De jongste Belgische doelpuntenmaker op een WK is na zijn transfer met uitstel naar Liverpool met niet gestilde honger aan zijn laatste seizoen bij Lille begonnen. ‘Ik wil graag de beste zijn,’ zegt Divock Origi (19), ‘en dat kost veel energie en arbeid.’ Gesprek met een ontluikende modelvoetballer.

Het is wat je onthoudt na een interview met Divock Origi: de cool, de flair en de diepgang die hij ook op het veld uitstraalt. Toen bondscoach Marc Wilmots hem in zijn WK-selectie opnam, kenden veel van zijn nieuwe ploegmaats hem niet eens. Nu kan de negentienjarige aanvaller niet meer buiten komen of hij wordt overvallen door mensen die met hem op de foto willen. In Rijsel, in Kortrijk, in Genk, op straat, in de supermarkt, aan het tankstation. Het is toch even wennen aan zijn nieuwe status, bekent hij. “Maar op het veld probeer ik zoals altijd mijn ding te doen. Ik weet dat mensen nu nog meer van mij verwachten, maar dat doe ik zelf ook. Dat is dus allemaal goed. Het zal mij drijven om nog beter te presteren.”

Hoe was het om bij Lille de trainingen te hervatten?

Divock Origi: “Leuk. Ik genoot van de vakantie, maar ik miste toch al snel het voetbal. Ik ben er echt door gepassioneerd. Ik kan niet lang leven zonder bal. Dan ben je blij als je weer het veld op mag.”

In de Franse sportkrant L’Equipe verklaarde jouw ploegmaat Salomon Kalou toen het volgende: “Toen Divock op de eerste training aankwam met in elk oor een diamant, zei ik hem: ‘Pas op jongen, je bent er nog niet, val niet in slaap, want het moeilijkste moet nog komen!’ Was die waarschuwing nodig?

(lacht) “Kalou is als een grote broer voor mij, hij weet best wel dat ik niet zal veranderen. Die oorbellen hebben niets te maken met wat er op het WK is gebeurd. Ik heb er altijd graag goed uitgezien en op de mode gelet, zie ook die streep in mijn haren. Dat hoort gewoon bij mijn persoonlijkheid en dat zal niets veranderen aan wat ik op het veld doe. Mocht dat wel zo zijn, dan zullen de mensen uit mijn entourage en in de club mij daar wel op wijzen. En: het zijn helemaal geen diamanten, hoor.” (lacht)

Geconcentreerd

Toen je voor het WK werd opgeroepen, was het ongeloof groot. Er waren zelfs Rode Duivels die toegaven dat ze jou niet kenden. Iemand mailde ons toen dat je was geselecteerd omdat de vrouw van Marc Wilmots jouw zaakwaarnemer zou zijn.

(lacht) “Ik ken die vrouw niet. Toen ik werd opgeroepen, had ik zelfs nog nooit met Marc Wilmots gesproken.”

Jouw vader zei in Sport/Voetbalmagazine dat die WK-selectie je een enorme boost gaf.

“Ja, omdat ik ervan droomde om voor de nationale ploeg te spelen. Ik was heel trots, maar enkele uren later was ik al aan het denken: Divock, nu moet je je mentaal beginnen klaarmaken, want het wordt niet makkelijk. Nog dezelfde dag was de knop al omgedraaid.”

Hoe doe je dat?

“Je gewoon concentreren op wat er komt, je inbeelden hoe het zal zijn, je motivatie op honderd procent zetten. Hoe ik dat precies doe, is heel moeilijk uit te leggen. Dat zit voor een stuk in mij, in mijn ambitie en in mijn concentratie. Ik ben op dat vlak een beetje zoals mijn vader, denk ik.”

Jouw vader was wel niet iemand die, zoals jij, bij zijn eerste invalbeurt bij de nationale ploeg de bal ging opeisen om zelf een penalty te trappen.

“Ik voelde mij goed, dus liet ik iedereen zien dat ik die strafschop wilde nemen. Uiteindelijk trapte Kevin (De Bruyne, nvdr) hem, omdat hij in de hiërarchie boven mij stond. Maar we juichten daarna wel samen. Het belangrijkste voor mij was dat de bal erin lag. Ik wilde gewoon mijn verantwoordelijkheid opnemen. Onlangs met Lille in Caen gebeurde hetzelfde. Ik was de jongste op het veld, maar ik voelde mij prima, pakte in volle concentratie de bal en trapte hem binnen. Voetbal wordt niet alleen op het veld gespeeld. De dagen voor een wedstrijd probeer ik mij mentaal al te focussen, zodat ik scherp sta. En dat was ik toen.”

Hoe bereid je je mentaal voor?

“Door mij die match zo realistisch mogelijk proberen voor te stellen, want elke wedstrijd is anders. Wat zal de intensiteit zijn? Is het een topper, of is het tegen een degradatieploeg? Hoe zal de tegenstander het aanpakken? Zal het heel gesloten zijn, zal ik fysiek meer moeten geven, of wordt diepgang belangrijk? Daar focus ik dan op. Voor mij is het heel belangrijk dat ik honderd procent scherp sta en ik weet dat ik daarvoor twee à drie dagen nodig heb.

“Twee dagen voor de match begin ik er al aan te denken. De dag ervoor ben ik er nog meer mee bezig. En de dag zelf pep ik mij op en warm ik mij heel goed op. Dan weet ik dat ik klaar ben. Ik weet dat ik niet slaperig op het veld kan staan, omdat ik dan minder snel informatie opneem en de dingen moeilijker maak dan ik normaal doe. Ik moet echt schérp staan. Dan weet ik dat ik de juiste beslissingen zal nemen en goed zal spelen.”

Omgaan met gevoelens

Hoe focuste je op de WK-voorbereiding?

“Door ervoor te zorgen dat ik daar met heel veel zin en ambitie aan begon, en door doelen te stellen.”

Wat waren die doelen?

“Zo veel mogelijk bijleren, alles geven, plezier beleven en laten zien dat ik mijn plaats verdien.”

Een wedstrijd bereid je voor door die zo realistisch mogelijk te visualiseren op basis van informatie over de tegenstander, zeg je. Een stap verder is de strategie per wedstrijd op het veld inoefenen. Maar dat deed Marc Wilmots in Brazilië niet, horen we. Maakte dat het voor jou niet moeilijker dan je bij Lille gewoon bent?

“Het was een andere manier van werken, maar ik vond dat goed. Het belangrijkste was dat we voldoende info kregen over de zwakke en sterke punten van de tegenstander en dat iedereen te horen kreeg wat er van hem verwacht werd.”

Heel opvallend tijdens het WK: het leek alsof je niet vatbaar bent voor druk.

“Ik ben zoals iedereen een mens met gevoelens, maar het hangt ervan af hoe je daarmee omgaat. Sommigen zijn bang om te falen, blokkeren en kunnen niets meer. Anderen worden daar bij wijze van spreken gek van en gaan juist nog harder werken om niet te falen.

“Ik wíst dat op het WK de hele wereld naar mij keek, maar besefte ook: ik bereidde mij dagenlang voor, ik sta scherp, ik ga het veld op, weet dat alles goed zal verlopen en voor de rest is het nutteloos om mij zorgen te maken. Ik probeer de wedstrijd altijd goed aan te vatten. Begin ik toch slecht, dan blijf ik geconcentreerd. Loopt het dan nog niet, dan werk ik nog harder en offer ik mij op voor de ploeg.”

Ben je nog nooit bang geweest?

“Voor een wedstrijd? Neen. Maar soms ben ik zo gefocust dat ik de nacht ervoor moeilijk kan slapen, omdat je door die concentratie al adrenaline opwekt. Zoals voor mijn eerste match met Lille, tegen Troyes, toen ik voor het eerst scoorde. Je mag ook niet té gefocust zijn, maar soms heb ik dat nodig. Ik ben altijd al graag de beste op het veld geweest – zo niet, dan toch een van de besten – en dat kost veel energie en arbeid.”

Laat je je begeleiden door een psycholoog of een mental coach?

“Neen. Bij de nationale U15 ben ik wel eens gescreend en bij Lille moeten we drie à vier keer per seizoen bij de psycholoog langsgaan. Sommigen moeten relaxatietechnieken aanleren om kalm te blijven voor de wedstrijd, maar bij mij gaat het dan alleen maar over helpen bij het stellen van mijn doelen. Alle dingen die ik nu doe, doe ik al van kleins af. Van bij de U11, toen het bij Genk al serieus begon te worden. Mijn vader leerde mij dat je met alles bezig moet zijn: eten, rusten, stretchen na de training… Als je dat allemaal doet, ga je je automatisch ook meer concentreren op het voetbal. Dat helpt je allemaal om scherper te staan.”

Jouw vader zat er kort op?

“Als je zo klein bent, is het nodig dat een vader voldoende herhaalt wat er moet gebeuren. Maar ik vind het ook goed dat hij zegt dat ik sommige fouten moet maken, om zo zelf te ervaren dat sommige dingen anders moeten. Hij geeft tips, maar ook veel vrijheid. Ik ben heel ambitieus en weet dat om door te kunnen breken ik op al die dingen moet letten en heel veel stappen moet doormaken. Het verschil tussen een goeie of een slechte match is vaak puur mentaal. Je verliest een bal, je vertrouwen gaat omlaag, je verliest er nog een en je moet eraf. Dat is héél belangrijk.”

Ongeveer een jaar geleden raakte je bij Lille een beetje de weg kwijt. Jouw vader zou later in Sport/Voetbalmagazine uitleggen dat het kwam omdat je in die periode het internaat van het opleidingscentrum verliet om alleen op een appartement te wonen.

“Voor een deel was dat de reden. Want dat was toch een grote verandering. Je moet je heel anders structureren, je moet alles zelf doen, je hebt meer discipline nodig, je moet zelf eten maken en zelf het appartement onderhouden. Je moet zoeken wat je wel en wat je niet kunt doen en dat vergt tijd. Je gaat eens weg met vrienden, je eet een keer in een fastfoodrestaurant, je kijkt wat langer naar tv, je wil Extra Time en Studio 1 zien, je gaat later slapen en de volgende ochtend op training besef je wat de consequenties daarvan zijn. Het belangrijkste is dat ik eruit leerde en er sterker van ben geworden. Maar mijn dip toen had ook met het voetbal te maken.”

Specifiek trainen

Volgens spitsentrainer Roberto Cabral maakte je intussen veel vooruitgang in de korte combinatie.

“Ja, volwassenenvoetbal is heel anders dan jeugdvoetbal. Het gaat sneller en details worden dan heel belangrijk. Je moet juist combineren met je ploegmaats en het spel moet snel gaan. Daar moest ik op werken en dat is ook wat ik deed. Dat is een van de goeie dingen aan Lille: ze merken dat op en je kunt er specifiek op trainen. Ik wist dat toen ik vier jaar geleden naar hier kwam. Dit is een club die enorm veel geld investeert in zijn jeugdopleiding, waar trainers 24 uur per dag met voetbal bezig zijn en altijd klaar staan om je te helpen. In de spits spelen, mijn kopspel: daar werk ik hier wekelijks op.”

Ben je nog altijd een flankaanvaller, zoals vorige woensdag in de play-offs van de Champions League tegen Porto (0-1), of ben je na jouw prestaties met de Rode Duivels op het WK meer een centrumspits geworden?

“Ik ben het alle twee. Bij Lille speelde ik al op de flank en centraal, alleen en met twee spitsen. Maar door mijn gestalte zal ik in de toekomst meer als een centrumspits beschouwd worden, denk ik.”

Kom je niet makkelijker en méér aan de bal op de flank, kan je daar niet meer acties maken? Moet je centraal niet langer zonder bal leven?

“Ja, maar in het centrum ben je dichter bij het doel. Daar kan je meer scoren en dat doe ik ook heel graag.” (lacht)

Is alles in het leven altijd al zo vlot gegaan voor jou? Ben je een zondagskind, een geluksvogel?

“Mijn vrienden zeggen dat weleens. (lacht) Maar toen ik op mijn vijftiende naar Lille ging, maakte ik toch een hele zware periode door hoor. Alléén in een vreemd land, alles achterlaten, geen woord Frans spreken, een ander schoolsysteem en vooral: geen wedstrijden mogen spelen tot mijn verjaardag in april. Omdat ik nog geen zestien was, keurde de UEFA mijn internationale transfer niet goed en kreeg ik geen licentie. Dat was héél moeilijk, want uiteindelijk leef je voor het voetbal. Als je na een slechte wedstrijd of een slechte training thuiskomt, dan voel je je slecht, omdat voetbal je leven is geworden. Als je dan bijna een jaar niet mag doen wat je het liefste doet, dan weegt dat mentaal enorm zwaar door.

“Wat je dan leert, is frustraties omzetten in hard werken, rustig blijven en geduldig zijn. Maar dat komt maar met de jaren. Gelukkig was er toen de steun van mijn familie en het inzicht van mijn vader. Intussen weet ik dat het soms ook snel kan gaan.”

Geld

Liverpool meldde zich dit jaar al snel. Waarom duurde het zo lang voor je er tekende?

“Omdat er plots in heel Europa belangstelling voor mij was en ik eerst alle informatie moest verwerken en bespreken met mijn familie. Ook Spaanse, Italiaanse en Duitse topclubs waren geïnteresseerd, maar ik droomde ervan om in de Premier League te spelen. Ik bezocht ook Tottenham, maar van alle voorstellen sprong Liverpool erbovenuit.”

Waarom?

“De coach belde mij vaak, nodigde mij uit, toonde mij in zijn bureau een compilatie van mijn wedstrijden vanaf de nationale U15 en kende perfect mijn kwaliteiten. Iedereen in de club wist wie ik was en kende mijn naam, van de videoanalist tot de chef-kok. Liverpool was voor mij de beste keuze. Op het gebied van visie van de club, van spelersprofiel dat ze zochten en van tijd die ze mij zouden geven om te groeien. Mijn vader zei: ‘Volg gewoon je hart.’ Ik koos voor Liverpool en sta daar honderd procent achter, zoals ik vier jaar geleden ook volledig achter mijn keuze voor Lille stond. Zij wilden dat ik al direct naar ginder ging, maar Lille wilde mij alleen verkopen op voorwaarde dat ik eerst een jaar aan hen uitgeleend zou worden. Het geeft mij de mogelijkheid om er met een gerust gevoel nog een seizoen veel te spelen, progressie te maken en in de groep meer verantwoordelijkheid op te nemen.”

De coach van Liverpool zei al dat je een van de beste spelers ter wereld kunt worden. Geloof je hem?

“Ja natuurlijk. Ik ben heel ambitieus en weet dat als ik hard werk, ik heel ver kan raken. Maar die weg is nog heel lang en begint met nu een goed seizoen bij Lille te spelen.”

Waar komt die alles verterende ambitie vandaan? Heeft die zoals bij veel voetballers van Afrikaanse origine ook te maken met de wil om het welzijn van de familie te verbeteren?

“Ik zeg niet dat het totaal niet zo is, want je wil altijd dat je familie het goed of het nog beter stelt. Maar het was altijd mijn ambitie om bij een grote club in een goeie competitie te spelen. Dat is mijn levensdoel en daar zou ik alles voor doen. Dat ik van het spel hou, maakt alles makkelijker. Ik geniet van elke stap die ik zet.”

Jouw moeder vertelde ons dat jij haar gevraagd had het wat kalmer aan te doen.

“Ja. Ik zei: ‘Het is beter dat je nu je rust neemt en geniet van alles.’ Ik voel heel veel liefde voor haar. Ze komt niet vaak naar wedstrijden kijken, maar ze kent mij perfect op emotioneel vlak. Ik sta heel dicht bij mijn moeder.”

Wat vind je ervan dat jouw vader na zijn mooie voetbalcarrière, met onder meer een landstitel met Racing Genk, nog bij Ford aan de band moest staan, terwijl jij op je negentiende al een fortuin verdient?

“Het is een heel ander tijdperk. Alles is geëvolueerd. In de entertainmentindustrie circuleert tegenwoordig heel veel geld. Dat voetballers heel goed betaald worden, is een groot pluspunt. Messi verdient ook meer dan Maradona destijds, denk ik. Ik besef dat ik op mijn negentiende al veel geld verdiende en probeer mij bewust te zijn van de waarde daarvan, mezelf te blijven en te zorgen dat de mensen rondom mij er mee van kunnen genieten. Ook dát maakt mij blij.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – BEELDEN CHRISTOPHE KETELS / BELGAIMAGE

“Die oorbellen hebben niets te maken met wat er op het WK is gebeurd. Ik heb er altijd graag goed uitgezien.”

“Het was altijd mijn ambitie om bij een grote club in een goeie competitie te spelen. Dat is mijn levensdoel.”

“Ik geniet van elke stap die ik zet.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content