Nationale jeugdploegen, zes jaar Cercle Brugge, om en bij de zestig matchen op het hoogste niveau en toch bijna in de vergeetput belanden. Jo Coppens, doelman van MVV Maastricht, blikt terug.

Terwijl het piepkleine voetbalveldje van FC Halveweg Zonhoven door de avond wordt opgeslokt, duwt Jo Coppens in het ouderlijk huis nog eens op de thermoskan. Op de grote kast staat een foto van zijn vader, Jos, die vorig jaar in mei de kansloze strijd tegen ALS verloor. Aan de muur hangt een truitje van de nationale U17, met wie hij in 2007 derde op het EK werd. Coppens werd door de UEFA verkozen in het elftal van het toernooi, voor David de Gea, die een paar jaar later naar Manchester United verkaste. De jonge Limburger voetbalt, na zes jaar Cercle Brugge, sinds dit seizoen bij… MVV Maastricht.

“Ik had er ook meer van verwacht. Mijn carrière is tot op vandaag voor een groot deel bepaald door meningen en opinies van anderen: trainers, bestuursleden, keeperstrainers… Maar de kansen die ik heb gekregen, had ik nadrukkelijker moeten grijpen. Ik wilde het te veel, dat kan ik mezelf verwijten.” Een eerlijke monoloog, die begint in mei 2008, wanneer de zeventienjarige jeugdkeeper van Racing Genk een profcontract bij Cercle tekent.

“Mijn eerste training was… grappig. Ik stond naast Danny Van de Velde, de keeperstrainer, terwijl Glen De Boeck voorbijliep. ‘Danny, is Jo hier ergens?’ En toen keek hij naar mij. ‘Ah, hier ben je. Nog een beetje ‘plat’, hé. Je zal nog veel in de fitness moeten zitten.’ (lacht) Tot op dat moment had ik nooit iets anders dan positieve commentaren gekregen, was ik altijd voor de nationale jeugdploegen opgeroepen. De stap naar eerste klasse was enorm. Ik moest inhoud en body krijgen. Bankdrukken, harder werken, technische mankementjes wegwerken, soms ’s avonds met de beloften bijtrainen.

“Een les in snel volwassen worden. Ik was zeventien jaar, in de kleedkamer werd op een totaal ander niveau gebabbeld dan ik gewend was. Als jongste van de bende elke dag de ballen oppompen of poetsen, waardoor ik de hiërarchie in de kleedkamer leerde respecteren. In die fase van je carrière móét je dat doen, ook al merk ik nu dat daar in Nederland totaal anders over gedacht wordt. Wat die jonge gasten tegen de trainer durven te zeggen… Mocht je dat hier doen, dan mag je meteen gaan douchen en blij zijn dat je nog ooit mag terugkeren.

“Als ik het materiaal had klaargezet, dan lieten de andere jongens wel respect blijken. Ik kreeg heel veel terug. Soms gaven Serhij Serebrennikov of Oleh Jasjtsjoek tips. Schitterende kerels, die ik ook nu nog geregeld hoor, en échte profs.

“Op het einde van het eerste seizoen, toen Bram Verbist zijn hand had gebroken, speelde ik twee wedstrijden. De Boeck pakte me vast: ‘Jo, ik had niet verwacht dat je in wedstrijden al zo’n niveau zou halen. Volgend seizoen moet je voor de eerste stek gaan.’ Een goed gevoel, zeker toen ik voor de nationale U21 werd opgeroepen. Alderweireld, Carcela, Nainggolan, Odjidja, Vossen, Witsel, Mignolet… Wat had ik, na amper twee matchen in eerste klasse, dáár te zoeken? Maar Simon zei dat ik het verdiende en vooral moest genieten.”

Drama in Charleroi

“Ik voelde me super, zeker omdat De Boeck in mij geloofde. Op de tweede speeldag zette hij Bram uit de ploeg. ‘Wat jij laat zien, dat is het!’ Maar na vijftien matchen verdween ik, na een foutje op Gent, opnieuw naar de bank. ‘Ik vind het niet goed genoeg meer.’ Hard, maar wel eerlijk, wat ik apprecieer. Hij zei dat het beter zou zijn om een seizoen uitgeleend te worden. Meer wedstrijden spelen, ervaring opdoen. Vanaf dat moment zijn er bij Cercle ‘mensen’ aan mij beginnen te twijfelen. En dat is later nog gebeurd, onder anderen met Lukas Van Eenoo. Meningen.

“Sint-Truiden, toen nog een eersteklasser, was écht geïnteresseerd. Dat het nooit concreet werd, is mijn schuld. ‘Ze’ vroegen om te blijven en ik voelde me ook goed bij Cercle, maar achteraf bekeken koos ik er toen vooral voor om in mijn comfortzone te blijven. Ik had het harder moeten spelen. ‘Als jullie willen dat ik blijf, zet mij dan in het doel of ik ben weg.’ Alleen: de aard van het beestje, hé… Er schuilt zelfs geen klein klootzakje in mij.

“Toen De Boeck naar Beerschot vertrok, zei ik tegen Bob Peeters dat ik het liefst wilde blijven. Niet veel wedstrijden gespeeld, maar in zijn tweede seizoen wel. En: onder druk, want we deden tot de laatste speeldag mee voor een plaats in play-off 1. Goede matchen gespeeld, in een ploeg die goed draaide, maar dat is ook het gemakkelijkst.

“En dan, het seizoen erna, die match in Charleroi, toen ik van Foeke Booy de kans kreeg om mezelf te bewijzen… (stilte) Die avond wilde ik het te veel. Zenuwachtig. Onzekere tussenkomsten, 2-1 verloren, definitief veroordeeld tot play-off 3. Die wedstrijd is me altijd blijven achtervolgen, alsof ik in die zes seizoenen bij Cercle maar één match heb gespeeld.

“Omdat ‘ze’ steeds weer vonden dat ik mentaal niet klaar was, begon ik dat op de duur ook zelf te denken en ben ik met sportpsycholoog Johan Desmadryl aan de slag gegaan. Nu besef ik: als ik voor de wedstrijd eens naast een bal pak, dan moet ik op de volgende twintig ballen focussen. Niet meer denken: ik heb die bal gemist, dus zal ik straks een slechte wedstrijd spelen.

“Mijn papa was toen al heel erg ziek, links en rechts ving ik op dat ik daar enorm van afzag. Ik heb daar toen nog met Wim Langenbick, de revalidatietrainer en de beste vriend die ik aan die zes jaar heb overgehouden, over gepraat: ‘Als er ooit een coach dat tegen mij zegt, dan pak ik mijn tas en kom ik niet meer terug.’ Op dat vlak kan niemand mij iets verwijten. Papa is drie jaar ernstig ziek geweest, maar ik heb geen enkele training gemist. Als ik mentaal zo zwak ben, dan was ik toch wel eens een weekje thuisgebleven?”

Loyaal

“Onder Lorenzo Staelens verdween ik opnieuw naar de bank. Definitief. Ik wist dat Cercle een andere doelman wilde huren. Ik was bezig aan mijn laatste jaar contract, dus vroeg ik of uitgeleend kon worden. Ik voelde toen al dat de technische staf en het bestuur aan mij twijfelden. ‘Niet waar, we hebben nog plannen met jou.’ En toen Joris Delle kwam, mocht Bram vertrekken. Ik mocht content zijn dat ik kon blijven, klonk het, maar ik was even ongelukkig als Bram, met wie ik altijd heel collegiaal ben geweest.

“Té loyaal? Ik vind dat niet, anderen wel. Arnar Vidarsson, bijvoorbeeld, zei dat ik meer aan mezelf moest denken, meer egoïst moest worden. Daar heb ik het moeilijk mee, ook omdat ik anders ben opgevoed. Op een bepaald moment wist ik niet meer wát ik moest denken. De ene dag had ik het gevoel dat iedereen in mij geloofde – ik moest alleen rustiger worden in een wedstrijd – de dag erna sloeg dat volledig om. We hebben zelfs nog gesproken over een contractverlenging, maar als niet iedereen achter je staat, dan heeft dat geen zin. De twijfels zouden nooit meer weggegaan zijn.

“Tijdens mijn vakantie hadden er drie ploegen geïnformeerd, hoorde ik van mijn manager. ‘Leuk, als ik terug in België ben, dan kan ik kiezen’, hield ik mezelf voor, maar de plaatsjes werden een voor een ingevuld. In juli moest ik zelfs een maand stempelen, pas dan besef je hoe mooi het leven als profvoetballer is. Wachten, mezelf in vraag stellen. Ik trainde een of twee keer per dag individueel, maar ik snakte naar wedstrijdjes, afwerkingsvormen. Via via kwam ik in contact met de trainer van MVV, Ron Elsen. ‘Je mag mee trainen, maar we zoeken geen doelman.’ Geen probleem, ik verwachtte niets méér. Na die eerste week vroeg de trainer of ik nog een weekje wilde blijven. ‘Zie je dat zitten?’ Natuurlijk, ik was gewoon blij dat ik opnieuw ergens bij hoorde, dat ik in een groep kon leven.

“Na mijn tweede week in Maastricht zei Ron Elsen dat hij mij een meerwaarde voor de ploeg vond. Ik kon blijven. Een totale verrassing, want door mijn komst kon hij geen nieuwe veldspeler meer binnenhalen. En: in het tussenseizoen had MVV Hobie Verhulst bij AZ weggekocht, waardoor het budget van de doelmannen volledig was besteed. Niet fijn voor Hobie, neen. Iemand die een week komt testen en finaal zijn plaats inneemt, maar dat bewijst nog maar eens hoe relatief voetbal kan zijn.” ?

DOOR CHRIS TETAERT

“Arnar Vidarsson zei dat ik meer aan mezelf moest denken, meer egoïst moest worden. Maar er schuilt zelfs geen klein klootzakje in mij.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content