Pierre Bilic

Vier jaar lang was hij hoofdcoach van Standard, maar tegenwoordig bewijst Dominique D’Onofrio de club diensten als sportief directeur.

Zestig jaar geleden verliet Francesco D’Onofrio Suio di Castelforte, een magnifiek dorpje tussen Rome en Napels. Drie dagen later zette de trein hem af in België. In de steenkoolmijnen van Luik kon hij zijn dagelijks brood verdienen en daarbovenop nog geld naar zijn familie opsturen. Want in Suio di Castelforte werden de borden niet iedere dag gevuld.

Francesco D’Onofrio woonde acht jaar alleen in België. “Hij was nochtans getrouwd”, vertelt zijn oudste zoon Dominique, vorig seizoen nog hoofdcoach en nu sportief directeur van Standard. “Maar in die tijd was er nog geen sprake van gezinsherenigingen. Mijn vader zag zijn vrouw één keer per jaar, namelijk tijdens zijn betaalde vakantie. Enkele luttele dagen om uit te blazen en zijn nostalgie en heimwee te overwinnen. En negen maanden later kwam er dan een baby bij. Ikzelf ben geboren op 18 april 1954. Trek daar maar negen maanden van af en je weet genoeg. Trouwens, mijn broer is ook in april geboren, zij het twee jaar later.”

In Suio di Castelforte kon op dat ogenblik niemand bevroeden dat de naam D’Onofrio nog zou opklinken in de wereld van de sport. “Mijn vader voelde zich niet speciaal aangetrokken door voetbal”, aldus Dominique D’Onofrio. “Hij was meer een musicus. Hij kon prachtig op de mandoline spelen. Dat heb ik pas ontdekt nadat ik in België was beland. Ik was toen vier jaar. Mijn vader had toen een werkmanshuisje in Ans op de kop getikt. Weet je dat ik toen nog nooit sneeuw had gezien ? Wat een feeëriek verschijnsel. De Italiaanse families verbroederden geregeld, er heerste tussen de arbeiders een formidabele solidariteit. Als het feest was, werd de tafel versierd en vloeide de chianti rijkelijk. Op de duur was iedereen aan het zingen. Dat was fantastisch. Papa pakte zijn mandoline, anderen tokkelden op een gitaar. We waren zo arm als de straat, maar iedereen was gelukkig. Mijn vader wilde dat ik muzieklessen volgde. Ik ben twee of drie keer geweest maar ik had toen al meer belangstelling voor voetbal.”

Met de auto naar Italië

De jaren verstreken, het leven vergemakkelijkte. In de jaren zestig kon het gezin D’Onofrio zich zowaar een klein autootje veroorloven. Een wagen was toen synoniem voor een zekere welstand. Niets gemakkelijker bovendien om jaarlijks op vakantie te trekken naar Suio di Castelforte. Napels lag maar tachtig kilometer verder, de eilanden Capri en Ischia bevonden zich dichtbij. Enzovoort.

“Het dorp”, vertelt Dominique D’Onfrio, “lag een beetje in de bergen, bij mooi weer konden we zestien kilometer verder de zee zien blinken. Nu, dertig jaar geleden was die jaarlijkse tocht naar Italië toch telkens een hele expeditie. De auto zat telkens volgepropt. Er waren nog geen autosnelwegen, er leek geen einde te komen aan de reis naar ons dorpje, en we moesten dwars door de grote steden rijden. In die tijd moest je nog geen theoretisch of praktisch examen afleggen om een rijbewijs te bemachtigen. Mijn vader was zijn rijbewijs gewoon gaan ophalen in het gemeentehuis. Hij reed 48 uur aan een stuk. We gaven hem kauwgom, sigaretten en hij reed en reed en bleef maar rijden en werd met de kilometer meer gespannen en uitgeput. Na die tocht had hij twee dagen nodig om zich ervan te herstellen. Zodra ik met de auto kon rijden, nam ik tijdens die reizen ook achter het stuur plaats.

“Een van mijn zusters woonde jarenlang in het ouderlijke huis in Italië. Papa had al een paar verwittigingen gekregen en het was in Suio di Castelforte dat zijn hart het definitief begaf. We hebben hem begraven op het kerkhof van het dorp. Zo zou hij het ook hebben gewenst. Hij heeft alles voor en aan zijn familie gegeven en ik betreur het dat hij onze goede momenten en onze successen niet heeft kunnen meemaken. Papa zou zeer trots op ons geweest zijn. Mijn moeder is onlangs overleden. Zij heeft haar huisje in Ans de laatste jaren niet meer verlaten. Dat was haar universum. Het voetbal interesseerde haar niet overdreven veel.”

De magie van Standard

Drie zonen had het gezin D’Onofrio : Dominique, Luciano en de jongste, Claudio, die in België werd geboren en omkwam in een verkeersongeval. Voetbal lag helemaal vooraan in hun belangstellingssfeer. Dominique voetbalde bij Ans, maar hij ging kijken naar het voetbal op Rocourt, zakte af tot in Tilleur, reed met de fiets naar Sclessin. Luciano en Dominique mochten zelfs testen bij Standard. De bekende conditietrainer Maurice Lempereur zag hen aan het werk op het oude sintelveld, vond dat ze wel potentieel hadden, maar de transfers gingen uiteindelijk niet door.

“Ik weet niet waarom”, zegt Dominique D’Onofrio. “En ik lag er toen ook niet wakker van. Ik amuseerde me goed bij Ans. Wel bleef Standard als een rode draad door mijn leven lopen. De beroemde verdediger Léon Jeck was afkomstig van Ans en werd een persoonlijke vriend.”

“Ik ging zeer graag naar het voetbal op Rocourt en in Tilleur kijken”, vervolgt D’Onofrio. “Maar Standard, dat was een andere dimensie. Het was de grootste club uit de regio. Die club had iets ontoegankelijks en straalde tegelijkertijd een onweerstaanbare magie uit.”

Roger la Honte

Bij Standard liep ook het idool van Dominique D’Onofrio rond. ” Roger Claessen. Wie Roger Claessen heeft gekend, zal hem nooit vergeten. Hij was de incarnatie van de regio, van de rebellie van de jongeren, van rock-‘n-roll, van schoonheid, elegantie en intelligentie. Een baanbreker, de James Dean van het Luikse voetbal. Als hij een Engelsman of een Italiaan was geweest, dan zou Roger Claessen de wereld hebben veroverd. Alle jonge Luikse voetballers identificeerden zich met hem. Ook ik. Ik speelde zelf als spits en ik wilde voetballen zoals hij : met spectaculaire schoten, heersend in de lucht, elke weerstand overwinnend.

“Een hart van goud bovendien. Later kreeg ik per toeval de kans om Roger Claessen goed te leren kennen. Luciano speelde met hem samen bij Bas-Oha, in de derde klasse. Ik had toen die club al verlaten. De grote Roger Claessen kwam dan Luciano bij ons thuis oppikken. Terwijl hij op mijn broer wachtte, babbelde hij met mijn moeder. Hij was onvoorstelbaar vriendelijk en hij kende wat van Italië. Een buitengewoon gecultiveerd man, ik denk altijd ontroerd aan hem terug.

“Op het einde van zijn leven baatte hij in Ans een café uit, le Havre du Poète. Hij heeft geleefd en hij is gestorven als een artiest. Roger-la-Honte was zijn bijnaam. Hij had het niet altijd gemakkelijk maar zijn glimlach zal altijd tot de geschiedenis van Standard behoren.”

Slijk in plaats van lof

In 1988 werd Luciano D’Onofrio de grote patron van Standard, toen André Duchêne geleidelijk afstand van het voetbal nam. Samen met de erg omstreden Jean Wauters had de industrieel uit Strée de club voor een catastrofe behoed nadat in 1984 het omkoopschandaal Standard-Waterschei was losgebarsten. Met Robert Louis-Dreyfus beschikte Luciano D’Onofrio over belangrijke financiële steun. Standard begon aan een nieuwe periode : met hoogten en laagten maar aldoor met de ambitie om uit te groeien tot een moderne club.

Dominique werd door Tomislav Ivic opgenomen in de technische staf. Hij had zijn strepen verdiend als trainer van tal van clubs uit de regio – van in de provinciale reeksen tot en met de derde afdeling – en werd bij Standard belast met de conditionele opbouw van geblesseerde spelers. Geleidelijk steeg hij op Sclessin in rang. Verantwoordelijke voor de scouting, assistent-trainer en hoofdtrainer toen hij in het nog prille seizoen 2002/03 de doorgestuurde Robert Waseige verving.

Vier jaar lang leidde Dominique D’Onofrio de eerste ploeg van Standard en hij volgde daarbij de filosofie die hij samen met Michel Preud’homme fijn had gesteld. Het team moest taille hebben, moest vlug offensief kunnen omschakelen en tactisch uitvoerig kunnen variëren. Stilaan herwon Standard de glorie van weleer, raakte weer in de buurt van Anderlecht en Club Brugge en mogelijk had het vorig seizoen de landstitel behaald indien Sérgio Conceição geen stomme stoot had uitgestoken. Hoe dan ook kwalificeerde Standard zich voor de laatste voorronde van de Champions League.

Hoe kijkt Dominique D’Onofrio daarop terug ? In zekere zin : gefrustreerd. Hij kreeg bij het publiek en in de media nooit het krediet waarvan gewezen voetbalvedetten die trainer worden, wél genieten. Nochtans : “Ik heb als trainer mijn stempel op Standard gedrukt. Met de resultaten die ik behaalde, zouden anderen met louter lof overladen worden. Maar die eer werd me niet gegund.”

In plaats van loftuigingen kreeg Dominique D’Onofrio modderkluiten naar zijn hoofd. Op de laatste speeldag van de competitie had Standard nog een waterkansje op de titel, maar het werd thuis geklopt door Gent. Toch werd het podium uitgerold, want de kwalificatie voor de Champions League was een feit, maar toen D’Onofrio dat als allereerst betrad – van wie was dat onzalige idee ? – bekogelden de supporters hem met slijk en bier.

Chaos en logica

Dit gebrek aan respect raakte hem zwaar. Van een eventuele verlenging van zijn contract als hoofdcoach met één jaar wilde Dominique D’Onofrio na die blamage niet meer weten. Enkele weken later nam Standard Johan Boskamp in dienst en werd Dominique D’Onofrio sportief directeur.

“Ik zit tot over mijn oren in het werk en zo heb ik het graag”, zegt hij. “De Académie Robert Louis-Dreyfus is een enorme troef voor de toekomst. Ons sportcentrum laat zich vergelijken met het beste wat op dat vlak in Europa voorhanden is. Op het niveau van de jeugdwerking superviseer ik alles. Ik heb werkcellen opgericht rond Tomislav Ivic. Dat is een geweldige man die zijn rijke bagage deelt met al zijn medewerkers. Ieder kent zijn job en we willen de basis van de club verbreden, dus meer en meer jongeren aantrekken.

“Wat de profs betreft, volg ik de ontwikkeling in Bois Saint-Jean op de voet. Ik ben er als Michel Preud’homme me nodig heeft. Toen ik coach was en hij technisch directeur, liet hij me in alle sereniteit werken. Nu we van rol hebben gewisseld, ben ik net hetzelfde van plan. Aanvankelijk lag het in de bedoeling dat ik Michel zou bijstaan in zijn job als sportief directeur en zo alle knepen van het werk onder de knie zou krijgen.”

Omstandigheden beslisten er anders over. Dominique D’Onofrio : “In Brussel hebben ze wel de ideeën van Michel overgenomen, maar anderen hebben de interessante postjes bezet. Terwijl Michel het Belgische voetbal zoveel diensten heeft bewezen. Toen duidelijk werd dat het met Boskamp niet zou lukken, begreep ik meteen dat Michel zijn ideale opvolger zou zijn. Het was een en al chaos. De keuze van het bestuur was de logica zelf. Het gevolg was wel dat ik al het werk van Michel kreeg. Waardoor ik ook veel op reis ben voor Standard.”

PIERRE BILIC

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content