, is dat uit die gouden generatie van België maar weinig toptrainers zijn voortgekomen. Guy Thys kon veel aan de spelers overlaten omdat ze tactisch inzicht hadden, is altijd gezegd, maar als je ziet wie het allemaal níet gemaakt hebben aan de top als trainer…

“Ja, maar het is wel de generatie, denk ik, waaruit de meeste trainers zijn gekomen. Als je dan natuurlijk de categorie toptrainers neemt… Maar wat is een toptrainer ? Iemand die op het gepaste moment in de goeie club komt met de goeie spelers…”

Maar neem nu bijvoorbeeld Franky Vander Elst. Die heeft het ook niet gehaald. Hij mist de ‘drive’.

“Maar dat is altijd gemakkelijk gezegd. Het belangrijkste blijft dat je een goeie groep hebt, waar kwaliteit in zit én dat je dan een streefdoel zet waarvan je overtuigd bent dat het daarmee kan. Dán mogen ze je pakken en zeggen dat het niet goed was. Anders scheelt er iets.”

Hoe moet het nu verder met je carrière ?

“We gaan dat jaar per jaar bekijken. Als ik het geluk heb van hier die drie jaar uit te doen, zullen we zien hoe het verder evolueert.”

De meeste van je collega’s zitten op die leeftijd bij een topclub of zijn technisch directeur geworden.

“Of zijn trainer bij een gewone ploeg, zoals Westerlo. Zo simpel is dat, hé (lacht).” S

Door Raoul De Groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content