Achttien keer al verhuisde Ole-Martin Årst (27) in zijn leven. Nog twee jaar voetballen in België en de Noor is vastbesloten het nomadenbestaan op te geven.

“Belgische stadscentra zijn erg druk, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Noorse Tromsö, waar ik vandaan kom. Daar heb je midden in het centrum huizen met tuintjes. Je hoort er de stilte en je komt er makkelijk tot rust. In Eijsden kan dat ook. Niet dat ik de stad haat, ik vertoef er graag, wil wel eens iets gaan drinken, maar ik heb nood aan een plek waar ik helemaal tot rust kan komen. Bovendien is Maastricht maar vijf minuutjes ver, want helemaal afgelegen op het platteland wonen lijkt me ook niets.

“In Eijsden kent niemand mij. Ik ben er gewoon de buurman die in nummer 37 woont. Niemand weet dat ik voetballer ben. Dat vind ik heerlijk. Als er iets is waar ik na mijn carrière naar uitkijk, is het die anonimiteit. Onopvallend kunnen leven. In een restaurant gaan eten zonder dat de andere bezoekers heimelijk proberen uit te zoeken wat er op mijn bord en dat van mijn vriendin ligt.

“Niet dat aandacht me gek maakt, ik denk niet dat ik ooit één aanvraag om een interview heb afgeslagen. Maar ik heb geen aandacht nodig om me goed te voelen, in tegenstelling tot veel andere voetballers, denk ik wel eens als ik anderen goed observeer. Soms vraag ik me wel eens af wat er van hen zal worden als hun carrière afgelopen is. Het moet voor velen niet makkelijk zijn om na vijftien jaar bekend te zijn geweest, ineens weer anoniem rond te lopen. Die vragen zich straks af : waarom staat mijn foto niet meer in de krant ? Waar zijn die twintigduizend mensen die me vorige maand toejuichten ? Ik vraag het me niet af. Integendeel, ik kijk ùit naar die dag.”

ls voetballer ben je altijd een reiziger. In mijn geval is het nog extremer door wat ik in mijn jeugd meemaakte. Sinds ik bij mijn ouders vertrok, bleef ik nooit langer dan twee jaar op een plek hangen. Op mijn zeventiende verliet ik mijn thuis om gedurende zes maanden in Zweden te gaan voetballen. Eijsden is sindsdien al mijn tiende verblijfplaats.

“Ook voor ik naar Zweden trok, was ik al vaak verhuisd. Dat kwam doordat mijn vader, een militair, vaak elders gekazerneerd werd. Eigenlijk heb ik dus geen echte thuis. Het stadje waar ik geboren werd, verlieten mijn ouders al na twee weken. Dat alles maakt dat ik sinds mijn geboorte al achttien keer verhuisde. Eén keer, herinner ik me, heb ik het moeilijk had. Ik was zes jaar en mijn vader werd nog maar eens overgeplaatst. Na school ging ik naar zijn kantoor en plots voelde ik me in de war : waar moest ik nu heen ? Maar hij stelde mij op mijn gemak : je zal ook wel de weg naar mijn nieuw kantoor vinden.

“Telkens leerde ik nieuwe mensen kennen, werd ik op andere scholen geplaatst. Mijn achtergrond helpt me daarbij : als je ergens goed in bent, word je makkelijk aanvaard. Ik was goed in voetbal, volleybal en squash. Dan maak je snel vrienden. Ik had ook nooit problemen om weer eens elders naartoe te gaan, zelfs al is het telkens weer van nul beginnen. Waar je weggaat, ken je mensen, weet je waar alles zich bevindt om je te behelpen. Vertrekken houdt in dat je moeite moet doen om weer je weg te vinden, om nieuwe mensen aan te klampen. Dat vraagt veel energie. Trauma’s hield ik er niet aan over, want ik leg makkelijk contact. Overal waar ik kwam, liet ik vrienden achter, de laatste jaren meestal mensen uit het voetbal. Behalve in Gent, waar ik de meeste van mijn Belgische vrienden tel, ook buiten de sport.

“In Gent tipte Anders Nielsen me een woning in De Pinte, een rustig dorp op vijf minuten van de stad. De integratie in de club verliep tot mijn verbazing perfect. Gent had een multiculturele ploeg waar je als nieuwkomer heel makkelijk je weg vond. Je ontmoette er gelijkgestemden, en ook de oudere spelers participeerden makkelijk in de dingen die je deed. Dat werd niet kunstmatig van bovenaf opgelegd, een club of een trainer kunnen ook nooit de sfeer in een groep bepalen.

“Een ploeg is als een klas. Je treft er mensen van wie je het gezelschap opzoekt, anderen mijd je liever. Soms probeert men het contact te stimuleren door een bowling of een etentje te organiseren, maar als het niet spontaan gaat, heeft het vaak een omgekeerd effect. Je moet al de hele dag op training op elkaars gezicht kijken, en vaak ook nog eens op afzondering. Als er spanningen hangen en je wordt ook nog eens verplicht om ’s avonds samen op stap te gaan, loop je het risico op zware conflicten. Spelers samenbrengen die elkaar niet kunnen luchten, is risky business. Dan is het beter dat iedereen ’s avonds zijn eigen weg gaat.”

nderlecht was anders. Ik kreeg er een huis in Sint-Pieters-Leeuw toegewezen. Een buitenlander die voor het eerst in een ander land arriveert, is volstrekt hulpeloos. Je weet niet wie je wel en niet kan vertrouwen, hebt geen besef van de lokale gewoontes, van de administratie, dat soort dingen. Op dat vlak trof ik het goed, Anderlecht zorgt goed voor zijn spelers. Mensen als Pierre Leroy, Michel Verschueren en Jean Cornelis bekommerden zich om alles. Je gaf ze drie pasfoto’s en ze brachten je papieren in orde. Dat helpt een stuk.

“Tegenwoordig heeft elke club een pak buitenlanders, maar de meeste van die clubs staan er niet bij stil welke moeilijkheden die jongens de hele dag ondervinden. Ik zou echt niet weten hoe het mij was vergaan als ik vanuit het buitenland niet bij Anderlecht terecht was gekomen, ook al is België een uitzonderlijk makkelijk land om je aan te passen, omdat zoveel mensen zoveel verschillende talen beheersen.

“Bij Anderlecht deden de spelers weinig dingen samen, ook omdat de meesten op meer dan een uur rijden van Brussel woonden. Ik legde er snel contact met een Noorse vriend die in Brussel studeerde en me introduceerde bij andere vrienden. Bijna al mijn vrienden toen waren studenten. Mijn vriendin was in Noorwegen achtergebleven. Ik verkende de stad, maar voelde me er niet echt thuis. Brussel is een metropool waarin je makkelijk verloren loopt. Gent daarentegen is een grote stad met een klein centrum waar je makkelijk je weg en je vrienden vindt, zonder dat je vooraf duidelijk moet afspreken.

“Het tweede jaar bij Anderlecht voelde ik me niet goed in mijn vel. Iedereen dacht : dat komt omdat hij niet vaak speelt. Maar de oorzaak lag elders. Ik had heimwee naar huis. Mijn moeder werd zwaar ziek, heel zwaar. Ik heb altijd een goede band met haar gehad en was echt niet meer met mijn gedachten bij het voetbal.

“Na dat seizoen kon ik terug naar Tromsö of naar Gent. Tromsö had mijn voorkeur. Niet omdat ik het als voetballer wel gezien had na anderhalf jaar in het buitenland, maar wegens mijn moeder. Zij wist dat, maar wilde niet dat ik voor haar terugkeerde naar Noorwegen. Eigenlijk heeft zij de keuze voor Gent voor mij gemaakt. Een paar maanden na mijn transfer is ze overleden. Gent heeft me in die periode fantastisch begeleid. In iets meer dan een maand tijd hebben ze mij drie keer voor een weekend naar huis laten gaan om bij haar te zijn.”

oordat ik als jongeman zo vaak verhuisd ben, was ik perfect voorbereid op het nomadenbestaan van de voetballer. Ik geniet van het reizen, van andere culturen en mensen te ontmoeten, al beperkt je indruk zich vaak tot de luchthaven of het hotel. Iemand die heel zijn leven in een stad doorbrengt en plots elders gaat werken of studeren, krijgt snel last van heimwee en telt de dagen af tot hij terug kan. Was ik in Tromsö blijven hangen in plaats van naar België te komen, had ik nu waarschijnlijk geen vrienden uit Afrika en Oost-Europa, en dan trek ik in mijn vrije tijd wellicht niet op met moslims. Die verrijking dank ik aan het voetbal.

“Ondanks de positieve ervaringen wordt Standard wellicht mijn laatste buitenlandse club. Er waren voorstellen om me uit te lenen. Daar waren interessante clubs bij, zowel sportief als financiëel, maar ik zag het niet zitten. Bij Standard vonden ze dat niet prettig, maar langer dan een week zijn ze niet kwaad geweest. Uiteindelijk beslist een speler zelf. Mij krijgt niemand ergens naartoe waar ik niet heen wil. Het liefst maak ik mijn contract in Luik, dat nog twee jaar loopt, vol en keer ik dan terug naar Noorwegen.

“In Tromsö ben ik een huis beginnen bouwen. Dat wordt mijn echte thuis. Nog eens vijf jaar in België of een ander land lijkt me uitgesloten. Sinds een jaar of twee ben ik het reizen een beetje moe, ik hunker naar een thuis. Ik wil mijn kinderen een veilige haven en vaste herkenningspunten geven, ze niet verplichten om telkens weer op een nieuwe plek te aarden. Ik wil dat mijn dochtertje vriendjes heeft als ze op haar zesde schoolplichtig is. Zij hoort niet zo’n nomade te worden als ik. Was ik vrijgezel, dan had ik misschien een andere keuze gemaakt en reisde ik misschien nog tot mijn vijfendertigste Europa rond. Maar in mijn situatie acht ik het uitgesloten.

“Als ik naar Noorwegen terugga, zal ik niets gemist hebben. Naar Noorse normen heb ik hier bij drie topclubs gespeeld. In mijn land ben je ook wel prof, maar rijk word je er niet van en op een paar uitzonderingen na speel je nooit voor meer dan drieduizend toeschouwers. Ik kan me voorstellen dat een voetballer die vanuit Rome naar België komt, dat anders ziet.

“Ooit droomde ik van Engeland. Op een paar weken tijd sprak ik met wel tien managers die allemaal geld aan mij wilden verdienen. Dromend van Engeland legde ik aanvankelijk zelfs het aanbod van Anderlecht naast me neer. Omdat het vervolgens fout ging bij de onderhandelingen in Engeland, belandde ik vijf maanden later toch in België.”

“Veel spelers dromen om via België bij een goedbetalende Zuid-Europese club terecht te komen. Ik niet. Zuidelijker dan België ga ik niet. Ik hunker niet naar de zon, ik ben zelfs allergisch aan gras en bloemen. Letterlijk. In Noorwegen stoort dat niet zo, het wordt er nooit echt warm, maar in het zuiden zou ik echt last hebben van die allergie. Ik kijk dus wel uit waar ik ga, het is niet de bedoeling dat ik een half seizoen ziek ben.”

oetbal is voor mij van een hobby mijn beroep geworden. Dat betekent niet dat alles ervoor moet wijken. Van alle belangrijke dingen in het leven staat voetbal op de laatste plaats, na het gezin en de vrienden bijvoorbeeld. De laatste jaren denk ik veel na over de toekomst, over wat ik ga doen na mijn carrière. Heel anders dan toen ik jong was, en ook buiten het werk bezig was met de trainingen, de tactiek en de wedstrijden.

“Mijn ergste schrikbeeld is dat ik op een dag stop met voetballen en niet weet wat te doen, zelfs al kan ik het me op financieel vlak veroorloven om het even van aan de zijlijn te bekijken. Maar ik durf er niet aan denken : ’s morgens opstaan en niets te doen hebben, behalve de krant lezen.

“Ik wil per se een ander leven leiden na het voetbal. De kans dat je me ooit als trainer terug ziet, lijkt mij daarom onbestaande. Ik heb een nieuwe uitdaging nodig, wil voor mezelf uitmaken of ik ook goed kan zijn in iets helemaal anders. Ik droom ervan op een dag gewoon naar een voetbalmatch te gaan zonder dat iemand me achteraf aanklampt om mijn mening te horen. Zolang je speelt en herkend wordt, is die kans klein.

“Toen Anderlecht zich meldde, stond ik op het punt aan de universiteit van Tromsö kinesitherapie te gaan studeren, in combinatie met eersteklassevoetbal bij de club uit die stad. Ik zou er vier jaar over doen in plaats van de normale drie jaar. Het vak van kinesitherapeut sprak me aan, voor een stuk omdat mijn moeder verpleegster was. Ik sluit niet uit dat ik straks alsnog die studie aanvat en het beroep later ook ga uitoefenen. Alleen weet ik niet of ik het nog zal kunnen opbrengen om intensief te studeren. Lukt het niet, dan zoek ik wel iets anders, maar hoe dan ook zal het altijd iets buiten het voetbal zijn. Ik denk er vaak over na, ben ermee bezig. Een profvoetballer heeft immers tijd genoeg. En fysiek ben je dan wel vaak moe na een training, mentaal niet.”

door Geert Foutré,

“Zonder het voetbal had ik waarschijnlijk geen vrienden uit Afrika en Oost-Europa, of kende ik geen moslims.”

“Misschien dat ik straks toch nog kinesitherapie ga studeren aan de universiteit.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content