Bijna tien jaar geleden haalde Anderlecht hem in Kameroen uit de armoede. Maar een doorbraak in de spits kon Sébastien Siani bij de Belgische recordkampioen niet forceren. Vrijdagavond ontvangt hij met KV Oostende zijn ex-club, als middenvelder en als aanvoerder.

Oostende is weer trots op zijn voetbalclub. Op de dijk wordt onze fotograaf een gocart ter beschikking gesteld en op het strand mag hij zelfs gebruikmaken van een reddingsboot “omdat het voor KVO is”. Sébastien Siani (27) is er de verpersoonlijking van. Vorig seizoen werd hij tot beste speler verkozen en dit seizoen draagt hij bij afwezigheid van de langdurig geblesseerde Xavier Luissint ook de aanvoerdersband. Sinds zijn komst naar België voetbalde de Kameroener al voor Anderlecht, Zulte Waregem, Union, STVV en Brussels, maar nooit presteerde hij beter dan bij KV Oostende. De wedstrijd van vrijdagavond is voor hem speciaal, zegt hij. “Omdat het de club is die mij de kans gaf om profvoetballer te worden. Ik heb er nog altijd goeie contacten en herinneringen.”

Aan wie denk je dan?

Sébastien Siani: “Onder meer aan Vincent Kompany, Anthony Vanden Borre en Mbo Mpenza. Zij waren er altijd voor mij, zij steunden mij en dat liet mij toe om mij beter te integreren en te leren hoe het hier gaat.”

Het zijn drie jongens met Afrikaanse roots. Was dat belangrijk?

“Ergens aankomen waar alles anders is, is vreemd. Dan is het een pluspunt als daar iemand is van dezelfde afkomst, om je niet alleen te voelen. Dat gaf mij moed om alles te doen wat er gedaan moest worden. Het Afrikaanse aspect van Anderlecht en de mensen die mij er omkaderden, lieten mij toe vooruitgang te maken. De buitenlandse jongeren logeerden in een appartement waar de mama van Oleg Jasjtsjoek ons als haar eigen kinderen beschouwde.”

Wat vergde van jou de grootste aanpassing?

“Het temperatuurverschil. Dat was te groot. Toen ik hier in januari aankwam, was het heel koud, terwijl het bij ons 45 graden was. Dan vraag je je weleens af: zal ik hier slagen? Er zijn momenten geweest dat ik mijn schoenen aandeed en mijn voeten niet voelde, omdat mijn handen zo koud waren. Maar aan opgeven dacht ik niet. Opgeven omdat het te koud was, dat zou pas een mislukking geweest zijn. Hoe had ik dat kunnen uitleggen aan kinderen die ’s ochtends opstaan met de vraag hoe ze aan eten zullen raken? Ik besefte dat er miljoenen waren die in mijn plaats wilden zijn en dat motiveerde mij. Wanneer ik alleen was, weende ik weleens, maar in het bijzijn van anderen toonde ik mijn kwetsbaarheid niet. Ik ben een krijger. Mijn karakter vormde ik door altijd mijn eigen weg te volgen en door 75 à 80 procent van mijn leven alleen te leven. In Kameroen leefde ik al op heel jonge leeftijd heel ver van mijn familie.”

In welke omstandigheden ben je opgegroeid?

“Ik ben geboren in een echt arme familie.”

Wat doet dat met een kind?

“Wie arm geboren is, blijft een arm kind.”

Wat bedoel je daarmee?

“Zelfs al word ik miljonair, dan nog kan ik nooit een rijk kind worden. Mijn kinderen zullen dan rijke kinderen zijn. Ik werk omdat zij niet zouden moeten lijden. Dat ik arm geboren ben, maakt wel dat ik mij heel goed bewust ben van de waarde der dingen. Dat ik mij nu zaken kan permitteren waarvan ik als kind niet wist dat het mogelijk was, geeft toch een ander gevoel dan als die er in je jeugd al gewoon zijn.”

Wat bijvoorbeeld?

“Een auto. Ik heb ook nooit gedacht dat ik op een dag het vliegtuig zou nemen.”

Wat deden jouw ouders?

“Niets.”

Waarom niets?

“Het is bij ons niet gemakkelijk om een job te vinden.”

Hoe overleef je dan?

“Ha, dat is het geheim van Afrikaanse ouders: ’s ochtends opstaan, niet weten hoe je tegen ’s avonds aan eten zult raken, maar er toch telkens weer in slagen. Zodra je in de armoede zit, is het moeilijk om je eruit te worstelen. Ik groeide op bij mijn grootmoeder aan moederszijde en ik was nog maar tien jaar toen ze mij zei: ‘Ik voel dat jij de chef de famille zult worden.’ Het gezinshoofd.”

Waarom?

“Ik werd toen al een beetje beschouwd als de kleine chef. Ik was begaan met anderen en kon goed delen. Als ik een brood had, nam ik een klein stukje voor mezelf en gaf ik de rest weg. Merkwaardig is ook dat ik in de familie de enige ben die voetbalt.”

Hoe komt dat?

“Voetbal is altijd mijn passie geweest. Van kleins af voetbalde ik op straat, en op school schreef ik op de eerste pagina van mijn schrift: ‘Mijn droom is profvoetballer worden.’ Ik had het geluk dat ik op mijn dertiende sport-études kon volgen in de Kadji Sport Academy in Douala, het opleidingscentrum waar al veel internationals gevormd werden.

“Het was in de eerste ploeg van Kadji Sport dat meneer Deraeve en meneer Collin van Anderlecht mij ontdekten. Na een oefenwedstrijd kwam onze coach mij uit de kleedkamer halen om mij aan meneer Deraeve voor te stellen. Die vroeg mij om op het veld nog enkele versnellingen te doen van vijf en tien meter om te zien hoe explosief ik was. Daarna is hij mij nog twee of drie keer komen bekijken in competitiematchen en in januari kon ik voor zes maanden naar Anderlecht.”

Met welk gevoel zat je op het vliegtuig?

“Ik had veel vragen: ik wist niet waar ik naartoe ging, wat mij te wachten stond…”

Was je ook bang?

“Ja, bang om niet te slagen. Gelukkig gaf Anderlecht mij voldoende tijd. In april, toen het mooi weer werd, kon ik mijn kwaliteiten tonen en kreeg ik een contract van vijf jaar.”

Scoren in Bernabéu

Associeer je Anderlecht nu niet met een gebroken droom?

“Een gebroken droom… Als je ergens naartoe gaat, wil je tonen waartoe je in staat bent en slagen. Bij Anderlecht kreeg ik niet de kans om te tonen wat ik vorig seizoen bij Oostende liet zien. Jammer, maar het is voorbij en ik moet niet achteromkijken. Na enkele maanden haalde Frank Vercauteren mij uit de B-kern om met de eerste ploeg tegen Roeselare te spelen. Maar in een sterke generatie met onder meer Zetterberg, Wilhelmsson, Jestrovic, Aruna, Vanderhaeghe en Hasi was het voor jongeren als ik, Odjidja, Tioté, Lamah en Allagui moeilijk om onze plaats te vinden.”

Je scoorde in de Supercup tegen Zulte Waregem en in een oefenwedstrijd tegen Real Madrid.

“Ja, vooral die volley in de kruising in het Bernabéustadion blijft voor mij een memorabel moment. Dat gaf mij veel vertrouwen. Maar de daaropvolgende match, tegen Club Brugge, was ik negentiende man en zat ik in de tribune. Vanuit mijn oogpunt was dat psychologisch niet goed gedaan van de coach. Als jonge speler begreep ik dat niet. Het brak mij een beetje. Uiteindelijk vroeg ik om in de winterstop uitgeleend te worden aan Zulte Waregem. Met af en toe eens een invalbeurt van tien of vijftien minuten is het moeilijk om je te tonen. Als het goed gaat, raak je in België dan twee of drie keer de bal.”

Welke speler was je toen?

“Anderlecht zag in mij de opvolger van Aruna Dindane. Afrikaanse roots, ongeveer dezelfde grootte, misschien een beetje dezelfde stijl… Misschien was het daarom. Ik vond ons toch verschillend en zo’n grote speler moeten opvolgen was voor een jonge jongen als ik natuurlijk ook niet vanzelfsprekend. Ik was Anderlecht opgevallen toen ze in Kameroen Ernest Nfor scoutten. In die wedstrijd stond ik in de spits, maar eigenlijk ben ik opgeleid als middenvelder. In België schikte ik me naar de rol die ze mij gaven. Maar gelukkig ben ik intussen een trainer tegengekomen die mij perfect kent en mij als centrale middenvelder gebruikt.”

Raakte je de voorbije jaren in tweede klasse niet gefrustreerd?

“Ik dacht weleens: zal ik ooit nog in eerste kunnen spelen? Dat frustreert je soms, ja. Maar bijvoorbeeld bij Sint-Truiden beleefde ik twee mooie jaren: eerst kampioen in tweede, dan play-off 1 in eerste. Maar op het einde van het seizoen moest ik altijd terugkeren naar Anderlecht. Ik wist dat ik daar niet zou spelen en vroeg mij elke keer af: wat volgend seizoen? Vooral dat was zwaar. Ik miste stabiliteit.”

Bij Brussels vond coach Didier Beugnies dat je als patron van de ploeg meer op tafel moest kloppen. Hij noemde jou gereserveerd, eerbiedig, te weinig ‘méchant’.

“Het klopt dat ik altijd wel een beetje vriendelijk blijf en de dingen graag met wat filosofie en wat humor zeg. Soms moet er op tafel geklopt worden, maar ik vraag mij altijd af: wat is de beste manier om iemand iets te laten begrijpen? Ik ben aanvoerder op mijn manier. Ik spreek met mensen.”

Met behalve een coach als Fred Vanderbiest nu ook nog mannen als Elimane Coulibaly en Bjorn Ruytinx erbij belooft het dit seizoen in Oostende wel een héél explosieve kleedkamer te worden.

“Het is een kleedkamer van eerste, met sterke persoonlijkheden en verschillende mentaliteiten. Daar zullen we wel weten mee om te gaan. Er zijn er om het vuur aan te wakkeren en er zijn er om te blussen. Ik denk dat ik bij de brandweerlui hoor.”

Je hebt nog tegen Fred Vanderbiest gespeeld. Dat was waarschijnlijk ook niet om te lachen.

“Neen, hij was een casseur des pieds en ik ben snel en beweeglijk en dribbel veel. Daar hield hij niet van. Er zijn dingen gebeurd, maar dat blijft tussen ons. Maar zodra hij trainer werd, wilde hij mij voor zijn ploeg. Dat lukte pas toen ik vorig jaar in januari vrij kwam bij Brussels.”

Hij speelt jou uit als spelmaker voor de verdediging.

“De meeste mensen die mij van bij Anderlecht kennen, zijn verrast. Zelfs Frank Vercauteren sprak mij er vorig seizoen na de wedstrijd tegen KV Mechelen over aan. Centraal op het middenveld is mijn beste positie, maar je bent altijd afhankelijk van de ploeg. Als ik daar rendeer, is het ook dankzij mijn ploegmaats. Het team maakt het mij makkelijker.”

Ben je te weinig egoïstisch ingesteld om in de spits te spelen?

“Dat kreeg ik alleszins vaak te horen.”

In welke zin ben je in België als persoon geëvolueerd?

“Ik kan beter tegen grote druk dan toen ik hier als jonge speler aankwam. Ik maakte al veel kleedkamers mee en leerde veel bij. Als ik nu voor een probleem sta, kijk ik ook naar de goeie kant en probeer ik een oplossing te vinden. Vroeger raakte ik sneller gefrustreerd.”

Nadat je tot beste KVO-speler van het voorbije seizoen was verkozen, vóór Fernando Canesin en Didier Ovono, verklaarde je dat het dankzij God was. Deed jij het dan niet zelf?

“Ja, maar ik geloof dat er iemand is die ons surveilleert. Mijn geloof is dat als je in God gelooft datgene wat je je tot doel stelt op een dag ook zal gebeuren.”

Als je de weg erheen aflegt, doet wat er allemaal gedaan moet worden om dat doel te kunnen bereiken.

“Natuurlijk. Als ik mij tot doel stel om de straat over te steken om naar mijn wagen te gaan, maar ik doe dat met de ogen dicht, dan zal ik mijn doel niet bereiken. Dan zal ik sterven onder de kusttram.”

Je bent 27. Welk doel wil je in jouw carrière nog bereiken?

“In een grotere club spelen dan KV Oostende. Er was vorig seizoen al belangstelling, maar ik denk dat het beter is om hier nog even te blijven en te bevestigen alvorens naar een grotere club te vertrekken.”

Dochter Rose

Hoeveel mensen onderhoudt de ‘chef de famille’ intussen in Kameroen?

“Met de neven erbij zijn dat er nu alles samen misschien wel twintig. Die neven zijn de kinderen van mijn drie ooms en mijn tante, dat zijn de broers en de zus van mijn moeder en die beschouw ik als mijn eigen broers en zus.”

Vorig seizoen ben je zelf vader geworden.

“Ja, van een heel schattige dochter van nu bijna een jaar en vier maanden. Rose.”

Maar je woont niet samen met de moeder.

“Neen.”

Waarom niet?

“Leven is kiezen en ik maakte de keuze om niet samen te zijn met de moeder. Misschien is dat kwetsend voor haar, maar het is zo. Ik was eerlijk met haar, zij was dat iets minder met mij.”

Je wist niet beter dan dat ze de pil had genomen?

“Inderdaad. Leven is voor mij communiceren en niet eenzijdige beslissingen nemen, want dat is dictatuur. Zeker als het gaat over een kind op de wereld zetten, dan praat je daar vooraf samen over. Maar ik wist niet dat zij zwanger kon worden, dat had zij mij niet gezegd. Het was haar beslissing. Maar nu Rose hier is, zijn we alle twee tevreden. Ik ben niet voor abortus.”

Maar je wilt liever nog wat ‘profiteren van het leven’?

“Neen, helemaal niet. Ik heb mijn waarden en ik verkies met iemand samen te zijn met min of meer dezelfde levensstijl als ik.”

Wat is die levensstijl?

“Ik ben veel meer gereserveerd en ga niet veel uit. Vorig seizoen maar tweemaal: in Brussel met enkele ploegmaats en nog een keer hier in Oostende. Dan drink ik hoogstens één glas. Ik rijd ook altijd. Zat zal je mij nooit zien. Alcohol interesseert mij niet, tabak evenmin. Ik begrijp niet waarom mensen roken: waarom rook inhaleren en hem dan weer uitblazen?

“Trouwens, ik heb intussen een nieuwe vriendin. Iemand van Oudenburg, die lesgeeft in het basisonderwijs. Ik legde haar mijn situatie uit en ik neem mijn verantwoordelijkheid op. Voor we met KVO naar Engeland op stage vertrokken, verbleef Rose twee weken bij mij. De moeder woont in Luik – geen ideale situatie -, maar we willen beiden absoluut het beste voor de kleine.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – BEELDEN KOEN BAUTERS

“Die volley in de kruising in het Bernabéustadion blijft voor mij een memorabel moment.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content