Bosko Balaban (36) is een van de sleutelfiguren tijdens de verovering van de laatste titel (2005) en laatste beker (2007) van Club Brugge. Na een laatste kunstje in Maleisië zoekt hij nu een andere weg in het voetbal.

Zagreb, Kroatië, een maandagmiddag begin maart. Zacht en bewolkt, zo’n 14 graden. In de verte een bergrug, in de winter skigebied, op rijafstand van de hoofdstad. Sinds 1 juli 2013 is dit land lid van de Europese Unie, maar met euro’s valt nog niet te betalen. Het is Europa, maar ook weer niet. Een land in transitie, met een problematische economie. Op de terugvlucht via München lezen we in een Duitse krant dat het minimumuurloon in Kroatië iets meer dan twee euro bedraagt. In België verdienen we minimaal net geen vijf keer meer. Omgerekend naar maandloon kom je in Kroatië op minder dan vijfhonderd euro uit. Daarmee zitten de Kroaten in een grote groep met Oost-Europese regimes. Wel veel luid gemanifesteerde trots hier, overal de geblokte vlag.

Zagreb is een opgepoetste stad, met een mooi historisch hart. Nog geen verkeersinfarct, veel terrasjes in de binnenstad. Veel gegadigden ook, nergens een zitje vrij. ’s Anderendaags is het zonnetje op de afspraak en kan bij gekletst worden. Bomen zijn nog kaal, en het gras eerder bruin dan groen, maar de lente lonkt. Opvallend, er wordt nog veel gerookt, koffie gedronken en veel op de smartphone getokkeld. Lage lonen of niet, hier zijn ze mee met de digitale evolutie.

Opvallend: een oude, maar mooi geklede vrouw, opgemaakt zelfs, scharrelt in een vuilnisbak.

Onze fotograaf is een Sloveen, Primus. Als we naar het koffiehuis wandelen waar we hebben afgesproken met Bosko Balaban, herkent hij op straat een grijze meneer, die keuvelend met een vriend voor ons loopt. Ivo Josipovic, geen halve maand geleden nog president van dit land. Als we hem passeren, knikken we beleefd. De man, in een vorig leven componist, lacht terug.

We vragen aan Balaban hoe zijn land eraan toe is, alles lijkt zo rustig. Europa heeft geen welvaart gebracht, blijkt na anderhalf jaar. Kroatische bedrijven kunnen de concurrentie met de rest van Europa niet aan. Te veel mensen hebben weinig of niets omhanden. De kust leeft, is makkelijk bereikbaar, maar toeristen komen slechts een paar maanden per jaar. Dan, merkt hij, zijn er zelfs seizoenarbeiders. Italianen. Ook daar is het crisis.

Balaban groeide op aan de kust, in de buurt van Rijeka, als zoon van een havenarbeider. Zonder voetbal zou dat ook zijn job geworden zijn. Hij heeft er nog een huis, in Opatija, maar wonen doet hij in Zagreb. Met zijn vrouw Iva heeft hij drie kinderen. Eentje van twaalf, eentje van zeven en eentje van drie. De middelste is een jongen, die bij Dinamo voetbalt. Bij het wegrijden van het stadion van die club kruisen we Davor Suker. Ze wisselen een paar woorden, de ex-ploegmaats bij de nationale ploeg. Suker is nu bondsvoorzitter. Vlak bij het Maksimirstadion pompt Suker met zijn bond geld in een nieuw oefencentrum voor de nationale ploeg. Het zal een schril contrast vormen met het oude stadion dat al een decennium lang work in progress is. Er is één nieuwe tribune, maar de rest is bouwval. Club en stad liggen al jaren in ruzie over de financiering. Het enige goeie nieuws is dat het met de corruptie beter is gesteld, zegt Balaban. Sinds gewezen premier Ivo Sanader in 2012 tot tien jaar cel werd veroordeeld voor het aanvaarden van steekpenningen, zijn ze hier iets voorzichtiger geworden.

Surfend op de golven van het modernisme heeft Iva net een shop geopend, klinkt het enthousiast. Een webshop. Trots laat hij de website zien: www.journal.hr. Glossy, modern, een magazine op het net, met columns en reportages en allerlei fraais dat te koop is. “Net gelanceerd, we zullen zien wat het wordt.”

Comeback van Degryse

Ook hij is net gelanceerd, als spelersmakelaar. Zijn laatste club als voetballer was een Maleisische. Selangor FA, in een van de buitenwijken van Kuala Lumpur. Het land kende hij al, van vakantie. Balaban: “Toen ik nog in Brugge speelde, had ik aanbiedingen uit Rusland, Qatar en Japan. Altijd afgeslagen. Maar dit leek wel wat, in mijn nadagen.”

Hij golft graag, op dat vlak was dit een droombestemming. “Ze golven er zelfs ’s nachts. Onder kunstlicht. Overdag was het te heet. Dat vond ik ook het lastigste aan het voetbal. Het opnemen tegen kleine, vinnige mannetjes die geen last hadden van de vochtigheidsgraad die soms 95 procent bedroeg. Een marteling. Eén jaar was voldoende.” Zo kwam in 2012 aan een carrière van iets meer dan een decennium een einde. In 216 wedstrijden op het hoogste niveau zou hij 79 keer tot scoren komen, alleen in de Premier League lukte het niet. Nochtans had Aston Villa in 2001 zes miljoen pond voor hem betaald. Hij zou er nooit in de basis starten, en uiteindelijk in de top vijftig van de slechtste transfers ooit in Engeland belanden. Een lijstje van de Times, dat hem op nummer 41 zette. Het had dus nóg slechter gekund…

Vandaag probeert hij een nieuwe carrière uit. Hij wilde in het voetbal blijven, maar niet als coach, ondanks het feit dat hij een diploma heeft. “Dat is te veel stress! Je bezighouden met twintig man en op het einde van de dag is iedereen ongelukkig. Liever makelaar of sportdirecteur voetbal. Dat is het uiteindelijke doel. Maar eerst wil ik alle aspecten van het vak leren kennen. Daarom wil ik een tijdje werken als makelaar, om het onderhandelen van contracten onder de knie te krijgen. Je kan niet van ex-speler naar sportief directeur overstappen.”

Gaat hij Marc Degryse achterna? Want die is er intussen alweer uitgestapt en werkt nu voor tv en de krant, vertellen we hem. Balaban: “He should come back. Marc had een goeie visie, een neus voor talent. Het probleem is dat het lot van een sportdirecteur ook van de resultaten afhangt. Je maakt een paar foutjes en je ligt buiten! Terwijl het zo moeilijk is, zeker in clubs met een beperkt budget. Een paar fouten maken is rap gebeurd. En dan zit een club snel in de problemen. Ik snap ze wel. Zvonimir Boban werkt voor Sky, vanuit Milaan. Iedereen wil dat hij voorzitter van de voetbalbond wordt, maar hij heeft geen zin. Hij steekt nul komma nul cent in ons voetbal.”

Hoe zou hij het zelf aanpakken als sportdirecteur?

Peinzend: “Hangt ervan af met welke club je bezig bent. Een topclub kan zich een ongewone coach veroorloven, omdat die spelers zo goed zijn. Maar die experimenten in België met Spanjaarden of nu in Genk met een Schot, dat werkt niet. Voor een trainer geldt maar één ding: direct resultaat. Iemand die de competitie niet kent, heeft altijd een paar maanden aanpassing nodig.”

Dat het sinds de komst van Michel Preud’homme in stijgende lijn gaat met Club Brugge verrast hem daarom niet. “Een trainer die de Belgische competitie kent, dat kan niet anders dan werken.” Hij maakt zich alleen wat zorgen over de geslonken voorsprong. “Anderlecht is dicht genaderd. Ik hoop dat Club het niet meer uit handen geeft. Aleksandar Mitrovic? Veel power. Maar hij moet toch wat ‘bewegingen’ leren. Hij doet alles nog te veel op kracht. Dat is een sterk punt, maar als hij in een grote competitie komt, gaat hij toch nog iets extra’s moeten doen.”

Filosofie van de makelaar

Voorzichtig zet hij dus nu zijn eerste stappen als makelaar, in samenwerking met vrienden. Met de hulp van Dejan Veljkovic bracht hij Edin Cocalic naar KV Mechelen. Andrej Kramaric vond met zijn hulp onderdak bij Leicester City. “Nu leg ik vooral veel contacten, met het oog op de zomer.”

En, is het een leuk wereldje?

“Eerlijk? Nee, ik vond het leuker toen ik nog speler was. Er zijn te veel mensen bij betrokken. Mensen die er iets van kennen, maar ook veel die er niks van kennen, die alleen in dit wereldje zitten vanwege de ‘cijfertjes’.” Wat is zijn filosofie? Hoe belangrijk zijn voor hem die cijfertjes? Balaban: “Ik wil geen speler zetten bij een ploeg waar hij nog niet thuishoort. Geloof me, dat gebeurt de hele tijd. Makelaars die zich geen bal aantrekken van iemands carrière, maar op een kunstmatige manier het salaris optrekken.”

Waar hij zijn handen van af wil houden, is van het transfereren van jongeren. Balaban: “Ben ik tegen. Jonge Kroaten genoeg die willen verhuizen, nog voor ze één stap hebben gezet in een A-ploeg. Ik vind dat geen goeie situatie. Vragen genoeg van ouders die een zoon hebben met een beetje talent. Ze willen naar Frankrijk, België, Duitsland… Dan antwoord ik: waar sta je dan? Kinderen moeten kunnen voetballen, in hun eigen omgeving. Eerst hier, in de eigen competitie een à twee seizoenen spelen. Toen ik naar Engeland vertrok, was ik ook te jong, maar ik had wel al van mijn 17e tot mijn 21e in de Kroatische eerste klasse gevoetbald.”

En toch kwam Engeland voor hem nog te vroeg.

Balaban knikt. “Maar wat doe je, als ze zes miljoen pond op tafel leggen?”

Wat doe je, kaatsen we terug, als zo’n zestienjarige jongen een prachtige aanbieding krijgt en pa vijfhonderd euro per maand verdient. Balaban: “I know. Big problem.”

Hij informeert naar de blessure van Fran Brodic, de Kroaat van Club. Of we hem al hebben zien meespelen? Nee. Balaban: “Dat bedoel ik. Gehaald met de belofte dat hij mee mocht doen, maar nog niet klaar. Hier zou hij ongetwijfeld wél hebben gespeeld. En dus verder hebben gestaan.”

We trekken naar het Maksimirstadion, naar Dinamo. De club waar hij groot werd en waar zijn zoon nu ook voetbalt. Hij is er thuis, loopt in en uit, groet alleman, kent iedereen. Hij geniet. De keeperstrainer die twee kleine talentjes onder handen neemt, speelt hem een bal toe. Hoog houden, een hakje. Natuurlijk mist hij het, maar… het lichaam wil niet meer mee. Naast golf speelt hij tennis en occasioneel voetbalt hij nog wat. Balaban: “Soms denk ik: ik herbegin, zoek nog een ploeg. Het zal nog gaan, maak ik mezelf wijs. Maar dan speel ik een keer en doet mijn knie pijn. Eigenlijk zou ik een artroscopie moeten ondergaan, om eens naar mijn meniscus te laten kijken.”

Zijn Dinamo is eenoog in het land der blinden. Steevast kampioen sinds 2006, in een competitie die snakt naar een goed format. Inmiddels is eerste klasse afgeslankt tot tien clubs. Balaban: “Er is te weinig kwaliteit voor zestien of achttien teams.” Hajduk Split is wegens wanbeleid compleet weggevallen. Rijeka, de huidige nummer twee, was een paar jaar geleden ei zo na failliet. Een Italiaan en een Kroaat pompten er weer geld in. Maar alles met een beetje talent zit bij Dinamo, dat veel inkomsten puurt uit transfers. Balaban: “De bestbetaalde spelers krijgen hier meer dan bij Anderlecht. Eén miljoen euro netto. De grote talenten mogen hier pas vertrekken als ze hier een paar jaar speelden en international zijn. Dat drijft de prijs op.”

Fan van Chelsea

Of hij in Brugge zijn beste tijd kende?

Balaban corrigeert: “Een mooie tijd. In tien jaar wonnen ze amper wat, in mijn periode van drie seizoenen pakten we beker, titel en bereikten we nog een keer de bekerfinale.”

Balaban: “De finale die we wonnen, herinner ik me heel goed. Onlangs hebben we er nog over gepraat, met Olivier Renard. Hij stond toen in doel bij Standard. Ik zorgde voor de assist, Manasseh Ishiaku scoorde. Standard had fantastische spelers: Conceição, Witsel, Fellaini, Defour, Jovanovic, Dante,… Preud’homme was trainer. Maar wij wonnen.” (lacht)

Wat was de sterkte van Club Brugge toen? (zonder nadenken) “De groep. We beleefden een moeilijk seizoen, ik geloof dat we dat jaar pas als zesde eindigden. Te veel trainerswissels: Emilio Ferrera, Cedomir Janevski,… Als je zo veel van coach wisselt, is het moeilijk. Dat er al tien jaar geen titel meer werd gewonnen, moet zeer frustrerend voor de fans zijn. Niet normaal. De politiek van de club moet wat veranderen. (nieuwsgierig) Stroomt er nu al wat meer jeugd door? Dat is goed, in mijn periode was dat flauwtjes.”

We hebben het over de play-offs en ons competitieformat. Zou hij dat leuk hebben gevonden, elke week een topper? (denkt na) “Neen. Je hebt de competitie gewonnen, en dan moet je weer herbeginnen. Voor mij is Engeland de beste competitie. Dat moeten we nabootsen, die beleving.”

Voor de spanning is ons systeem leuker. Balaban: “Tja. Haalt het jullie niveau omhoog, denk je?”

Is Chelsea dan zo veel leuker? 45 minuten verdedigen en dan scoren en winnen met 1-0… Vermanend: “My friend, het resultaat telt. Is Eden Hazard niet aantrekkelijk dan? Of Willian? Oscar, Cesc Fábregas, Diego Costa.”

Vindt hij het dan zo leuk om al dat talent te zien verdedigen?

Balaban: “Ik zie Chelsea graag bezig, ja. Die spelers weten perfect hoe ze moeten aanvallen, verdedigen, het spel breken,… En ze winnen. Ze spelen intelligent, hebben kwaliteit en kunnen met die kwaliteit een resultaat afdwingen, want ze scoren bijna altijd. I like, yes.”

Zou hij het als voetballer ook leuk hebben gevonden? (lacht) “Je hebt een punt. No! Welke aanvaller zou zoiets leuk vinden? We like to score! En het liefst doen we in balverlies niks.”

Voilà.

Bewust stelt hij het zwart-wit. Knikt: “Ik heb altijd voor de ploeg gevochten. Bekijk mijn wedstrijden nog eens. Er gebeurde altijd wel iets in mijn buurt. Hot blood. Zonder passie, emotie heb ik nooit willen spelen. Mocht ik coach zijn, ik zou bij mijn spelers altijd nervositeit en agressie willen zien. Dat mis ik wat vandaag. Ik zie spelers die daar wel op het veld staan, maar met hun hoofd elders zitten. Dat had je met mij nooit. Oké, soms zat ik een half uur niet in de match, maar mijn geest stond altijd op scherp, loerend op een kans om te scoren. Zo zijn spitsen.”

Het nachtleven in Brugge

Heeft hij nog contact met de mensen van vroeger? “Tomislav Butina was keeperstrainer bij Dinamo, maar vertrok een half jaar geleden naar de Emiraten. NastjaCeh belde onlangs nog, hij werkt in de jeugdopleiding bij een club een half uur hier vandaan.”

En Trond Sollied? Balaban: “Hij wist wat hij wou. Ik kwam van Aston Villa, was overal spits geweest, maar hij zei: ‘Ik speel met één spits, en dat is Rune Lange. GertVerheyen staat rechts en jij links.’ Ik zei: ‘Allee, komaan, wat kan ik op links? Ik ben rechtsvoetig. Toen was zijn antwoord: ‘Jij staat op links, anders mag je naar de match kijken vanop de tribune.’ (lacht) Ik had het snel begrepen. Trond was een goeie trainer, omdat hij veel duidelijkheid gaf. En naast het veld was hij easy. No rules. Je moet als speler maar zelf weten wat je moet eten en drinken. Een trainer moet niet de moeder of de vrouw van de speler willen zijn. Voetballers worden goed betaald, ze moeten hun eigen leven onder controle houden. Als dat al niet kan, hoe moet het dan met hun voetbal? Hoe kunnen ze dan op een veld de juiste beslissing nemen? In Brugge had ik daar weinig problemen mee. We woonden in Varsenare. En het nachtleven in Brugge, geef toe, dat stelt niet veel voor. Ze noemden me problematisch, maar geloof me, binnen de ploeg heb ik voor niet één ruzie gezorgd. Not one.”

Komt hij er nog? “Een paar maanden geleden was ik er nog en gaf ik de aftrap. Ik heb hen een paar spelers willen voorstellen. (stil) Maar zereageerden niet, ze hadden er geen oren naar. Ik heb, om eerlijk te zijn, nooit een antwoord gekregen. (peinzend) Vind jij dat niet vreemd?”

DOOR PETER T’KINT IN ZAGREB – BELGAIMAGE / PRIMOZ LAVRE

“Mocht ik coach zijn, ik zou bij mijn spelers altijd nervositeit en agressie willen zien. Dat mis ik wat vandaag.”

“Sollied zei: jij staat op links, anders mag je naar de match kijken vanop de tribune.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content