Jonas De Roeck ruilt straks Germinal Beerschot voor AA Gent, maar mikt nog hoger. ‘Ooit wil ik naar een topclub.’ Maar Paul Put wil hij nooit meer tegenkomen.

Vier jaar geleden werd Jonas De Roeck (27) na een goed seizoen met Lierse getipt voor de Belgische top, nadat hij met de Belgische beloften de eindronde van het EK had gespeeld. Maar al snel zakte de centrale verdediger met Lierse weg, raakte onder Paul Put helemaal op de achtergrond en hervond pas dit seizoen zijn beste niveau. Prompt leverde hem dat een transfer op van Germinal Beerschot naar AA Gent. Een stap vooruit, vindt De Roeck, maar hij kijkt nog verder omhoog.

Hoe vaak heb je je ouders al verweten dat ze niet in Barcelona zijn blijven wonen ?

Jonas De Roeck : “Waarom ?”

Je bent daar geboren. Misschien had je anders daar wel gevoetbald. Of in Engeland, waar je opgroeide.

“In het Engelse voetbal is plaats voor grote, kopbalsterke verdedigers met een goede lange pass, maar evengoed had het gekund dat ik daar niet tot het hoogste niveau was doorgestoten.”

Toen je van Lierse naar Germinal Beerschot verhuisde, zei je : ‘Ik heb de stadslucht gemist.’ Op dat vlak was Gent een goede keuze.

“Ik hou van het fanatieke dat bij voetbal in een grote stad hoort. De eerste keer dat ik dat meemaakte, was toen we met Antwerp kampioen werden in tweede. In België sluit Standard het best aan bij zuiderse toestanden. Ik voetbal dan ook heel graag op Sclessin.”

Germinal Beerschot schrok toen je transfer bekend raakte. Wilden zij je niet houden ?

“Toch wel. Begin dit seizoen werd mij mondeling een contract van drie jaar voorgelegd, maar aan het bedrag dat toen genoemd werd, zou ik nooit getekend hebben. Eind november klampte men me weer aan, toen zei ik dat ik eerst weer fit wilde raken. In december hebben ze nog eens gezegd dat ze wilden praten, maar ik wilde eerst weer in de ploeg komen. Toen ik al weer meetrainde, kwam Gent. Hun eerste bod lag in de lijn van wat ik zelf in gedachten had. Ik deed een tegenvoorstel. Toen deden zij een laatste bod waar ik me goed in kon vinden. Intussen had Aimé Anthuenis nog eens gezegd dat Germinal Beerschot me wilde houden. Ik wist ongeveer wat zij zouden betalen. Gent bood mij een goed loon. Bovendien is het sportief een stap vooruit.”

Waarom is dat, denk je ?

“Als club staat Gent hoger en met dat nieuwe stadion hebben ze nog een groeimarge. De laatste tien jaar eindigden ze bijna altijd in de top vijf. Ik wilde met een vroege beslissing ook vermijden wat ik met Lierse meemaakte : dat ik, eind contract, pas eind juni blij mocht zijn dat ik bij Germinal Beerschot nog aan de slag kon.

Voor een Antwerpse fusie

Begin vorig seizoen zei je : ‘Ik voel dat ik de kwaliteiten heb voor een Belgische topclub. Ooit kan ik daar zeker mee.’ Sta je daar nog altijd achter ?

“Ik ben daar nog altijd van overtuigd. Ik heb altijd geweten wat ik kan en wat ik niet kan. Een van mijn kwaliteiten is dat ik spelers rondom mij kan sturen en beter maken. Mijn mentaliteit is een andere troef. De laatste jaren ben ik misschien wat blijven hangen, maar als ik de kans krijg, denk ik dat ik een Belgische topclub aankan.”

Waarom denk je dat ?

“Ik merk dat ik het niveau van de trainingen goed aankan, dat ik bij de beteren ben. Om het niveau te halen moet ik niet op de toppen van mijn tenen lopen. In een topclub ligt het niveau hoger en dan is de vraag : kan je jezelf in die mate ontplooien dat je het oppikt of merk je na een tijd dat het te hoog gegrepen is ? Misschien is dit mijn plafond, maar ik heb het gevoel dat ik die stap wel kan zetten. Alleen moet het de komende twee jaar gebeuren. Anders ben ik te oud.”

Heeft Germinal Beerschot niet het potentieel om een topclub te worden ?

“Ik vind nog steeds dat Antwerpen het potentieel heeft voor een grote club. Alleen is dat er tot nu nooit uitgekomen. Ik ben van mening dat er één ploeg moet komen, ik ben honderd procent voorstander van een fusie. Maar ik had de voorbije jaren bij Germinal Beerschot niet het gevoel dat men er snel dezelfde vooruitgang zou maken als Gent. Ik voelde niet die wil om echt een topclub te maken. Dat heeft te maken met langetermijnvisie. Van de ploeg van vorig seizoen zijn maar zeven à acht spelers overgebleven. Gent heeft Boussoufa en Vrancken laten vertrekken, maar zit toch nog altijd in de top vijf.”

Tevreden is men bij Germinal Beerschot dit seizoen niet. Het kon beter, vindt de clubleiding. Terecht ?

“Op de vraag of het maximum uit deze kern is gehaald, luidt het antwoord dat we met deze kwaliteiten hoger hadden moeten staan.”

Waarom is dat niet gebeurd ?

“Technische en fysieke kwaliteiten zijn er hier voldoende, maar voor de top vijf heb je mentale regelmaat nodig. Dit seizoen merkten we dat we soms te snel tevreden zijn met wat we bereikt hebben. Sommige spelers moeten elke week honger hebben om tot het uiterste te gaan. Want voetballen kan iedereen bij ons. Daarom stellen veel tegenstanders zich op ons in. Daar hadden wij het moeilijk mee. De trainer wil wel dominanter voetballen, maar dat vergt veel mentale energie van alle spelers. Het elke week kunnen opbrengen om met fris voetbal de muur te kraken is moeilijk voor ons. We zijn nog niet sterk genoeg om een tegenstander die zich hier komt ingraven te ontwrichten.”

Ferrera indrukwekkend

Zeggen de namen Lachambre, Teelen, Gillet, Reigel, Turaci, Soetaers je nog iets ?

“Dat waren mijn ploegmaats bij de beloften op het EK in 2002. Stefan Teelen vond ik toen een goeie voetballer, beter dan Lachambre, maar bij Genk is hij niet doorgebroken.”

Zijn jullie terechtgekomen waar je vooraf had ingeschat ?

“Min of meer wel. Bij ons liepen geen echte supertalenten die voorbestemd waren voor buitenlandse topploegen. Wij moesten het meer van de ploeggeest hebben. De grootste verrassing vond ik Turaci. Dat die bij een topclub zou raken, had ik niet verwacht. Toen vond ik hem een van de mindere spelers, al was hij fysiek sterk. Hij zat toen nog bij La Louvière. Bij Standard maakte hij onverwachte progressie.

“Er waren wel goeie voetballers bij, hoor : Tom Soetaers of Koen Daerden. Bij Tsjechië speelde Baros, van wie je wist : dat wordt een topper. Frankrijk had Mexès, Govou. Qua uitstraling, fysieke kracht en snelheid van uitvoering was dat een niveau hoger dan het onze. Daar voelden we onze limiet, beseften we wat we vooraf al vermoedden : dat wij niet de top in Europa waren. Ons hotel werd ook niet platgelopen door managers en scouts.”

Na dat EK was Lierse de revelatie.

“De manier van trainen en voetballen van Emilio Ferrera lag ons : bal direct inspelen, snel omschakelen. Wij hadden toen de spelers om het door hem gewenste systeem te brengen. Qua spelerscapaciteiten zullen wij wel de beste groep geweest zijn waarover hij ooit beschikte. Naast het veld had hij weinig contact met ons, maar het klikte gewoon. Hij haalde toen het maximum uit de kern. Alles wat hij aanbracht – tactische besprekingen, videoanalyses, noem maar op -, vonden wij indrukwekkend. Hij kon goed de pijnpunten van de tegenstander blootleggen. Bij momenten was dat indrukwekkend, omdat het vaak klopte. Dat seizoen heeft hij zo’n grote indruk op mij gemaakt dat ik dacht : van die man zullen we zeker nog horen.”

Ook voor hem was dat, achteraf bekeken, een topjaar.

“Hij had na dat schitterende seizoen de stap moeten kunnen zetten naar een grotere club. Het tweede jaar verloren we net voor de sluiting van de transfermarkt met Koné en Huysegems onze twee spitsen. Dat kan geen enkele trainer opvangen. Toen hij bij Club Brugge aan de slag kon, dacht ik : eindelijk kan hij zijn visie overbrengen bij een topploeg.”

Dat is niet gelukt.

“Toch hoorde ik dat de spelers achter hem stonden, dat ze voor een contractverlenging pleitten. Vraag is : brengt de trainer te weinig of was de kwaliteit van de spelers te weinig ? Ik denk dat het bij Club voornamelijk lag aan de kwaliteit van de spelers.”

Na dat seizoen werd jou een grote toekomst voorspeld, maar jij bleef hangen. Stein Huysegems en Arouna Koné verhuisden naar Nederland.

“Stein maakte onder Emilio Ferrera enorm veel vooruitgang. Bij AZ kon hij doorgroeien omdat zijn speelstijl past in Nederland, omdat hij een individuele actie kan maken. Dat Koné een topper in spe was, viel niet meteen op. Hij kon wel voetballen, zag je, maar Adolphe Tohoua was toch dé man toen. Maar na elke training werkte Koné uit zichzelf zijn mindere punten weg. Na de heenronde wisten we dat hij niet lang bij ons zou blijven. Dat Tohoua het niet maakte, heeft te maken met mentaliteit. Adolphe heeft niet het doorzettingsvermogen van Arouna, die zich ook buiten de training meteen als een echte prof gedroeg. Adolphe was meer een levensgenieter. Als hij het moeilijk had, ging meteen het kopje omlaag.”

De vraag was : waarom raakte jij op dat moment niet hogerop ?

“Achteraf hoorde ik dat Genk Lierse 10 miljoen frank bood voor mij. Toenmalig voorzitter Gaston Vets sloeg dat bod af. Waarschijnlijk wilde hij de som die Lierse aan Antwerp betaalde, 22 miljoen frank, recupereren. Genk was ideaal geweest. Na dat seizoen wisten we ook dat er geen progressiemogelijkheden meer in die groep zaten. Toen ook nog eens Koné en Huysegems werden verkocht, had ik het even moeilijk. Op dat moment wist ik dat het moeilijk zou zijn om een stap vooruit te zetten.”

Manipulator Put

Tussen jou en Ferrera’s opvolger, Paul Put, klikte het niet.

“Toch was er nooit een incident tussen ons. In de voorbereiding kon ik door een blessure een week niet meedoen. Toen koos hij centraal voor het duo NikolovskiFassotte. Daar kon ik mee leven. Later kwam ik wel in de ploeg, tot ik weer geblesseerd uitviel. Daarna was het over.”

Put vond je ingesteldheid op training soms te wensen overlaten. Je moest meer brengen.

“Ik heb lange tijd scherp getraind. Maar dat is moeilijk als je ziet dat sommige spelers wedstrijden spelen waarvan ik wist dat ik het nooit zo slecht had gedaan, maar toch gewoon bleven staan. Eerst begin je te twijfelen aan jezelf : ben je echt zo slecht ? Dan denk je : dit kan toch niet ? Op den duur kan je het niet meer opbrengen om elke training voluit te gaan. Dan sluipt er frustratie in, omdat je weet : het haalt toch niets uit. Hij zal zitten wachten hebben tot ik eens slap trainde om een argument te hebben om me te passeren.”

Je kon in de winterstop naar KV Oostende, maar dat deed je niet.

“Op stage is Put op me komen inpraten : dat hij me nog nodig had, dat ik weer goed bezig was. Je denkt altijd dat een trainer eerlijke keuzes maakt, in eer en geweten beslist op basis van een training of selecteert wat het best is voor een ploeg. Maar dat is niet altijd het geval, zeker na die affaire met Ye besefte ik dat het niet zo was. Put kon zowel de waarheid als de mensen manipuleren.”

Heb je nooit gemerkt dat er bij Lierse iets niet klopte ?

“Néé ! Ik had het er nog eens met Jimmy Smet over, die had ook niets door.”

Hoe kan dat nu, Jonas ?

Eric Van Meir mocht nooit mee voor een tactische bespreking of in het bureau van Put, als die met Patje Deman samen zat. Natuurlijk confronteerden wij Eric daar toen mee : ‘Allee, Eric, waarom mag jij daar niet bij zijn ?’ Die wist dat ook niet. Ik zag wel hoe Put sommige spelers belangrijk maakte, Fassotte en Nikolovski bijvoorbeeld. Die werden vaak bij hem in zijn bureau geroepen. Met hen praatte en lachte hij, terwijl ze in de wedstrijden vreselijke fouten begingen. Ondertussen vroeg ik me steeds af : waarom mag ik dan eens niet ? Hoe kan dat nu, dat die blijven spelen ? Aan de mogelijkheid van omkoping of zoiets dacht ik niet eens.”

Wanneer heb jij voor het eerst iets gehoord ?

“Toen ik die reportage op de VRT zag. Toen zat ik al bij Germinal Beerschot. Ik schrok, want daar zaten vrienden van me bij : Yves Van der Straeten en Laurent Delorge.”

Praat je nog met hen ?

“Ik ben teleurgesteld in hen, maar voor hen kan ik begrip opbrengen omdat ze door iemand die macht had onder druk zijn gezet om iets te doen wat ze niet wilden. Put had die macht. Ik wil die man nooit meer zien. Ik vind het schandalig dat zoiets in België zo lang duurt. In Italië wordt dé ploeg van het land, Juventus, binnen de maand gestraft. Hier mag iedereen tijdens zijn carrière doen wat hij wil, je wordt toch niet bestraft.”

Ye viel niet op

Als Cliff Mardulier straks een contract krijgt bij Roda JC ga jij hem feliciteren ?

“Ik heb ook wel een tijdje gedacht : verdomme, klootzakken. Als Yves en Laurent zeggen dat ze me, als alles achter de rug is, alles zullen vertellen en dat daaruit zal blijken dat ze onschuldig zijn, geef ik hen het voordeel van de twijfel. Put is voor mij de grote boosdoener.”

Heb jij Ye vaak gezien op Lierse ?

“Nee. Een keer of twee is hij in het spelershome geweest, maar hij viel me daar toen niet eens op.”

Werd hij dan niet voorgesteld als de redder van Lierse ?

“Dat zeggen de spelers die bij de zaak betrokken zijn. Misschien werd hij aan hen als dusdanig voorgesteld. Ik herinner me daar niets van.”

Stel dat Put ook jou had benaderd …

“Ik had ‘neen’ gezegd, dat weet ik heel zeker. Ook al besef ik dat een aantal jongens van wie ik het nooit had verwacht toch ‘ja’ zegde. Daarom denk ik dat het voor hen niet zo simpel lag. Misschien had men goed uitgerekend wie ze met succes konden benaderen en bij wie dat niet zou pakken.”

Een paar weken nadat de affaire losbarstte, verhuisde Ninoslav Milenkovic van Lierse naar Germinal Beerschot. Wat zeg je dan : ‘Welkom Nino’ ?

“Daar had ik het heel moeilijk mee. Ik heb dat ook gezegd tegen de voorzitter, die daar geen probleem mee had. Hij en Roger Lambrecht ( voorzitter van Lokeren, nvdr) zegden ook dat ze er geen probleem mee zouden hebben om Put weer een contract te geven. In hun plaats zou ik dat niet doen. Tegenover Nino heb ik dat nooit laten blijken. Wat moet hij mij ook zeggen ? Het pro

door Geert foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content