Na een moeizaam begin zitten de Buffalo’s weer op koers voor play-off 1. Niet dat de langstzittende manager van eerste klasse nu rustig achterover kan leunen. ‘Je moet deze job elke dag van het jaar doen en altijd met volle overtuiging. Een andere weg is er niet.’

Halverwege het interview in zijn gloednieuwe kantoor duwt Michel Louwagie de pauzeknop in. Het is vier uur voor de bekerwedstrijd tegen OH Leuven en de manager is dringend aan zijn traditionele ronde door het stadion toe. “Kom maar mee,” zegt de Gentse manager, “dan zie je alles eens met eigen ogen.”

Drie tellen later heeft hij een vijftal medewerkers rond zich verzameld en kan de inspectie van de Ghelamco Arena beginnen. De rangorde is duidelijk: het is telkens de manager die zich als eerste een weg baant door de wirwar van loges, liften en tribunes. De medewerkers blijven – in het beste geval – in zijn kielzog. Als Louwagie (bouwjaar 1956) weer eens vijftig meter voorsprong heeft genomen, horen we in onze rug een jonge dertiger zuchten: “Ik moet dringend weer meer gaan sporten.” Veel sleet zit er dus niet op de voormalige zwemkampioen (BR op de 200m rugslag in 1974). Geen detail ook dat hem ontglipt. De glans van het parket, krasjes op de lift, een vermist zitje of sigarettenpeuken in de tribune, Louwagie monstert het allemaal met het oog van een geoefend aannemer. Louwagie: “Ik vind dat maar normaal. Er is elke fan een vipbehandeling beloofd en dat gaan we ook waarmaken. Poets jij thuis niet als er volk langskomt?” En weg is hij. Ditmaal is het een afbladderende muur op de promenade die zijn aandacht opeist. (tot zijn medewerkers) “Die gaan we snel laten oververven. Doe maar, gelijk welk kleur.” (keert op zijn stappen terug) “Zorg wel dat het geen blauw-zwart is.”

De wet van Murphy

De manager van een G5-ploeg die in een tribune sigarettenpeuken loopt te tellen, ik zie het Herman Van Holsbeeck niet snel doen. Moet u daar echt mee bezig zijn?

Michel Louwagie: “Ja, ik moet dat zelf doen. De Ghelamco Arena blinkt langs alle kanten en het is dus wel de bedoeling dat zo te houden. In het begin moet je dan ook zelf weten hoe alles in elkaar zit. Daarna ga ik rustig kijken wie ik wat kan toevertrouwen en zal ik meer uit handen geven. Nu nog niet, nu moet ik overal grip op hebben. Anders treedt er verslapping op en dat kunnen we ons niet veroorloven. (abrupt) Begrijp je nu dat ik het afgelopen jaar minder tijd heb gehad voor het sportieve?”

Een jonge chef kwam hier een tijdje proefdraaien in jullie sterrenrestaurant. Toen hij een contract vroeg, kreeg hij te horen dat hij dat met meneer Louwagie moest regelen. Toen de chef die avond op café ging, vroegen zijn vrienden hem of hij al een contract had. ‘Nee,’ zei hij, ‘ik moet eerst nog langsgaan bij een zekere Luigi.’

(lacht smakelijk)

Het zegt wel iets: vroeger was het onvoorstelbaar dat er iemand op AA Gent rondliep die u niet kende.

(knikt) “Het is ongelooflijk wat voor een organisatie dit vergt. In 1990 kreeg ik hulp van twee gepensioneerde onderwijzers, nu heeft AA Gent negentig man personeel in dienst. Dat loopt zelfs op tot vierhonderd medewerkers op een wedstrijddag. (somt op) We doen aan evenementen, er is een toprestaurant, de bistro tijdens de wedstrijden,… Security, cleaning, nutsvoorzieningen, dat moet allemaal opgevolgd worden. We hebben tegenwoordig zelfs iemand die zich alleen maar met mobiliteit bezighoudt.”

Uw stadion mag wel draaien, dat deed uw elftal aanvankelijk veel minder. U kon het gemonkel in de media niet echt smaken.

“Ik heb me daaraan gestoord, ja. De werking van een club is er een op meerdere niveaus, die analyse zag ik te weinig terug. Vorig jaar moesten we geld uit het sportieve halen en in de bouw steken. We hebben té bruusk verjongd, dat wel, maar die inspanning maakt wel dat de balansen nu kloppen en dat we de bouw goed verteren. Dat de supporters elke week willen winnen, dat begrijp ik. Maar ik had de indruk dat sommige media geen rekening hielden met de omstandigheden. Wat ons dit jaar overkwam, was de wet van Murphy: eerst vielen al onze centrale verdedigers uit, daarna zaten we plots zonder spitsen. Ik heb altijd gezegd: beoordeel ons als we er volledig staan.”

Voelt de Gentenaar zich al thuis in zijn Ghelamco Arena?

(denkt na) “Het is wennen geweest. AA Gent is nog op zoek naar zijn identiteit in de Ghelamco Arena. Zo’n grote aanpassing vergt nu eenmaal wat tijd. Vergeet niet dat de mens een gewoontedier is. Ik heb dat zelf ondervonden. Vroeger had ik een vaste routine voor elke wedstrijd, die tot op de minuut getimed was. Plots moet je gaan zoeken hoe je alles opnieuw moet invullen. Tijdens de eerste thuiswedstrijden merkten we dat we met heel het bestuur wat verloren liepen in ons eigen stadion. Nu valt alles stilaan in zijn plooi en begint dat thuisgevoel toe te nemen.”

Kost het nieuwe stadion uw ploeg punten?

“Elke ploeg die naar hier komt plooit zich dubbel om wat te rapen, terwijl onze ploeg een tijd zoekende was. In het begin was er dus geen sprake van een thuisvoordeel. Dat maakt deel uit van de groeipijnen waar we door moeten, maar het is op zich volstrekt normaal. Wie denkt dat je tegelijk een stadion en een topploeg kan bouwen, kent niet veel van voetbalmanagement. Kijk naar Arsenal, die spelen nu pas opnieuw mee voor de titel. Of naar Lille, Vitesse en Servette Genève, voorbeelden genoeg. Ik bekijk het positief: wij hebben het lastigste achter de rug. Alle Belgische ploegen die willen bouwen, moeten daar nog door.”

De opkomst overtreft uw verwachtingen. Vreest u niet dat veel van die mensen weer gaan afhaken als Gent niet snel meespeelt voor de prijzen?

“Je hebt de echte supporters die enkel voor het voetbal komen, maar ook een grote groep die voor de beleving rond de match komt. Voor hen is een avondje voetbal bijna een toeristische uitstap. Ik ben ervan overtuigd dat de promenade rond het stadion onze grootste troef is om die mensen blijvend aan ons te binden. Misschien dat ze zich in het begin wat hebben verveeld tijdens de matchen, maar alleszins niet ervoor en erna, als ik kijk naar onze omzet.” (lacht)

Niet het Gent van weleer

Hoe is het om na al die jaren van beknibbelen over grotere budgetten te beschikken?

“Dat zal ik u weten te zeggen als het zover is. Onze inkomsten zijn gestegen, maar de kosten ook. Het zal nog even duren, maar onze money machine zál aanslaan en onze ploeg gaat daar alleen maar sterker door worden. Eén ding weet ik zeker: het prestige van ons nieuwe stadion zal ook afstralen op onze spelers. Een El Ghanassy die in de Ghelamco Arena de pannen van het dak speelt, heeft een veel hoger prijskaartje dan in het Ottenstadion.”

Hoever zit u af van het vooropgestelde budget van 25 miljoen euro?

“We zitten nu aan 22 miljoen, dus niet zo ver. En er is nog marge, zeker qua publiciteit en sponsoring.”

Het contract met hoofdsponsor VDK ligt wel nog vast tot 2016.

“U bent goed geïnformeerd. We hebben altijd een goede band gehad met VDK, maar na 2016 zullen zij ook een tandje bij moeten steken. Er is meer exposure rond de club en we belanden nu in een andere markt. Dit is niet meer het AA Gent van weleer.”

Waarom hangt er een enorme foto van Bryan Ruiz aan de Ghelamco Arena?

“Omdat hij enorm populair blijft bij de fans. Zelf plaats ik hem net voor Boussoufa als de beste speler die hier ooit gepasseerd is.”

Als uithangbord koos u wel een speler die hier al sinds 2009 niet meer rondloopt. Was hij nu nog langsgekomen op de openingsceremonie in juli…

“Het was niet zo evident om dat te regelen, Ruiz had stages die al vastlagen. Maar het klopt wat je zegt: sinds BerndThijs out is, hebben we geen echte vedetten meer gehad. Ook daarom gaan we onze ploeg versterken in januari.”

Kost dat gebrek aan persoonlijkheden u ook geld? Met een coach als Leekens of Preud’homme had u uw verhaal rond het nieuwe stadion veel beter verkocht gekregen bij de sponsors en in de pers.

“Dat klopt ergens, maar Preud’homme was vorig jaar niet haalbaar en zit nu in Brugge. Het is een kwestie van momenten om zo’n topper binnen te halen, want zo veel trainers die zowel op het veld als inzake pr scoren, lopen er ook niet rond in België. (fijntjes) Er zijn er nochtans genoeg anderen die naar Gent willen komen… Laat mij onderstrepen dat de voorzitter tevreden is met Rednic en dat hij zich hier ook goed voelt. De kans stijgt dus dat hij hier blijft. Hij heeft niet de reputatie een blijvertje te zijn, dat klopt, maar Roemenië is ook een eigenaardig land op dat vlak.”

Het stadion van AA Gent liet zo lang op zich wachten dat men het met het monster van Loch Ness begon te vergelijken. Wie laatst lacht, best lacht?

“We hebben ons daar nooit echt mee beziggehouden. Ik wist waar we stonden en wat ons tegenhield. Iets als de bankencrisis heb je nu eenmaal niet in de hand. Ik durf zelfs te zeggen dat het goed is dat het zolang geduurd heeft. Het uitstel heeft ons in staat gesteld al onze schulden volledig af te betalen en volledig te breken met het verleden.”

Wat zeggen de bestuurders van de bezoekende clubs die u hier over de vloer krijgt?

“Ze zijn onder de indruk en vinden ons stadion schitterend. Wat ze daarna onder elkaar zeggen als ze naar huis rijden, dat weet ik natuurlijk niet.” (schaterlacht)

Misschien neemt de nervositeit toe? Momenteel komen acht van de zestien eersteklassers uit West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen. Dat kan niet blijven duren.

(knikt) “Je hebt een hinterland met een miljoen inwoners nodig, daar zijn alle economische studies het over eens. Daarom ben ik het voorstel van twee eerste klasses met telkens twaalf ploegen niet ongenegen. Vierentwintig ploegen in het betaald voetbal lijkt me ruim voldoende voor een land als België. Wie straks moet verdwijnen? Ik kan alleen maar voor ons spreken: AA Gent is een ploeg die breed gedragen wordt. Dat lijkt mij toch een voordeel.”

Pareltje van een stadion

Hoeveel mensen nemen er tegenwoordig de beslissingen bij AA Gent?

“Twee, voorzitter Ivan De Witte en ik. De raad van bestuur heeft ons een mandaat gegeven voor het merendeel van de beslissingen.”

‘In zo’n pareltje van een stadion moét AA Gent wel goed spelen’, zei Paul Gheysen van Ghelamco. Toen dat niet het geval was, zou hij jullie de schroeven hebben aangedraaid, met het ontslag van Fernández tot gevolg.

“Dat verhaal klopt niet. Het is waar dat hij vaak komt kijken en ondertussen ook een beetje supporter is geworden, maar daar blijft het bij. Paul Gheysen is de uitstekende bouwheer van het stadion waar AA Gent in speelt, meer niet.”

Sporttechnisch coördinator Gunther Schepens moest de aanwerving van Mircea Rednic via de radio vernemen.

“We hadden vooraf wel zijn advies ingewonnen, maar hij zat zelf niet aan de onderhandelingstafel en was dus niet op de hoogte van de precieze timing. Ik vind dat niet vreemd, neen. Gunther zal in de toekomst adviezen geven over transfers en over de jeugdwerking, maar de financiële kant zal hij met mondjesmaat moeten leren. Op dat vlak moet hij nu vooral kijken, luisteren en bijleren. Investeren in je carrière, heet dat. Zo heb ik het zelf ook tien jaar aan een stuk gedaan en dat lijkt me de beste manier. Ik heb in andere clubs voorbeelden genoeg gezien van mensen die snel naar boven zijn gekatapulteerd en even snel weer verdwenen waren.”

Er is één rode draad in het bewind in Gent. Als de ploeg het laat afweten, wordt u met de vinger gewezen. Dat was twintig jaar geleden al zo, het was deze herfst niet anders.

“Ik heb me daar al lang bij neergelegd. Als het niet loopt, zoeken mensen altijd een zondebok. It’spart of the job. Als je daar niet mee om kan, moet je er zelfs niet aan beginnen. Trouwens: wanneer komen de managers in de krant? Als het slecht gaat. Wordt er gewonnen, zijn het de spelers en de trainers die bewierookt worden.”

U bent al sinds 1998 voorzitter van de Belgische zwembond. De vraag die u men al die tijd al stelt: kan u die twee wel blijven combineren?

“Zwaar is dat voorzitterschap niet, het gaat om één vergadering per week. Het helpt me ook om het voetbalwereldje af en toe even achter me te laten. Zolang ik me goed voel, wil ik er dus graag nog een paar mandaten aan plakken.”

Heeft Michel Louwagie nog een leven buiten de grasmat en de zwemkom? In de interviews die u de laatste twintig jaar heeft gegeven, zijn daar alleszins weinig sporen van.

“Ik jog drie keer per week, waarvan één keer door het stadion, op de dag van de wedstrijd. Eigenlijk is dat dus ook een beetje voor mijn werk, maar wel plezant. Verder probeer ik vooral bij mijn gezin te zijn. Zelfs vakantie is voor mij een zeldzaam goed. Naar optredens gaan? Een kunstcollectie bijhouden? (wuift weg) Daar heb ik allemaal geen tijd voor.”

De kunst van het onderhandelen dan?

(grinnikt) “Dat ligt mij al meer, ja. Een strategie uitstippelen of een percentje afdwingen op de doorverkoop, daar kan ik echt van genieten. Het is iets wat je in je bloed hebt of niet. Al heb ik het gevoel dat mijn reputatie me de laatste tijd soms vooruit snelt. Ze kennen me eigenlijk al te goed in België.” (lacht)

Wat zegt het over het bedrijf AA Gent als dat zijn ‘CEO’ zelfs in normale omstandigheden geen weekje kan missen? Moet een goede manager zichzelf niet vervangbaar maken?

(blaast) “Normale omstandigheden, wat zijn dat? Daarvan heb ik er in 23 jaar in het Belgische voetbal nog niet te veel gezien. Tijdens de zomer kan je sowieso al niet weg, alleen tussen kerst en Nieuw ligt het even stil. En zelfs dan: vorig jaar was ik even op skivakantie, maar ik heb de hele tijd aan de telefoon gehangen met de voorzitter. (berustend) Je kan niet alles hebben in het leven. Zou ik graag eens veertien dagen op reis gaan? Ja, maar als ik eerlijk ben met mezelf, weet ik dat dat niet mogelijk is. Je moet deze job elke dag van het jaar doen en altijd met volle overtuiging. Een andere weg is er niet.”

DOOR JENS D’HONDT

“Bryan Ruiz is de beste speler die hier ooit gepasseerd is.”

“Wie denkt dat je tegelijk een stadion en een topploeg kan bouwen, kent niet veel van voetbalmanagement.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content