Pas zeventien, maar welke sprongen maakt de carrière van Vincent Kompany ! Als hij maar niet gaat zweven (‘Ik heb nog veel hulp nodig’) of te veel aan zijn commerciële waarde denken (‘Ik ben een gewone voetballer’). Maar een rolmodel voor de Kongolese gemeenschap in België ? ‘Graag.’

Wat onwennig. Zo ontdekt Vincent Kompany (17 jaar sinds 10 april) nog maar eens een nieuwe omgeving. Na zijn entree bij de A-ploeg van Anderlecht en zijn eerste ervaringen in de Champions League, zet hij zijn eerste voetstappen als Rode Duivel. Onwennig, maar ook buitengewoon beleefd. Fans die een handtekening willen, hoeven niet braaf te wachten tot hij zijn gesprek heeft beëindigd. Nee, ze moeten zijn conversaties maar onderbreken, vindt hij. Iedereen krijgt een hand, een groet, een korte babbel. Hoe beducht Anderlecht is om zijn speler aan de mediagekte over te leveren, blijkt ook in nationaal teamverband. Van Bayern München tot Club Brugge werd Kompany door zijn club afgeschermd van de buitenwereld, nu krijgen de media op verzoek van Anderlecht slechts twee dagen spreektijd met de kersverse international. Daarna treedt de mediastilte weer in.

Emile Mpenza slaat het allemaal wat monkelend gade vanuit een hoekje. Hij was al wat langer 17 jaar toen Georges Leekens hem begin februari 1997 selecteerde voor de nationale ploeg. Het begin van een hectische periode. “Het is belangrijk dat hij geen etappes overslaat”, denkt Emile, “en dat hij de voeten op de grond houdt. Hij moet niet te veel lezen wat er over hem wordt geschreven, of het nu positief is of negatief. Hij moet vooral luisteren naar zijn trainers. Hij mag me altijd wat vragen, maar ik denk dat het makkelijker is voor hem om zich tot Walter(Baseggio) te richten. Die debuteerde ook op jonge leeftijd bij Anderlecht en kent het klappen van de zweep. Zowel sportief als commercieel zal hij ontzettend worden opgeëist. Wat dat betreft, denk ik dat het aan zijn familie is om hem te helpen.”

Die familie is tijdens de stage in De Panne en Koksijde even heel ver weg. “Het is een droom,” geeft Vincent Kompany toe, “maar of het nu gebeurt of later, maakt niet zoveel uit.” En steeds weer steekt die nuchterheid de kop op. “Dit wil nog niks zeggen. De trainer kent me, dat is ongeveer alles wat er op dit moment is gebeurd. Ik ga niet raar doen of zo, het is al mooi om erbij te zijn.”

Anderlecht beschermt hem, de bond volgt, net als de familie. Ze kénnen hun poulain natuurlijk. In het verleden was hij niet altijd zo’n evenwichtige jongen. Zijn eerste trainers bij paars-wit moeten soms lachen als ze hem nu bezig zien. Toen ging het meer met hoogtes en laagtes. De ene keer klonk het : trainer, laat me maar binnen, stel me niet op, ik bak er toch niks van, een andere keer bonkte hij vol zelfvertrouwen op tafel en zei : trainer, die tactiek lijkt nergens op, dat moet anders. Tien jaar was hij… “Ik krijg bescherming, omdat de mensen ook wel inzien dat dit een speciale situatie is”, weet hij zeven jaar en vele stormen later. “Binnenkort komt het moment dat ik helemaal op eigen vleugels zal vliegen. Op dit moment heb ik nog veel hulp nodig.”

Tegen Bayern en Club speelde hij zijn eerste topmatchen. In stilte. “Ik gaf geen interviews en las bewust ook geen pers. Vooraf moet ik niet te veel praten, vind ik. De trainer heeft me dat doen inzien. Wat de sportieve analyse betreft, kan ik nog niet veel conclusies trekken. Het was degelijk, denk ik, maar op dit moment ben ik niet in staat om daar dieper op in te gaan. Ik heb niet de indruk dat ik te zenuwachtig was, maar of ik mijn niveau in die wedstrijden kon aanhouden, daarover moeten anderen zich een oordeel vormen.”

“Het gaat snel, laat ons eerlijk zijn,” zegt zijn vader Pierre, een ingenieur op het vlak van windenergie, “op dit moment misschien iets te snel. Maar goed, we kunnen dit niet tegenhouden, alleen rustig proberen het te beheersen.”

Vincent : “Misschien kijk ik hier later anders op terug en kan ik er dan de opmerkelijke zaken uitpikken. Maar als ik nu stil zou staan bij al wat speciaal is, raak ik nooit meer vooruit. Ik hoop alleen dat ik normaal blijf. Ik ben maar een gewone voetballer die zijn job doet. De mediabelangstelling en de commerciële interesse die erbij komen, zijn eigenlijk de logische gang van zaken. Met leeftijd, of specifiek met mezelf heeft dat weinig te maken. Iedereen die in de A-ploeg van Anderlecht komt en meteen daarna bij de nationale ploeg krijgt ermee te maken. Het is alleen zaak om het niet naar je hoofd te laten stijgen. Je mag niet gaan denken aan wat de mensen van jou denken. Stel dat ze je een ster vinden, zelf denken : bah ja, misschien hebben ze wel gelijk.

Rustig : “Ik luister naar de lof en de complimentjes, maar ik filter ze. Complimentjes helpen je moreel omhoog, maar mogen geen doel zijn. Daarover waakt mijn entourage, niet alleen Anderlecht, maar ook mijn familie, mijn moeder en vader, tantes en ooms. Mijn familie mag fier op me zijn, denk ik, maar ik wil dat ze ook fier kunnen blijven op alles wat ik later doe.”

De moeder van Emile Mpenza vond dat er te veel gehaaide lui rond haar jongste zoon cirkelden. Let hij daarop ? Vincent : “Over Emile oordeel ik niet. Wat mezelf betreft : ik denk niet dat ik me snel door iemand zal laten inpakken, zeker niet door mensen die me de hemel op aarde beloven. Ik hecht belang aan de mening van de mensen die me al jaren goed kennen.”

Zijn oom is schrijver, zijn vader ontwikkelde een machine om wind in energie om te zetten, hij is creatief met een voetbal. Allemaal buitengewoon. Zit het in de genen ? “Zo had ik het nog niet gezien”, reageert hij verrast. “Aan moeders zijde zijn er ook creatieve mensen, hoor. Ik spiegel me in mijn voetbalspel aan de mensen die ik bewonder, en dat waren vooral mensen die spektakel brachten. Ook al speel ik misschien op een positie waar spektakel nooit het belangrijkste zal zijn en waar ik het zelden zal brengen.”

Zesduizend kilometer verder naar het zuiden brengen de ministers Louis Michel en MarcVerwilghen een officieel bezoek aan Kongo om de banden met de voormalige kolonie van België weer wat aan te halen. Met de broers Mpenza, de (voorlopig) kortstondige carrière van Gaby Mudingayi als A-international, de selectie van Vincent Kompany en de selecties voor de beloften vorige week van Dimbala, Junior en Vervalle, kleuren onze nationale ploegen langzaam donkerder.

Of zij een symboolfunctie hebben voor de Kongolezen in de Belgische samenleving ? Kompany vindt het een interessante thema : “Als het een positief symbool kan zijn, graag dan. Ik wil laten zien dat er geen verschil is tussen ons en de anderen. Ik ben Belg, ik vertegenwoordig België. Ik denk dat veel mensen fier zijn op Emile of Mbo en ik hoop later ook op mij en nog anderen. Het bewijst dat integratie mogelijk is.”

Hoe ziet de Kongolese gemeenschap in België dat ? Christian Nsengi was een baby van één jaar toen hij naar België kwam met zijn vader, een politicus. Hij is nu 41 en coach van Congo Espoirs, een selectie van Kongolese voetballers die naar Europa uitweken. Eén jaar geleden dwongen ze een gelijkspel af tegen de Belgische belofteploeg. Sindsdien mag Nsengi in de leeftijdscategorie van 16 tot 23 jaar de beste spelers verzamelen, met (een beetje) hulp van de Kongolese federatie en dankzij veel mecenaat. Binnenkort probeert hij zijn land te kwalificeren voor de Olympische Spelen volgend jaar in Athene.

Nsengi : “Mijn indruk is dat jongens met behoorlijk wat scholing zich makkelijker integreren. Je hebt sportieve kwaliteiten nodig, je moet een familiale kring hebben om op terug te vallen, of het nu echte familie is of een adoptiefamilie, maar vaak is er ook een zekere vorm van scholing bij. En wat geluk. Ik denk niet dat Kompany nu al bij de nationale ploeg zou zitten, mocht hij voor Charleroi voetballen.”

Ook openheid van geest is nodig, meent Nsengi. “Toen ze meneer An- thuenis als bondscoach aanstelden, heb ik direct gezegd : ça yest, nú is er een kans voor de zwarten. Anthuenis is een trainer die openstaat voor zulke zaken. Misschien zijn er mensen die dit niet aanvaarden en denken dat we wat Belgische eigenheid verliezen, maar ik vind dat zodra de overheid ons de Belgische nationaliteit verleent, ze moeten accepteren dat wij laten zien dat we Belg zijn. Ik heb een donkere huid, ik ben fier op mijn afkomst, ik train de Kongolese ploeg, maar ik ben óók Belg. Ik ben hier opgevoed, heb veertig jaar in dit land gewoond : ik ben echt blij als ik in België terug ben.”

Integratie is mensen verantwoordelijkheid geven, in hen geloven. “Op dat vlak verandert het wat in België”, vindt Vincent Kompany. “Niet overal, want als er drie of vier Afrikanen in een ploeg staan, zegt men intern nog te vaak : dat volstaat. Dat vind ik een enge discussie. Kwaliteit gaat voor, niet huidskleur of afkomst. Geen selectief of exclusief discours, alsjeblieft. Anthuenis zal nooit elf Kongolezen voor de nationale ploeg selecteren, maar als een speler goed is, zal hij zijn kans krijgen. Afrikaanse spelers hebben kwaliteiten die jonge Belgen misschien niet meer hebben, maar jonge Belgen hebben dan weer kwaliteiten die Afrikanen misschien minder hebben. Ze zijn sluwer, leper.”

Zijn de Kongolezen fier als er iemand van hen doorbreekt ? “Ja”, is Nsengi formeel. “Ik ben fier als ik zie hoe Makelele in tal van topclubs speelde, of tot waar Nonda het schopte. Oké, Makelele is een Fransman en Kompany een Belg, maar ergens blijft de band met Kongo. Voor jullie is Jean-Claude Van Damme toch ook geen Amerikaan ?”

Shabani Nonda, uitkomend voor AS Monaco, is de aanvoerder van de Kongolese nationale ploeg. “Soms”, zegt Nsengi eerlijk, “denk ik wel eens : merde, als we iets beter gestructureerd waren… Ik heb Kompany nooit gevraagd, al kende ik hem wel. Ik zag hem als scholier en vorig seizoen nog met de reserven tegen Moeskroen. Toen ik begin dit seizoen in de krant over hem las, dacht ik : tiens, is dat niet le petit ? Maar toen was het al te laat. Trouwens, ik denk dat die mensen eens hard zouden hebben gelachen mocht ik bij ze zijn komen aankloppen. Zolang wij geen resultaten halen, hebben we het moeilijk om topspelers te overtuigen voor ons te kiezen.”

Hij heeft de familie Kompany nooit ontmoet. Nsengi : “Ik denk dat ze goed geïntegreerd is. Integratie voor mij betekent : zich niet anders voelen. En als je je niet anders voelt, is elk milieu het jouwe. Moeder Mpenza kom ik wel af en toe tegen, zij is veel meer een Congolaise.”

De integratie verloopt kalm, maar kan nog beter, vindt Nsengi. “Ik ga u misschien choqueren als ik dit zeg. Wij hebben veel gedaan voor België, maar nu hebben we de indruk dat Rwanda meer wordt beloond dan Kongo. Rwandezen raken gemakkelijker aan werk of een visum. Dat is een vaststelling. Onlangs was ik in Londen. Ik zag er dat daar veel meer zwarten in de politiek of in de media zitten dan hier. Ik heb vrienden die communicatie en journalistiek studeerden, maar moesten uitwijken naar Frankrijk om werk te vinden. Er is de tweetaligheid van België die voor veel Kongolezen die in openbare diensten willen werken een handicap kan zijn, maar Frankrijk staat toch nog altijd iets meer open. Echte integratie heeft te maken met verantwoordelijkheid krijgen, aanvaard worden, vertrouwen krijgen. Er is nog steeds wat aarzeling bij Belgen om Kongolezen te vertrouwen. Ik heb áchtentwintig huizen bezocht, voor ik een woning vond. Soms is huidskleur toch nog een beetje een hindernis.”

door Peter T’Kint

‘Als ik een positief symbool kan zijn voor de Kongolezen in België, graag dan.’

‘Complimentjes helpen het moreel omhoog, maar mogen geen doel zijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content