Hij poseerde in het Anderlechtshirt, maar het was SK Lierse dat met de Australische spits Archie Thompson een wereldrecordhouder in huis haalde.

Toen Archie Thompson (22) in april daags na de makkelijke zege van Australië tegen de eilandengroep Amerikaans Samoa (31-0) ontwaakte, besefte hij meteen dat hij iets bijzonders had gerealiseerd. Zijn exploot haalde immers niet enkel de Australische, maar ook de buitenlandse kranten. “De hele dag werd ik opgebeld door verslaggevers van over de hele wereld”, vertelt hij. “CNN hing aan de lijn, de BBC, Mexico, Argentinië.” Iedereen wilde van hem horen wat er door hem heen ging na zijn dertien doelpunten – een wereldrecord – in die ene wedstrijd waarin er één doelpunt om de drie minuten viel.

Een paar maanden later legt Thompson de laatste hand aan de voorbereiding op het Belgisch kampioenschap met Lierse, waar hij een vierjarig contract tekende. Hij weet dat men bij zijn nieuwe club reikhalzend uitkijkt naar zijn doelpunten. Vorig jaar kwamen de Lierse spitsen nauwelijks aan scoren toe. Het enthousiasme waarmee hij de kwaliteiten benadrukt van zijn nieuwe aanvalsbroeder, de Noor Geir Frigard, is opvallend. “Ik wéét het, niemand trapt erin. Maar het is mijn enige kans om het verwachtingspatroon wat te verlichten. Sommigen denken dat elke keer als ik op doel trap, die bal er in gaat.”

“Die ene wedstrijd is een beetje mijn visitekaartje geworden in de zoektocht naar een Europese club”, doet Archie Thompson zijn verhaal. “Het overkwam me gewoon. Eigenlijk heeft dat soort wedstrijden geen enkel nut. Je weet dat je wint, je weet alleen niet vooraf met hoeveel. We wonnen nog eens met 10-0 en een andere interland met 22-0. Een paar wedstrijden later klopten we de Fidji-eilanden met 2-0. Bij onze terugkeer kregen we de hele Australische pers over ons heen. Wat er aan de hand was met ons ? Waarom we net als de vorige keer geen karrevracht doelpunten hadden gemaakt ?

“Misschien dat een Europees team bij de rust het gaspedaal had losgelaten. Op het einde hadden we allemaal een beetje medelijden met de tegenstander. We zijn zelfs aan de scheidsrechter gaan vragen om af te fluiten. We vonden het erg voor die jongens, zij bleven maar gaan. Maar tegelijk wilden wij voluit gaan, om de voetbalbonden te tonen wat voor een klucht dit soort kwalificatiewedstrijden is. Je hebt in Oceanië twee goeie teams : Nieuw-Zeeland en Australië. In een goeie dag kunnen eventueel ook de Fidji-eilanden de schade beperken.

“Het rare is dat de score nog veel hoger had kunnen oplopen. Hun keeper was nog de beste speler. In het begin dacht niemand aan de impact van wat we aan het doen waren. Tijdens de rust – ik zat al aan acht doelpunten – zei een ploegmaat : “Hé, Archie, je kan het wereldrecord dat al meer dan negentig jaar stand houdt, omverhalen”. Toen ben ik er echt voor gegaan. Maar ik was niet de enige. Het is niet zo dat iedereen opeens alle ballen naar mij speelde. Mijn ploegmaat in de aanval zag het plots ook zitten, maar hij bleef steken op acht doelpunten. Daardoor werd ik plots wereldberoemd. Maar dat garandeert je niets. Voor de twee beslissende interlands, tegen Nieuw-Zeeland, werd ik niet eens opgeroepen. Voor die kleine wedstrijden doet men doorgaans een beroep op spelers uit de eigen Australische competitie, aangevuld met een paar jongens van oversea.

“Het mag vreemd lijken, maar de meeste Nieuw-Zeelandse internationals komen uit in de Australische competitie. Ook ik had even goed met Nieuw-Zeeland kunnen spelen. Ik ben er namelijk geboren uit een Nieuw-Zeelandse vader en een moeder uit Papoea-Nieuw-Guinea. Maar al na drie weken verhuisden mijn ouders naar Australië. Ook al woont heel mijn familie er, behalve om te voetballen ging ik nooit terug naar Nieuw-Zeeland. Omdat in mijn vorige club, Carlton, verscheidene Nieuw-Zeelanders speelden, kwam de bondscoach van dat land een paar keer kijken. Net op dat moment kreeg ik een kans om deel te nemen aan de voorbereiding van de Australische olympische ploeg aan de Spelen van Sydney. Dat zag ik enorm zitten en daarom hield ik de aanbieding van Nieuw-Zeeland af. Alleen veranderde de olympische trainer onderweg van mening. Hij liet me tijdens de Spelen aan de kant. Mijn enige troost is dat Australië zonder mij geen enkele wedstrijd won.”

“Omdat ik niet in een officiële wedstrijd was opgesteld, behield ik ook na de Spelen nog een kans om voor Nieuw-Zeeland uit te komen. Tot plots de Australische bondscoach Frank Farina ( ex-Club Brugge, nvdr) belde om te zeggen dat hij ernstig overwoog me voor het A-team te selecteren. Hij wist dat ik de keuze had en vroeg me om goed na te denken. Op korte termijn was de keuze voor Nieuw-Zeeland makkelijker geweest : aangezien de concurrentie er kleiner is, zou ik er makkelijker een vaste waarde zijn geworden. Maar ik heb nog een andere droom. Australië is veel sterker en heeft meer kans om zich ooit voor de eindronde van een WK te plaatsen. Dat deed me besluiten om voor dit land te kiezen. Ook al weet ik dat de concurrentie sterk is, toch zou ik er graag bij zijn op het WK 2002. We hebben in Oceanië Nieuw-Zeeland geklopt en wachten nu op de naam van onze Zuid-Amerikaanse tegenstander, de laatste halte voor het WK. Om in die selectie te geraken, is een transfer naar Europa bijna een must. Wanneer iemand de overstap maakt en later terugkeert voor een interland, zie je zo dat die speler door de stap naar Europa te zetten beter is geworden.

“De eerste club die me uitnodigde voor een test, was Sturm Graz. Ik was er een week op proef en hoewel de trainer me graag wilde, werd ik doorgestuurd. Omdat de club te veel buitenlanders had. Dat was hard. Afgewezen worden voor zo’n test is geen pretje. Je zit eerst vierentwintig uur in een vliegtuig, tijd genoeg om je flink nerveus te maken. Dan verwacht men dat je meteen een topprestatie neerzet terwijl zo’n reis bijna een week in je kleren hangt. Haal je het niet, dan heb je nog eens een vlucht van vierentwintig uur om te beseffen dat je gefaald hebt. En als je thuiskomt, wil iedereen nog eens weten waarom je mislukt bent.

“In februari mocht ik naar Anderlecht, dat was nog voor die wedstrijd tegen Samoa. Je moet weten dat ik veel te danken heb aan Edi Krncevic ( ex-Cercle, Anderlecht en Aalst, nvdr). Die haalde me ooit naar Carlton, een eersteklasser uit Melbourne, waar hij trainer was. Carlton was in Australië een fenomeen, een club die helemaal uit het niets opdook, in het eerste profjaar al de play-offs voor de titel haalde, maar onvoldoende draagkracht had. Hoe goed we ook speelden, er kwam nooit meer dan tweeduizend man kijken. Vorig jaar werd de club uit competitie genomen omdat ze bankroet was. Week na week werden we aan het lijntje gehouden met beloften van betaling, maar na een maand was de federatie het beu. Ik heb nog geld te goed van de laatste drie maanden, maar waarschijnlijk zie ik dat nooit.

“Krncevic was intussen trainer geworden van Marconi Stallions, een traditierijke club van Italiaanse origine uit Sydney. Toen ik er aankwam, stonden de ploeg er slecht voor, maar met mij ging het ineens beter. Na nog geen half jaar kon ik naar Anderlecht. Ik trainde twee weken mee, maar zag door de barre weersomstandigheden de wedstrijden met het tweede elftal uitgesteld worden en was bovendien zo ziek als een hond. Ze wilden me wel nog een keer bekijken. Daarom kwam ik in maart terug, voor een paar dagen en een reservenwedstrijd. Ik haalde absoluut mijn beste niveau niet en ik werd afgetest. Gelukkig voor mij zat de nieuwe trainer van Lierse langs de kant en die zag het wel zitten.”

“Ik ben erg blij met de kans die Lierse me geeft. Voor Australiërs is Engeland een logische stap, maar daar ben ik nog niet aan toe. Je moet om er binnen te geraken namelijk vijfenzeventig procent van alle interlands van de laatste twee jaar gespeeld hebben. Ik zit met de laatste wedstrijd tegen Japan van vorige maand nog maar aan acht interlands, sinds begin dit jaar. Je kan ook een Engels meisje trouwen. Ik heb daar even aan gedacht, maar mijn Australische vriendin vond het geen goed idee ( grijnst). Daarom leek België me een goeie eerste stap. Ik heb de meeste Australiërs die ooit in België voetbalden, gebeld. Allemaal raadden ze me deze competitie aan. Dat Joe Spiteri het hier niet maakte, komt omdat hij veel pech kende.

“Ik kijk er echt naar uit om het hier te maken, al mis ik de Australische zon en de beach. Ontheemd voel ik me niet. Ik heb heel mijn jeugd verhuizingen meegemaakt. Ook in Australië hadden we geen vaste stek. Mijn vader trekt als ingenieur de hele wereld rond. Hij zit nu in Peru en moet straks in Turkije aan de slag. Ik merk wel dat hier een andere mentaliteit heerst. In Australië wordt erg relax gewerkt. Voetbal is er ook je beroep, maar je moet jezelf niet elke dag weer bewijzen. Hier moet je met zo’n brede kernen elke dag vechten voor je plaats, waardoor je vanzelf overschakelt naar een hoger ritme.”

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content