Drie jaar na de vliegende tackle van Seyfo Soley legt Antwerpspeler Gunter Ribus, vijfentwintig nog maar, zich noodgedwongen neer bij het einde. ‘Er zal’, zegt hij, ‘altijd een gemis blijven.’

G unter Ribus : “Het was maart 2001, vijf speeldagen voor het einde. We speelden tegen Lokeren. Zij waren nog in de running voor een Europees ticket, maar stonden achter. In de allerlaatste minuut verover ik de bal, in het midden van het veld. Ik was weg. Tot ik ineens langs achter word aangevallen en getackeld. Ik voelde direct dat er iets mis was. Hoorde een krak. De volgende dag ben ik al geopereerd.

“De beelden liggen nog ergens bij mijn ouders. Toen ik thuis lag, heb ik ze wel tien keer herbekeken. Daar zag ik pas echt wat die gast gedaan had. Hij kreeg er rood voor. De bond legde hem zeven weken schorsing op en hij moest opdraaien voor de ziekenhuiskosten. In beroep is dat teruggebracht naar vijf weken. Zónder ziekenhuiskosten : die waren ineens voor mijn verzekering. Nochtans had de arbiter in zijn verslag toegegeven dat het om een aanslag ging. Zo stond het er letterlijk. Dan denk je : allez ? !

“Op dat moment maakte ik me nog geen zorgen. Volgens de dokter was het geen gecompliceerde breuk. De kans zat erin dat ik opnieuw op het veld zou staan, zei hij. Maar al vlug bleek dat de operatie niet goed was uitgevoerd. Na een zestal weken mocht ik uit het open gips. Mijn mobiliteit was enorm beperkt, ik raakte zelfs de trap niet op. Mijn ma zei ook altijd : ‘Wat is die knobbel daar toch ?’ Ik ben dan naar Herentals gegaan, naar dokter Toon Claes. Hij bekeek de foto’s en zei direct dat we zo snel mogelijk een revisie van de operatie moesten doen. Had ik zo verder gerevalideerd, zei hij, mocht ik blij zijn als ik ooit nog zonder pijn had gestapt.

“Paniek ! Dat kan je wel denken. Het been was verkeerd aan elkaar gezet. Alles begon weer opnieuw. Ik veranderde van kinesist en kwam bij Theo Van Haendel terecht, die uitsluitend manueel werkt. Ondertussen was Regi Van Acker weg en Wim De Coninck gekomen. Jammer voor mij, want ik had een goed contact met Van Acker. Ik stond ook vast in de basis. Met een nieuwe trainer begin je vanaf nul.

“Op de duur kon ik op de training weer tegen een bal trappen, ik had zelfs geen schrik bij het tackelen. Het ging onverwacht goed. Maar enkele weken later kreeg ik bij elke stevige pass binnenkant voet een pijnscheut in mijn kuitbeen. Volgens de dokter een allergische reactie op het metaal in mijn been. Dat metaal is dan operatief verwijderd en weer had ik geen last meer. In december viel ik in tijdens een vriendenmatch. Dat viel mee en ik was heel hoopvol.

“Weer was er een trainerswissel : De Coninck weg, Henk Houwaart binnen. Die man kende mij, naar mijn aanvoelen, niét. Wat ik hem niet kwalijk neem : ik was een jonge voetballer en kwam pas piepen. Mijn revalidatie liep gewoon verder. De twee schroeven in mijn binnenenkel werden verwijderd. Ik trainde mee met de B-kern en begon stilaan wedstrijden te spelen met de invallers. Op het einde van het seizoen was er een galamatch met oude gloriën van Antwerp. Ik was weer fit en mocht meedoen. Die match vergeet ik nooit. Ondanks dat mijn contract afliep en dat gasten als Hans-Peter Lehnhoff en Alex Czerniatynski meespeelden, scandeerden de supporters maar één naam : die van mij.

“Al van in mijn eerste profseizoen, onder George Kessler, waren de supporters heel erg voor mij. Waarschijnlijk door mijn manier van spelen : niet opgeven, blijven bijten. Dat appreciëren ze, zeker in Antwerpen. Ik heb de voorzitter toen wel eerlijk gezegd : ik weet niet of ik weer honderd procent op mijn oude niveau kom. Uiteindelijk kon ik toch weer een tweejarig contract tekenen.

“Ik begon mee aan de voorbereiding. Dat ging vrij goed. Ik heb nog krantenknipsels waarin Houwaart zegt : ‘Ribus komt terug, we gaan hem kunnen gebruiken.’ Maar ik ben weinig aan bod gekomen. Eerlijk gezegd : ik stond ook nog niet op niveau te spelen. Ik moet ook zeggen : er is niet één dag geweest dat ik zonder pijn getraind of gespeeld heb. De eerste tien minuten mankte ik altijd. Maar je denkt : het gaat wel over. Ik nam pijnstillers, deed niks onverantwoords, maar je voetbalt graag, dus wil je doorgaan. Maar toch : met pijn.

“Kwam er weer een nieuw seizoen, nu met René Desaeyere. Die samenwerking verliep perfect – Desaeyere heeft ook nog enkelproblemen gekend. Mijn enige nadeel was dat ik naar Egypte met vakantie was geweest en met een soort parasiet was teruggekeerd. Ik had last van vermoeidheid, eet- en slaapproblemen. Niet ideaal. Ik moest dus weer wat achterstand goedmaken. Na enkele wedstrijden op de bank kwam ik weer in de ploeg. Die draaide niet goed, maar ik voelde mij goed en de trainer kwam mij zeggen : ‘Als je zo speelt, ben je een vaste waarde.’ Toen voelde ik me voor het eerst weer volwaardig lid.

“Toen kwam de oefenwedstrijd tegen Zwarte Leeuw. Een onschuldig duel, trap tegen dezelfde enkel. Ik stond recht en voelde : dit zit niet juist. Ik had minder pijn, maar het maakte een geluid zoals wanneer je in caoutchoucbotten met water stapt. De dokter stelde vast dat er weer een osteofiet gelost was en in mijn gewricht terechtgekomen. Ik moest rusten, maar het probleem ging niet weg. Toen zei de dokter : ‘Nu wordt het moeilijk voor je carrière.’ Er was toch al een keer of vier gesneden in mijn enkel. Maar ik wilde een nieuwe operatie. Dat was de laatste, vorig jaar oktober.

“Sindsdien neem ik pillen om de groei van het kraakbeen te stimuleren. Fietsen kan ik, maar niet rechtstaand op de trappers, want dan heb ik pijn de volgende dag. Ik kan niet lopen, mijn enkel verdraagt geen zware belasting. Duidelijkheid heb ik nog niet, maar het perspectief is niet goed. Als de eerste operatie goed was uitgevoerd, zouden mijn kansen op volledig herstel veel groter geweest zijn. Dat vind ik moeilijk te verteren.

“Ik moet zeggen : de laatste maanden heb ik enorm goeie matchen gespeeld. In mijn slaap. Ik droom ongelooflijk en ’s morgens kan ik het perfect navertellen. Ik maak zelfs doelpunten, wat ik in eerste klasse nooit gedaan hebben. Joeng, toen ze me zegden dat het er niet goed uitzag, heb ik enorm in de put gezeten. Maar je moet verder. Het ligt echt niet in mijn aard om op te geven. Ook nu nog leeft dat sprankeltje hoop. Ook bij mijn ouders.

“Kijk, van jongs af aan was voetbal mijn leven. Bij het PMS zegden ze : ‘Jij moet Latijnse doen.’ ‘Nee’, zei ik en ik ben een technische richting ingeslagen. Kwam ik thuis, ging die boekentas in een hoek en stond ik buiten tegen de muur te tikken met een bal. Ik ging ermee slapen – ik lieg niet. Het is gewoon altijd mijn leven geweest. Mijn ouders reden mij drie keer per week naar de training, plus naar de wedstrijden. Iedereen is er zo bij betrokken geweest, ook mijn grootouders, dat het heel moeilijk is nu te moeten zeggen : ‘Het is gedaan.’

“Ik denk dat ik alles samen een vijfentwintigtal wedstrijden in eerste klasse heb gespeeld. Kessler noemde mij de nieuwe Manu Karagiannis. Ik was het nieuwe nummer zeven van Antwerp. Maar na de eerste wedstrijd heb ik nooit meer echt in de ploeg gestaan. Hij vond het te vroeg om mij voor de leeuwen te werpen. Toen kwam Van Acker, in tweede klasse, en alles ging in stijgende lijn. Zo groot was mijn motivatie om te bewijzen dat Kessler zich vergist had.

“Het tweede seizoen werden we los kampioen. Ik speelde niet altijd, maar wel vaak. Ook het seizoen daarna, in eerste klasse, ging ik na een tijdje niet meer uit de ploeg. Tot dat ongeval. Toch ben ik door de supporters nog uitgeroepen tot verdienstelijkste speler van Antwerp. Kijk, daar staat de beker. Ik ben daar… trots op. Dat een Ribus tussen namen als Lehnhoff en Czerniatynski mag staan, vind ik echt een verwezenlijking.

“Ik wil weer gezond worden. Opnieuw alles kunnen doen. Maar je moet geen professor zijn om te beseffen hoe ik ervoor sta. Ik heb nachten wakker gelegen, maar het zit niet in mijn karakter om vlug mijn hoofd te laten hangen. Ik zou graag iets zelfstandig beginnen. En wat ik héél graag wil doen, is jeugd trainen. Want dat is een ramp in België. Als kadet en als scholier heb ik enkele maanden bij PSV getraind. De manier waarop ze daar met jeugd werken, dat is ongelooflijk. En hoeveel kilometer is dat van hier ?

“Ik ben een vechter. Het belangrijkste voor mij was : ik kom terug. Daarom : die enkele wedstrijden die ik vorig jaar nog gespeeld heb, waren een overwinning. Omdat iedereen mij had afgeschreven, en dan ben ik op mijn best. Ik leefde op wolken : hier had ik zo lang en zo hard voor gewerkt. Ook al was het met pijn, ik kón het nog.

“Er was dus niks dat mij deed overwegen om de schuldigen voor mijn situatie ter verantwoording te roepen. Nu ben ik daar wel mee bezig. Met de hulp van een advocaat. Voordien bestónd het gewoon niet dat ik nooit meer zou voetballen. Ik heb zelfs nog gezegd : what doesn’t kill you, makes you stronger. Maar je moet een strijd strijden die je kunt winnen.

“Hij is één keer in het ziekenhuis geweest, met zijn pleegvader of manager, dat weet ik niet. Ik denk niet dat hij zelf één woord gezegd heeft tegen mij. Naar de beelden kijk ik niet meer. Mijn ouders hebben gezegd : ‘Stop daarmee.’ Ik heb dat uit mijn hoofd moeten zetten. Je ziet hem zich echt afzetten, zijn knieën optrekken, twee benen vooruit en bijna verspringen : vanachter op mijn enkel.

“Ik koester geen wraak, maar er is mij onrecht aangedaan. Ik heb heel wat premies gemist. Een transfer misschien ook. Ik heb een paar goede jaren gehad in tweede klasse. We speelden met een eersteklassecontract, pakten veel punten en dan kun je een mooie spaarcent opzijzetten. Maar ik heb nog altijd het gevoel dat ik mezelf niet heb kunnen laten zien op het voetbalveld. Het laatste jaar ging ik zó snel vooruit. Volgens mij had er meer ingezeten. Natuurlijk droom je over wat het had kunnen zijn, maar dat zijn geen realistische voorstellingen. Ik hou mezelf ook niet voor dat ik bij een topclub had kunnen spelen. Maar met zo’n ongeval hou je ook geen rekening natuurlijk.

“Kwaad ben ik niet echt. Zoiets slijt. Ik heb altijd gezegd : als ik hem tegenkom op het voetbalveld, no hard feelings, maar ik ga er keihard tegenaan. Zoals ik altijd gedaan heb. Niet stampen om hem terug te pakken, maar laten zien dat ik er weer sta. Vorig jaar oktober moesten we naar Moeskroen en Georges Leekens, die toen de trainer was van Lokeren. Hem ben ik wel een hand gaan geven, want hij was zijn mannen in die bewuste wedstrijd wel aan het opnaaien geweest. Het is natuurlijk niet omdat hij dat doet, dat ze ook echt iemand van het veld moeten schoppen. Maar één minuut voor Seyfo Soley mij eraf trapt, had een andere speler van Lokeren toch ook al rood gezien voor een overtreding op mij. Ik ben dus op hem toe gestapt, zo van : kijk, herken je mij nog ? ( Trekt peinzend gelaat.) ‘Ah ja,’ antwoordde hij, ‘hoe is het ?’ Verder niks. Ik wilde alleen maar zeggen : jullie denken dat je mij eronder krijgt, maar dat zal niet lukken. Want ik, ik kom terug !

“Toch kan ik enorm blij zijn ook. Ik heb Kessler meegemaakt : daar kun je een boek over schrijven. En er is de kameraadschap, zoals met Jonas De Roeck. De sfeer bij Antwerp, dat was ongelooflijk ! Als de supporters iets organiseren, wie bellen ze op ? Patje ( Patrick Goots, nvdr) en mij. Ik was een dienende speler, iemand die het vuile werk opknapte. Daar krijg je waardering voor van spelers, trainers en supporters. Ik keur hun gedrag niet altijd goed, maar als je begrijpt dat die mannen geld geven om jou een spelletje te zien spelen en als ze dan zien dat jij er honderd procent voor gaat, dan krijg je veel terug. Weet je : Antwerp, dat kruipt in je bloed. Ik ben altijd graag gezien op de club. Ik ben heel open, ben niet altijd behandeld zoals ik zelf mensen behandel, maar als ik met mezelf in het reine ben, volstaat dat voor mij.

“Ik heb diep gezeten. Maar zo is het leven en misschien dienen er zich nu wel nieuwe mogelijkheden aan. Maar er zal altijd een gemis blijven. Wat áls ? In elk geval weet ik dat ik mezelf niks kan verwijten. En dat vind ik belangrijk.”

door Jan Hauspie

‘De laatste maanden speel ik enorm goeie matchen. In mijn slaap.’

‘Je ziet hem zich afzetten, zijn knieën optrekken, twee benen vooruit en bijna verspringen : vanachter op mijn enkel.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content