Amper twee jaar geleden noemde men hem in de tweede klasse nog minzaam ‘Çoike’, maar tegenwoordig is François Sterchele hot in België. ‘Çoike’ werd ‘Sterkélé’. ‘Ik hou wel van verandering, eigenlijk.’

Pardon ? ‘ Bonjour … laat na de beep je naam, ge- slacht, burgerlijke staat en lichaamsmaten achter en misschien bel ik je binnen een uur, dag of week terug.’ Welkom op de voicemail van François Sterchele : levensgenieter, grappenmaker, playboy en tussendoor ook veelscorende spits bij Germinal Beerschot. In de woonkamer van zijn Antwerpse appartement prijkt een paars-wit truitje … van Fiorentina. Meer bepaald van Luca Toni, een van Sterchele’s grote inspiratiebronnen (zie ook het handgebaar dat hij maakt na ieder doelpunt). “Gekregen van de supporters”, zegt Sterchele. Het is niet gehandtekend, maar dat komt nog. “Wellicht gaat Toni voor Bayern München spelen, ik vraag bij de nationale ploeg wel eens aan Daniel Van Buyten dat hij mijn truitje meeneemt.” Het toont aan in welke mate de efficiëntste Belgische spits van het moment zich, ondanks de flair en zelfverzekerdheid die hij uitstraalt, toch nog underdog voelt. Misschien komt daar na deze zomer wel verandering in, wanneer Sterchele voor een topclub gaat voetballen. Keuze genoeg voor de 25-jarige Waal : Anderlecht, Standard, Club Brugge en misschien zelfs Genk wanneer Kevin Vandenbergh daar zou vertrekken.

François Sterchele : “Ik woon graag in Antwerpen. Hier heerst een beetje de sfeer van Luik. Enkel in Charleroi, het Zwarte Land, was het wat moeilijker om me thuis te voelen. Ik heb al zowat overal in België gewoond, ik hou wel van verandering, eigenlijk.”

Je wordt bij zowat alle Belgische topclubs genoemd.

“De beslissing valt pas na de laatste speeldag, maar ik wil er meteen bij zeggen dat het me niet zou tegensteken bij Germinal Beerschot te blijven. Mijn contract loopt nog drie jaar, vertrekken is geen obsessie. Maar als zowel de club als ik er beter van word, zullen we wel weer zien.”

Het zijn vooral Belgische clubs die hun interesse uitspreken. En het buitenland ?

“Er is interesse uit het buitenland, maar minder concreet dan uit België.”

Volgens je ploegmaat Kevin Roelandts is het tijd dat je vertrekt, want alles gaat te makkelijk voor jou op training, vindt hij. Je zou jezelf te weinig pijn moeten doen nu.

“Ik kijk uit naar telkens nieuwe uitdagingen. Bij Charleroi voelde ik aan het eind van het eerste seizoen dat ik nood had aan iets nieuws. Maar bij Germinal Beerschot voel ik me momenteel goed, dus waarom zou ik niet blijven ?”

Omdat je de laatste jaren al elk seizoen van club veranderde ?

“Ik zoek dat niet bewust, maar telkens kon ik een stap vooruit zetten. Financieel én sportief.”

Of je haat routine ?

“Misschien wel. Je mag het ook niet onderschatten, hé, elk jaar opnieuw verander je van omgeving en dien je weer nieuwe vrienden te maken en je mentaliteit te veranderen. Gelukkig heb ik daar weinig problemen mee, mijn aanpassing verliep altijd heel natuurlijk. Ook als kind was dat al zo. Indertijd bij Kelmis, dat in Duitstalig België ligt, was het evenmin evident om als Luikenaar te aarden. Op dat gebied ben ik een echte Belg, ik schuim alle regio’s af.”

La bella Italia

Maar je roots liggen in Italië, zeg je zelf.

“In de eerste plaats ben ik Belg, daarom droeg ik ook het shirt van de Rode Duivels, maar de roots van mijn familie liggen in Italië. Sommige trekjes zie je misschien terug in mijn spel, in het discussiëren met de scheidsrechters bijvoorbeeld. ( grijnst) Of in mijn eetgewoontes : de Italiaanse keuken, heerlijk ! En in mijn passie voor AC Milan, natuurlijk.”

In de loop van dit seizoen vroeg je om je naam anders uit te spreken, namelijk ‘Sterkélé’, op zijn Italiaans, in plaats van ‘Ster- sjèl’, op zijn Frans. Waarom ?

“Bij Charleroi werd mijn naam ook al zo uitgesproken, omdat er in die streek veel Italiaanse supporters wonen. Maar bij Germinal Beerschot vroegen de journalisten mij ineens waarom dat zo uitgesproken moest worden. Enkel bij Leuven noemde men mij ‘Stersjèl’, of ‘Çoike’. Die bijnaam vond ik eigenlijk nog wel passen. Zowel bij mij als bij de familiariteit die binnen die club heerste. De Italiaanse uitspraak van mijn achternaam is ook een soort hommage aan mijn Italiaanse grootvader, die ik nooit gekend heb. Hij emigreerde destijds naar België om hier in de mijnen te werken, maar hij stierf nog voor ik geboren werd.”

Ben je al op zoek gegaan naar je roots in Italië ?

“Ja, vroeger ben ik zeven jaar op rij met vakantie naar Rimini getrokken, de streek waar mijn grootvader opgroeide. Een kwestie van de band met mijn verre afkomst niet te vergeten.”

Wat voor een regio is het ?

“Ben je er nooit geweest ? Zonde jongen, koop een ticket en neem het eerstvolgende vliegtuig ! Nee serieus, de streek is vooral gekend voor zijn stranden.”

Woont er nog familie ?

“Ja. Nonkels, tantes, neven. Maar nu ben ik er eigenlijk al een tijdje niet meer geweest. C’est impossible.”

Een voetbalfamilie ?

“Neen. Niemand van de oudere generatie speelde ooit voetbal, enkel mijn grootvader van moeders kant was geïnteresseerd in het spelletje.”

Talent & geluk

Je kwam pas op je 23ste op het hoogste niveau kijken, dat is laat.

“In het hedendaagse voetbal zie je nog weinig tieners doorbreken, tenzij ze gevormd zijn bij grote clubs zoals Standard. In de jeugdcategorieën zat ik eigenlijk heel vaak op de bank. Ik was nogal klein en frêle, tot ik op een jaar plots twaalf centimeter groeide. Vanaf dan mocht ik alle wedstrijden meedoen. Achteraf bekeken was het misschien niet slecht dat ik zo laat doorbrak. Op die manier ben ik nu, op mijn 25ste, niet helemaal versleten. Ik ben, denk ik, frisser.”

Frisser dan de anderen van jouw leeftijd ?

“Goh … als je bijvoorbeeld naar de carrière van Jurgen Cavens kijkt : die draait op zijn 28ste al meer dan tien jaar mee in het topvoetbal, het lijkt me normaal dat je zoiets in je lichaam voelt. Topvoetbal zorgt voor blutsen en builen. Niet voor niets werd hij al tweemaal geopereerd, een keer aan de knie en een keer aan de enkel, terwijl ik nog nooit een zware blessure opliep.”

Toen je op je zestiende ineens een groeischeut kreeg, besefte je toen : ik word profvoetballer ?

“Neen, al veel vroeger. Ik heb nooit zomaar gevoetbald om te voetballen. Ik geloofde in mijn toekomst. Mijn grootvader volgde me overal, zelfs in de periodes dat ik steeds op de bank startte en vijf minuten voor tijd mocht invallen.”

Al twijfelde ook hij aan je toekomst als profvoetballer toen hij je op de training verstoppertje zag spelen tijdens de loopoefeningen.

“Ja, dat was samen met Marco Ingrao. Dan doken we achter een boom om zo een rondje over te kunnen slaan. Ik haatte rondjes lopen. Profvoetbal is een serieuze aangelegenheid, maar er moet voldoende ruimte voor amusement zijn.”

Overal waar je passeerde, sta je bekend als een levensgenieter en pleziermaker. Nooit gedacht : François, nu moet je toch wat serieuzer worden om de top te halen ?

“Neen, waarom ? Als ik te veel ga nadenken, zal dat mijn spel niet ten goede komen. Ik heb het nodig om speelvreugde te beleven, dan durf je veel meer op een veld.”

En de druk van de media ?

“Welke druk ? Ik houd dat allemaal op een afstand. Ik heb nog nooit in mijn leven druk gevoeld.”

Zelfs nu niet, met al die transferspeculaties ?

“Maar neen. Als die transfer er komt, is dat goed ; als ik bij Germinal Beerschot blijf, is dat even goed. Geen probleem.”

Wanneer besefte je dat er iets uit je voetbaltalent te halen viel ?

“Toen ik als twaalfjarige van een club uit provinciale naar FC Luik overstapte. Dat wilde toch zeggen dat er bepaalde mensen iets in me zagen, zelfs al was ik klein. Ik speelde op het middenveld, als nummer tien. Ingrao was daar ook bij.”

Uitgerekend de twee gasten die verstoppertje speelden op training, staan nu in de eerste klasse.

“Ja, dat klinkt redelijk paradoxaal. Je hebt talent en geluk nodig om de top te halen. Meer moet je daar niet achter zoeken.”

Diep ademhalen maakt cool

Je blijft ongedwongen omgaan met je carrière, maar je moet het natuurlijk nog altijd bewijzen op een hoger niveau. Je debuut bij de Rode Duivels was al een eerste test.

“Dat klopt. Maar ik weet dat het mij niet zal veranderen indien ik bij een topclub speel. Ik kan dat aan. In Portugal raakte ik uiteraard even onder de indruk van de 50.000 supporters die tégen ons schreeuwden, maar eens je bezig bent, zet je dat van je af.”

Je miste wel meteen een reuzenkans, toch niet lichtjes nerveus ?

“Dat overkomt zelfs de beste spitsen ter wereld. Na die misser heb ik rustig mijn wedstrijd verder gespeeld en nadien kon ik me nog een paar keer tonen. Dat is juist mijn kracht. Anders had ik voor de rest van die match geen bal meer geraakt. En wees gerust, ik zal in de toekomst nog kansen missen. Dat hoort erbij voor een aanvaller.”

Volgens Jerko Tipuric heeft scoren veel te maken met de ademhaling van een spits wanneer hij voor doel verschijnt. Van Jurgen Cavens bijvoorbeeld zag hij op de televisiebeelden dat die te snel ademt bij een doelkans.

“Men heeft mij altijd verteld dat ik indruk maakte op de tegenstanders door zo kalm te blijven voor doel, maar ik denk niet bewust aan mijn ademhaling op zo’n moment. Dat zit in je genen, volgens mij kan je dat niet aanleren.”

Jurgen Cavens is een getalenteerde spits, maar mentaal nogal broos. Probeer jij hem, met al je zelfvertrouwen, te helpen ?

“Wanneer Jurgen in het begin van de wedstrijd een kans mist, wordt het voor hem moeilijk om een goede partij te spelen. Dat weet je. In de match houd ik rekening met zijn mentale broosheid en zal ik opletten wat ik zeg en probeer ik positief te zijn. Op training doe ik net het omgekeerde, dan jen ik hem met de kansen die hij mist. Dan zie je hem panikeren … ( lacht) en roept de trainer meteen : ‘François, rustig !’ Ik lach daar graag mee …”

Passeren zoals Riquelme

Tijdens de voorbereiding van dit seizoen verwachtte je veel van het samenspel met Daniel Cruz. Daar hebben we al bij al nog maar vrij weinig van gezien.

“Omdat we te weinig dicht bij elkaar konden spelen. We stonden steeds te ver van elkaar. Op training zag je nochtans dat het klikte. Spijtig dat Cruz, Cavens en ik niet wat vaker konden samenspelen, want ik denk dat het een sterk offensief trio zou zijn. Ik speel liefst met twee aanvallers, waarbij ik kan zwerven rond een diepe spits. Zoals tegen Club Brugge, waar je zag dat Cavens en ik elkaar blindelings vonden.”

Waarom speelde Germinal Beerschot zo’n wispelturig seizoen ?

“Omdat we in onze thuiswedstrijden geen antwoord vonden op de defensieve instelling van onze tegenstanders. Ploegen als Lokeren en Lierse bijvoorbeeld toonden geen enkele intentie om eruit te komen.”

Dat maken ze bij Anderlecht, Club Brugge, Standard en Genk elke week mee.

“Dat besef ik, maar daar ben je omringd door vier of vijf spelers die iets kunnen forceren.”

Eind september, in de thuiswedstrijd tegen Moeskroen, etaleerde je een bijzondere passeerbeweging : bal stoppen en die dan in een draaibeweging met de hiel meenemen. Afgekeken van Riquelme. Ik heb de indruk dat die dribbel je populariteit enorm ten goede kwam. Sindsdien was je elke week de ’talk of the town’.

“Dat klopt. Ineens werd ik het idool van het publiek, de supporters op het Kiel houden van spectaculaire voetballers. De Argentijnen noemden mij op training al Riquelme. Ik had die beweging al heel vaak geoefend, ik wist dat ik ze ooit zou uitvoeren. In die wedstrijd voelde ik me goed en we stonden ook al op een veilige voorsprong. Daarom kon het. Op training probeer ik altijd fantasietjes uit, daarvoor dient een training toch ? Het houdt bovendien je techniek scherp.”

Nog iets in petto voor de laatste wedstrijd ? Germinal Beerschot heeft toch niets meer te winnen of te verliezen.

“We kunnen nog punten pakken. Trouwens, ik zal je niet zeggen waar ik tegenwoordig op oefen, want dan weten de tegenstanders het al, hé. ( lacht) Ik hoorde van een aantal supporters dat die dribbel me heel wat respect opleverde. Niet veel spelers in België durven zoiets te doen. Er zijn er veel die het kunnen, maar die hebben schrik om zich belachelijk te maken als het mislukt. Het heeft te maken met vertrouwen. Kijk naar wat Hassan elke week brengt, of Boussoufa, die tegen Genk op de bal ging staan. J’aime ça. Al begrijp ik dat verdedigers er een hekel aan hebben. ( grijnst) Maar zulke acties lokken de mensen naar het stadion.”

Nieuwjaarsdip

Je pakte dit seizoen ook al acht gele kaarten. Da’s toch wat veel voor een aanvaller, niet ?

“De scheidsrechters trekken nu veel sneller een kaart wanneer ze denken dat je je liet vallen. Dan vraag ik me af : waarom zou je dan nog een-tegen-eenduels aangaan als aanvaller. Je riskeert bijna elke keer een gele kaart. Alles hangt af van de kijk van één man.”

Je staat wel te boek als een komediant, als een ‘duiker’.

“Als ik werkelijk zo’n sublieme acteur zou zijn, dan had Germinal Beerschot dit seizoen toch meer dan twee strafschoppen gekregen, niet ? Ik merkte duidelijk dat er dit seizoen andere richtlijnen zijn gesteld aan de scheidsrechters. Ik kan moeilijk kalm blijven wanneer ik onrechtvaardigheid bespeur. Binnen de familie krijg ik daarvoor ook vaak op mijn kop. Ik zal er toch rekening mee moeten leren houden, want door die gele kaarten loop ik schorsingen op en het zou stom zijn om zo’n topaffiche te moeten missen.”

Nog iets typisch Sterchele is het dipje na de winterstop dat je blijkbaar elk jaar weer doormaakt. Guido Brepoels, je vroegere coach bij Oud-Heverlee Leuven, wees daar al op.

“Dit keer was het minder dan andere seizoenen. Mijn mindere vorm viel altijd samen met een dipje van de hele ploeg. Maar bij Charleroi was dat zeker het geval : ik maakte acht goals in de heenronde en slechts één in de terugronde. Voor zo’n terugval was ik dit seizoen heel beducht. Daarom ben ik in december op vakantie gegaan, zo kon ik eens even het hoofd leeg- maken.”

Voor dit seizoen stelde je twee doelen voorop : negen keer scoren en Rode Duivel worden. Missie geslaagd ?

“Vast en zeker, al had ik mee in de top van het klassement willen spelen. Individueel gezien ben ik tevreden over mijn campagne, maar op collectief gebied was het onvoldoende. Vooral de vroege bekeruit- schakeling tegen KV Mechelen kwam hard aan. We eindigen ook niet in de top vijf, dat is een ontgoocheling.”

Je zat al voor de winterstop aan je negen goals, heb je jezelf toen een nieuw doel gesteld ?

“Neen, het mag geen obsessie worden. Ik ben geen egoïst.”

Merci Jacky

In de lagere reeksen was je volgens je ex-trainers het gevaarlijkst wanneer men je een hele wedstrijd niet zag, terwijl je nu door onder meer Aimé Anthuenis een moderne spits wordt genoemd die veel beweegt.

“In de lagere reeksen liep en werkte ik minder. Ik rekende erop dat de verdedigers me zouden vergeten en dat ik ze zo zou kunnen verrassen. Maar dat lukt in de eerste klasse niet meer. Het zijn slimmere verdedigers, je moet meer tussen de lijnen leren lopen. Jacky Mathijssen heeft me bij Charleroi meermaals op de flank geposteerd, juist om mij te leren mee te verdedigen en beter tussen de lijnen te laten lopen. Ik heb veel van mijn evolutie te danken aan Mathijssen. Achteraf bleek dat hij me al volgde van toen hij nog Sint-Truiden trainde en ik bij Kelmis voetbalde.”

Ook René Vandereycken volgde je blijkbaar al van in de lagere reeksen.

“Ah, dat wist ik niet. Ik was wel op de hoogte van de interesse van Genk en andere eersteklassers toen ik bij OH Leuven speelde.”

Jacky Mathijssen wordt volgend seizoen trainer van Club Brugge …

“Proficiat, dik verdiend.”

Je voelt ons al komen : verandert dat iets aan jouw toekomst ?

“Ach, we zien wel, momenteel is er niets concreet.”

We kunnen maar proberen, hé.

( lacht) “Dat mag.”

door matthias stockmans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content