Met een nieuw bestuur en een nieuwe trainer wil SK Beveren terug naar de eerste klasse. Daar is het ook dat nog steeds het hart van Alex Czerniatynski klopt. ‘Ik wil mijn carrière een nieuwe start geven. Union was de eerste poging, Beveren is de tweede.’

KSK Beveren neemt een nieuwe start. Woensdagavond besliste het bestuur zich te scharen achter een overnamevoorstel van een groep geleid door Dirk Verelst, een zakenman uit Temse. Hij wil de club omvormen tot een NV en ex-boegbeeld BobStevens, speerpunt van het team dat in 1979 doordrong tot de halve finales van Europacup 2, bij het beleid betrekken. De nieuwe trainer, Alex Czerniatynski (46) slaakte donderdag een luide oef ! “De cijfers staan nog niet helemaal vast, maar er is alvast meer duidelijkheid. We kunnen aan de slag.”

Czernia zit aan het bureau waar vorig jaar zijn ex-coach Walter Meeuws het nieuwe seizoen voorbereidde. Het verschil met toen : Meeuws tokkelde nieuwsgierig op de toetsen van zijn laptop, de wereld afsurfend ; rond Czernia ligt papier, want hij houdt niet van computers. Hij bewaart zijn gegevens in mapjes. Czernia houdt sowieso niet zo van bureaus : het is er te warm en te besloten naar zijn zin. Het raam moet open en de stoel zit ook al niet gemakkelijk. Buiten maait een arbeider van de gemeente het gras. Dat ruikt en wenkt. Voor Czernia mag het snel 2 juli zijn, dag waarop de trainingen hervatten.

Zijn aanstelling als de nieuwe trainer van SK Beveren kwam als een verrassing. Begin juni leek alles immers nog in kannen en kruiken met Royal Union Saint-Gilloise. Czernia nam de Brusselse tweedeklasser vorig seizoen in het najaar over en leidde die naar een achtste plaats. De contractverlenging was in orde, tot de coach onverwacht zelf de bruggen opblies. Over de ware reden houdt hij zich liever op de vlakte, tenzij dit : “Ik heb alles op een rijtje gezet wat van december tot nu op mij was afgekomen. De beloften die men mij deed, de toekomstmogelijkheden van de club, de wissels in het bestuur … De balans helde gewoon iets meer naar het negatieve.”

Er waren onderhandelingen gaande om van Union een satellietclub van Anderlecht te maken. Zag je dat niet zitten omdat je ex-ploeg – je speelde van 1982 tot 1985 voor Anderlecht – zelf zijn trainer wilde plaatsen bij Union en daarvoor niet met jou praatte ?

Alex Czerniatynski : “Neen, dat was de reden niet. Van mij mochten ze spelers van Anderlecht nemen : dat gebeurt elders ook, dus dat was geen probleem. Had Anderlecht ook een trainer meegestuurd, dan was ik wel zeker opgestapt, maar daar was al snel geen sprake meer van. Ook geld speelde geen rol in mijn beslissing. Neen, het was het geheel – en verder wil ik liever niet in detail treden.”

Hoe zit het hier in Beveren ? Geen geld, geen spelers, net gezakt : dat ziet er ook niet echt rooskleurig uit.

“Er is een beslissing over nieuwe investeerders, dat is al iets. De eerste prioriteit is nu om duidelijkheid te krijgen over het budget en de investeringsmogelijkheden. We gaan geen zotte dingen doen, maar er moet volk bijkomen. De technische staf blijft en het overzicht van wie er na de degradatie ook volgend seizoen voor Beveren speelt, zijn we nu aan het maken. Het belangrijkste is om niet te panikeren : we zijn niet de enige club in deze situatie.

(pakt een lijstje uit een map)KristofLardenoit, DavyTheunis, SamDe Munter, GlennPiessens en de Afrikanen Diabis, Oduro, Ouattara, Tokpa, Arunina lijken op dit moment de blijvers te zullen zijn. Ik had ook graag LaurentMacquet gehouden omdat we absoluut ervaring nodig hebben, maar dat is niet gelukt. Jongeren zullen hun kans krijgen, maar niet allemaal direct van bij de start. Van Gervinho verwacht ik dat hij nog gaat vertrekken. Ik heb nog twee keepers nodig, van wie zeker een met ervaring. En ervaren spitsen. Ik ken de tweede klasse ondertussen een beetje : dat ze hier maar niet denken dat we zomaar de kop zullen spelen omdat we uit eerste komen. Maar we gaan wel proberen bovenin mee te draaien.

“Ze hebben me hier tijdens de besprekingen niet gezegd : ‘Alex, je moet kampioen worden.’ Maar ik weet goed genoeg dat je bij een rondvraag onder de trainers steeds dezelfde favorieten zult horen : Antwerp, Lierse en Beveren.”

Achtervolgd door reputatie

Gezegd wordt dat je een trainer bent die heel veel belang hecht aan een goede sfeer in de kleedkamer. Alex de motivator ?

“Dat is gewoon het belangrijkste. Ik heb veel clubs en veel trainers gekend tijdens mijn carrière. Twee uur theorie geven heeft geen zin, dan liggen de spelers zo in slaap. Hou het dus kort en duidelijk, in mijn geval linie per linie en op het einde een korte samenvatting. Toen ik bij Union kwam, heb ik direct gevraagd of een stage mogelijk was. Eerst sputterde men wat tegen, maar uiteindelijk kreeg ik mijn zin en mochten we naar Griekenland. Voor de sfeer in de groep is die stage van groot belang geweest. Toen het later wat moeilijker ging, konden we terugvallen op de banden die daar toen zijn gesmeed. Als trainer leer je ontzettend veel uit zo’n samenzijn. Wie doet wat je vraagt, wie komt geregeld te laat, wie doet wat als je hem volledig vrij laat ? Wie is professioneel, wie respecteert de regels ? Dat soort dingen.”

Ga je met Beveren op stage ?

“Nu niet, vrees ik, de tijd is te kort om alles nog te regelen. Maar in de winter wel, hoop ik.

“Waar ik ook altijd op let, is dat ik iedereen stimuleer, ook zij die niet direct aan spelen toekomen. Want het kan best zijn dat ik zo’n jongen vijf wedstrijden later wél nodig heb. Ik heb genoeg trainers gekend die alleen hun basisploeg koesterden en met de anderen geen woord wisselden. Als je pas begint te praten met iemand wanneer je hem nodig hebt, is het vaak te laat.”

Je traint ook veel en lang. Bij Union vijf keer per week, telkens twee uur.

(lacht) Dat heb je zeker van de oudere spelers. Voor hen leek het altijd lang, maar twee uur duurde het nooit. Misschien in het begin, maar na een tijdje was het toch al maar anderhalf uur meer, hoor, met pauzes om te drinken of te stretchen. Aanvankelijk zag ik veel fouten bij de spelers – positiefouten. Niet alleen achterin, ook bij de spitsen. Omdat die niet scoorden, trok ik veel tijd uit om ze dingen uit te leggen op het veld. Misschien liepen de trainingen daardoor wat langer uit.”

Het lijkt niet te stroken met je imago van losbol en levensgenieter.

“Daarmee zitten we bij de kern van mijn probleem ! Ik heb nog altijd dat etiket van een kwarteeuw geleden. De bon vivant die graag ging stappen en van het leven genoot. Dat was toen inderdaad zo, maar ik zou nooit een carrière van twintig jaar hebben gehad als ik alleen maar zou zijn gaan stappen. We gingen weg na een wedstrijd, maar dat deed iedereen, nu nog trouwens. Maar over Czernia werd er altijd gesproken, vaak uit jaloezie. Dat etiket heeft me volgens mij veel problemen bezorgd in mijn zoektocht naar een baan als coach. Ik heb door de jaren met veel clubs gepraat, vaak mijn kandidatuur gesteld, maar altijd kwam er iets tussen. Misschien kwam het door die reputatie. Ik twijfel er niet aan dat ik ze op mijn 70ste nog zal hebben.”

Manoeuvres achter de rug

Je trainerscarrière verliep al erg grillig. Je begon als jeugdtrainer bij Standard, was aan de slag bij Kampenhout, werkte als assistent en hoofdtrainer in de eerste klasse bij KV Mechelen, voor een maandloon van 1000 euro nota bene, en je coachte Union. Wat vond je het leukste ?

“Wat ik al die tijd heb gemist, is de sfeer van de eerste klasse. Het publiek, het gefluit, de media, de clubleiders … Ik heb er twintig jaar deel van uitgemaakt en mis het ontzettend, dat steek ik niet weg. Ik had gehoopt om met Union iets te kunnen bereiken en nu denk ik dat van Beveren. Als ik verklaringen lees van spelers die zeggen dat de eerste klasse hen niks meer doet, denk ik : mooi voor jou, maar ik kan het niet.”

Wilde je daarom weg bij de jeugd van Standard ?

“Neen, dat had met andere zaken te maken. Ik kon er goed werken, maar plots liet Alphonse Costantin ons weten dat er financieel geen plaats meer was voor proftrainers. Ik werkte er in de foot-étude, samen met Daniel Boccar, en er moest worden gesnoeid. Bel gerust naar Michel Preud’homme : op ons werk viel niks af te dingen.”

Bij KV Mechelen was je de assistent van Stéphane Demol toen die opstapte en de club in vereffening ging. Jij nam het van hem over, je enige ervaring tot nog toe als hoofdcoach in de eerste klasse. Dat was begin 2003.

“Een moeilijke periode, maar tegelijk ook gemakkelijk. Ik hield alleen nog jongeren over, niemand verwachtte dus iets van ons. Ze verklaarden me gek : ik zei dat ik vier punten zou halen, maar het werden er elf. Alleen jammer dat niet iedereen in de club het erover eens was dat ik de plaats van Stéphane innam. Er werd toen al achter mijn rug gewerkt.”

Mechelen degradeerde naar de derde klasse en na een maand al werd je nog tijdens de voorbereiding weer gedegradeerd tot assistent. Heeft dat je carrière vertraagd ?

“Dat ik opzij werd geschoven, was lang op voorhand gepland. (zwijgt even) Ik heb niet zoveel zin om daar nog op terug te komen. Het was een goede les : ik weet nu dat je ook als trainer moet opletten voor de mensen rond jou. Het zal me niet meer overkomen.”

Mensen die er toen ook al waren, zeggen dat je nog moest leren de overgang te maken van speler naar trainer.

“Ik weet dat het niet makkelijk is om van de ene op de andere dag van kleedkamer te veranderen. Als speler moet je je van weinig iets aantrekken. Je traint, gaat naar huis, gooit je tas in de hoek en het is voorbij. Een trainer moet vergaderen, trainingen voorbereiden en als je ook nog perfectionistisch bent zoals ik, alles in orde hebben. Ik had al wat geleerd bij Standard, heb daarna de Pro License gevolgd en ben heel langzaam aan de weg gaan timmeren. Misschien is het met vallen en opstaan gegaan, maar ik ga wel vooruit.”

Ambitieuze tweedeklasser

In Mechelen vonden ze je destijds ook niet georganiseerd genoeg. Er kwam iets te veel improvisatie bij kijken.

“Kan zijn, dat is dan hun mening. Ik kom er liever niet meer op terug.

“Ik heb nadien een tijdje zonder werk gezeten en ben vervolgens aan de slag gegaan bij Kampenhout. Een vriendendienst omdat de ploeg in slechte papieren zat. Ik was toch werkloos. En het lukte. Ik amuseerde me, maar wilde er ook niet te lang blijven om te vermijden dat ik een etiket kreeg van trainer die goed genoeg was voor die of die afdeling.”

Dat is het gevaar : in elke afdeling vormen de trainers een kringetje. Zelden overlappen die kringetjes elkaar.

“Ik ben blij dat jij het zegt. Het lijkt veel op een carrousel waarbij de ene de plaats van de andere inneemt. Eens je erin zit, ben je vertrokken, maar om erin te raken is het knokken. Daarom wilde ik absoluut naar een ambitieuze tweedeklasser, om mijn carrière een nieuwe start te geven. Union was mijn eerste poging, Beveren is de tweede.”

Ik heb de namen van het KV Mechelen van 2003 nog eens overlopen : Serbest, De Pauw, Doms, Criel … Geen enkele van die jonge gasten heeft het gered in de eerste klasse.

“Neen, lager wel, maar niet in eerste. Dan zat er bij de knapen van Standard die ik trainde meer talent. Remacle, Mirallas, Pocognoli, Bailly, Werner : ik heb ze allemaal gehad. Pocognoli was mijn linksbuiten, Mirallas mijn spits : verre van een topspeler, maar wel een winnaar. Ik weet nog goed dat hij altijd van zijn neus maakte als ik hem verving. Een grote mond dus en ik denk dat hij nog steeds niet is veranderd. Maar als hij vier kansen kreeg, zaten er wel drie van binnen. Een neus voor goals : je kan erop trainen, maar ergens ben je er toch mee geboren. Mirallas heeft het.”

Waarom slagen wij er niet in om topspitsen te vormen ?

“In elke club heb je keeperstrainers, maar waarom geen spitsentrainers ? In Nederland hebben ze dat al lang begrepen. Een aanvaller die een beetje carrière heeft gemaakt, moet een pak tips kunnen geven. Ik zie op het aanvallende vlak nog steeds de domste fouten. Drie jongens op één rechte lijn in plaats van in een diagonaal zodat er drie afspeelmogelijkheden zijn. Mensen die stilstaan in de zestien meter of daar veel te vroeg komen, zodat ze nog hooguit één procent kans hebben om te scoren … Of spitsen die zich al voor de eerste paal bevinden nog voor de voorzet komt. Hoe wil je dan in godsnaam nog raak treffen ?”

Bordjes in het park

Hebben we niet te veel ex-verdedigers als trainers, die vooral oog hebben voor de verdedigende organisatie ?

“Dat weet ik niet. Misschien hebben we wel te veel trainers die vertrekken vanuit de filosofie : vooral geen doelpunt slikken. Dat heeft invloed op het spel van de hele ploeg : het is allemaal berekend geworden. Ik begrijp dat, de inzet is groot. Maar mijn filosofie is : we spelen om te winnen en ik wil scoren. Op basis daarvan stel ik de ploeg op. Of werk ik, zoals indertijd bij Standard : vier uur op woensdagnamiddag, drie kwartier per groep – de U11, U12, U13 en U14. Alleen spitsen, alleen aanvallen. Elke week dezelfde bewegingen herhalen, want het is niet door iets twee, drie keer te doen, dat je het beet hebt.”

Daar heb je wel een professionele omkadering voor nodig.

“En dan kom je bij de echte problemen. Het organigram van een topclub moet vol ex-topspelers zitten. Hier willen ze wel werken als profs, maar betalen ze hun trainers als een amateur. Iedereen betreurt het afglijden van de Rode Duivels, maar daar ligt het probleem niet. Het probleem ligt bij de clubs, aan de basis, in de vorming. Daar moeten de inspanningen geleverd worden. Helaas regeert bij clubs en clubleiders vooral de korte termijn.”

Dat kan je ook Beveren verwijten. Het heeft van vijf jaar relatieve windstilte onder Jean-Marc Guillou, toen geen inspanningen moesten worden geleverd om spelers te zoeken, niet geprofiteerd om een basis te leggen voor de toekomst.

“Daar kan ik moeilijk iets over zeggen, want ik ken de interne keuken niet. Het is eigen aan elke club : het hier en nu regeert. Waarom leggen ze vanuit de bond niet de verplichting op om in elke ploeg een jongere op te stellen ? Ze moeten nu wel op het scheidsrechtersblad staan, maar ik zou ze graag verplicht in de ploeg zien. Eén of twee. Alleen op die manier ga je vooruit.

“Ook over de licenties heb ik mijn mening. Goed dat ze er zijn, maar maak ze nog strenger : leg iedere club bij de start van het seizoen een bankwaarborg op voor het hele budget. Zo voorkom je ongelukken, zoals betalingsmoeilijkheden.

“Maar het belangrijkste is dat er aan de basis wordt gewerkt. Ik beklaag de jeugd van vandaag, hoor. Wij konden nog op straat voetballen, maar daar rijden nu auto’s en vrachtwagens. En in het park staan bordjes ‘verboden op het gras te komen’. Op de pleintjes krijg je de buren tegen wegens te veel lawaai. Begin er maar aan ! Maradona is ook begonnen met tegen een leeg conservenblikje te schoppen op straat. Maar hier mag niks meer.” S

door Peter T’Kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content