Een hele stoet clubs versleet hij al en intussen ook twee Belgische, want Lokeren leende hem uit aan Moeskroen. Het levens- en voetbalverhaal van de Braziliaan Tailson. ‘Honger is een gevoel dat ik ken.’

Waar ik vandaan kom, overleven alleen de sterksten”, vertelt José Ilson dos Santos, alias Tailson. Zelf overleeft de Braziliaan intussen al bijna twee jaar in het Belgische voetbal. Tailson (29) stamt uit de Sertão, het noordoosten van Brazilië. “We wonen thuis op een roça, een helling waarop men het struikgewas heeft verbrand om er wat gewassen te telen. Een godvergeten plaats. Het gebeurt er geregeld dat mensen gewoon verdwijnen. Dan zijn ze vermoord door benden smokkelaars of privé-milities. De politie zet er geen voet. Soms passeert er op een hele dag geen auto. Een ziek kind riskeert er de dood omdat je er niet mee tot aan een ziekenhuis raakt. Zo zijn drie van mijn broers op jonge leeftijd overleden.”

Alleen de sterksten overleven : Tailson heeft nog twee broers en een zus. Zijn ouders zijn gescheiden. Nadien kreeg zijn vader nog drie zonen, van wie er één gestorven is. En zijn moeder adopteerde een kind. “Nederige, arme mensen”, zegt Tailson over zijn familie. “Ik weet niet wat er met mij gebeurd zou zijn zonder het voetbal. Honger is een gevoel dat ik ken. Als kind van zeven jaar werkte ik al samen met mijn vader : ik duwde zijn kruiwagen. Pas op negenjarige leeftijd trok ik naar de lagere school en toen ik in het vijfde leerjaar zat, ben ik gestopt. Sindsdien sloeg ik geen leerboek meer open.”

Voetbal bracht soelaas. Op veertienjarige leeftijd werd Tailson door de talentscout Professor Adelmo naar Dourense gestuurd. “Het niveau was er zwak, maar ik kreeg kost en inwoon”, aldus Tailson, die toen als middenvelder werd gebruikt. “Nadien bracht Adelmo me onder bij Esporte Clube da Bahia. Daar speelde ik bij de junioren, vervolgens werd ik prof, ik was toen 18 jaar. Ik werd zelfs geselecteerd voor de nationale ploeg voor min-20-jarigen.”

Constant op reis

Daarna ving een periode van omzwervingen aan. Tailson parkeerde achtereenvolgens bij – even diep ademhalen – XV de Piracicaba, SC Matonense, Brasil de Pelotas, Botafogo de São Paulo, Ribeirão Preto en zelfs Gamba Osaka in Japan. “Ik was constant op reis. Mijn manager vond telkens een nieuwe club voor mij, daar bleef ik dan gedurende zes maanden, hooguit een jaar. Bij Osaka hing ik elf maanden rond. De aanpassing was niet simpel, het leven in Japan verschilt totaal van het onze. Maar ik ben blij dat ik het heb meegemaakt en ik heb er wat zakgeld aan overgehouden.”

Naar Portugal ging de reis nadien, waar hij zes maanden lang de kleuren van Sporting Braga verdedigde. Waarop Tailson naar Brazilië terugkeerde en bij Esporte Club Recife uitgroeide tot de op één na beste doelschutter van de nationale competitie. Dat leverde hem een overgang naar Botafogo de Rio op en naderhand voerde het spoor via Paulista de Judaia, opnieuw Braga en Juventude, naar zowaar het Belgische Lokeren.

“Elke club heeft me iets bijgebracht,” vat Tailson samen. “Natuurlijk waren er ook moeilijke momenten, zoals mijn blessure bij XV de Piracicaba, toen ik pas negentien jaar was. In die periode maakte ik drie goals in twee en een half jaar tijd. Ik dacht dat mijn carrière er ongeveer op zat. Alleen : wat moest ik beginnen zonder enige vorm van opleiding, laat staan diploma ? Ik heb doorgevochten.”

Ook financieel liep het niet altijd van een leien dakje. Een paar clubs kwamen hun verplichtingen niet na. “Clubs die te laat betalen en zware schulden hebben, het voetbal is er helaas om berucht. Maar het is mijn principe om nooit achterom te kijken. Als je als kind hebt geleerd om van dag tot dag te leven, zonder dat je ’s ochtends weet of je ’s avonds wel te eten zult hebben, krijgen ze je niet zo gemakkelijk klein. Je leert de mouwen op te stropen en te genieten van elk moment. Te veel aan het verleden denken zou slecht voor me zijn. Toch haal ik graag herinneringen aan mijn jeugdjaren naar boven. Ik luister naar muziek, sluit de ogen en zie mezelf als klein jongetje. Ik heb nergens spijt van.”

Maria, Maria en Maria

Spijt voelt Tailson wel over zijn scheiding. Zijn vrouw keerde naar Brazilië terug met de drie dochters. In Eindhoven liet hij hun namen op zijn arm tatoeëren : Maria Luisa (8), Maria Eduarda (5) en Maria Fernanda (3). “Maria moest ik niet roepen, want dan kwamen ze alledrie”, glimlacht hij. “Ik mis ze verschrikkelijk, maar we bellen of chatten dagelijks. Mijn vrouw kon zich niet aanpassen aan het leven in België en dus besloten we uit elkaar te gaan.”

Aanpassingsproblemen kende de voetballer Tailson niet. In de eerste zes maanden bij Lokeren scoorde hij tien keer. Het tweede seizoen daalde zijn productiviteit naar negen stuks. “Ik begon goed aan het seizoen, maar werd dan op een domme manier uitgesloten in de match tegen Sint-Truiden. Ik werd voor vier wedstrijden geschorst. Nadien raakte ik niet meer in het goede ritme.”

Toch wekte zijn transfer naar Moeskroen enige verbazing. Tailson leek bij Lokeren op weg naar een doorstart. “Ik speelde de hele voorbereiding. Maar het was niet goed, in de vier wedstrijden voor de Intertoto scoorde ik slechts één keer. Er was een nieuwe trainer op Lokeren, nieuwe trainers willen altijd meteen resultaten. Toen die uitbleven, zocht Slavoljub Muslin naar andere oplossingen. Het bestuur vroeg me of ik het zag zitten om aan Moeskroen te worden uitgeleend. Ik aarzelde niet.”

Hij ziet dan ook geen problemen voor zijn ‘nieuwe club’. “Er steekt meer dan genoeg talent in de groep van Moeskroen : Mustapha Oussalah, David Grondin, Steve Dugardein, Adnan Custovic. Natuurlijk, in het Belgische voetbal zijn veel teams aan elkaar gewaagd. Vaak wordt het verschil op fysiek niveau gemaakt. Dat bevalt me wel. Ik heb niet zoveel techniek, maar ik ben sterk in het strafschopgebied.”

Beleefde Belgen

Veel woorden Nederlands spreekt Tailson nog altijd niet. Bij Moeskroen volgt hij één keer per week Frans. “Dat lijkt iets gemakkelijker, maar ik vrees dat ik gewoon geen talent voor talen heb. Ik heb zelfs nooit fatsoenlijk Portugees geleerd. Ik probeer me met gebaren uit te drukken. Van wat de supporters naar me roepen, versta ik geen barst. Ik weet niet eens of ze me aanmoedigen of verwensen.”

Ach, de Belgische voetballiefhebbers vallen wel mee, verzekert hij zijn broer, die op bezoek is en het interview volgt. “Bij Lokeren heb ik ze slechts één keer kwaad geweten. Toen we met 7-3 verloren in Westerlo. Toen gooiden de supporters met sneeuwballen naar de spelersbus. Ik stapte als eerste uit, klaar om er eens goed in te vliegen. Maar ze maakten nog juist een gebaar met hun hand. Nee, de Belgen zijn beleefde mensen. Ze kunnen alleen niet feesten. Wij, Brazilianen, houden van feesten. Soms komen we samen : Luciano van GBA, Victor van Club Brugge, Rogerio van La Louvière, Wamberto van Standard of zelfs ex-spelers zoals Edmilson en zijn broer Edson. Lachen, eten, zingen, dansen : dat geeft vuurwerk. Ik denk dat de mensen hier te veel met hun werk bezig zijn.” l

PATRICE SINTZEN

‘ALS KIND WIST IK ’s ochtends niet of ik ’s avonds eten zou hebben.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content