Op zijn Twitteraccount omschrijft Jordan Lukaku zichzelf als ‘Le Roi Lion’, de Leeuwenkoning. ‘Een leeuw is zelfstandig, vol vertrouwen in zichzelf en van niemand bang. Zo zie ik mezelf ook.’

Jordan Lukaku wordt gesmaakt, daar in Oostende. Tijdens het gesprek komt sportief manager Luc Devroe eens luisteren, waarna hij lachend op zijn stappen terugkeert. Ook Frederik Vanderbiest komt langs. “Die Lukaku, die zwijgt geen minuut, hé.” “Ik ben aan het stretchen, trainer”, lacht de negentienjarige linksachter, waarop hij meteen zijn twee benen op de vensterbank legt.

Hij sukkelt momenteel met een pubalgie, die hem wellicht nog even aan de kant zal houden. “Ik zal een aantal mooie wedstrijden missen. Op 5 maart met de nationale beloften tegen Servië, met KV Oostende op Anderlecht… Maar ik mag niets forceren.” En toch: Lukaku verliest er zijn humeur niet bij. Hij zal bijna twee uur praten, lachen en met het hoofd schudden. Soms opgewonden, soms ontspannen. Kritisch voor anderen én voor zichzelf, maar altijd open.

Frederik Vanderbiest zei dat het voor jou en Fernando Canesin niet vanzelfsprekend was om naar KV Oostende te komen. ‘Ze denken dat ze mislukt zijn.’ Heb je dat ook zo ervaren?

Jordan Lukaku: “Ik zal het anders zeggen: als je bij Anderlecht gespeeld hebt, dan is Oostende niet je droombestemming. Jammer dat ik er niet geslaagd ben, maar life goes on. In deze fase van mijn carrière is hard werken én spelen het belangrijkste. En dan maakt het echt niet uit wáár. Op het veld kan ik mij tenminste tonen. De accommodatie is niet te vergelijken, dat klopt, maar ik was vooral blij dat ik niet meer het vijfde wiel aan de wagen was.

“De eerste weken waren nochtans moeilijk. Op training zette Frederik Vanderbiest me altijd bij de aanvallers, deed ik zelfs de oefeningen op afwerking mee, maar ik zei hem dat ik de ploeg als linksachter veel meer kon bijbrengen. Bij de jeugd van Anderlecht heb ik meer in de verdediging gespeeld dan vooraan, al was ik zó aanvallend ingesteld dat ik me daar ook goed voelde. En daardoor is er onduidelijkheid over mijn positie ontstaan, want in die paar matchen met de eerste ploeg stond ik ook meestal vooraan.

“Als linksback kan ik meer uit mijn carrière halen. Maar ik moet toegeven dat ik zelf lang getwijfeld heb, want een verdediger die op de bank zit, mag zelden invallen. Tenzij er iemand geblesseerd is. Gary Neville en Jamie Carragher, de analisten van Sky Sports, hadden het onlangs over de twee backposities: ‘Het zijn meestal flankaanvallers die gefaald hebben of centrale verdedigers die te klein waren.’ In mijn geval klopt dat: als linksbuiten was ik niet goed genoeg.”

Toen jij in Oostende voorgesteld werd, sprak Marc Coucke over een onmiddellijke versterking. Was dat niet wat overdreven? 19 jaar, amper ervaring op het hoogste niveau…

“Ik had in ieder geval niet het gevoel dat ik een versterking was, want ik kende het niveau van eerste klasse amper. Ja, van op tv. (lacht) Na een paar wedstrijden met Anderlecht kon ik eerste klasse echt niet inschatten. Het enige waar ik aan dacht was: ik wil zo snel mogelijk in de ploeg raken en dan beter worden.”

Is dat volgens jou gelukt?

“Geen idee. Die balans zal ik na het seizoen opmaken, maar ik weet wel dat ik het niveau van eerste klasse aankan. Als linksback. Op training voetbal ik soms centraal, maar ik voel mij er niet goed. Ik ben meer een explosief sprinttype dan iemand die in hetzelfde tempo speelt, meer een flyer die een kant van het terrein afdweilt dan een passer. Maar ik besef maar al te goed dat het nog veel beter kan en moet.”

Het is wisselvallig: tegen Anderlecht en Genk heel goed en dreigend, tijdens je invalbeurt in Waasland-Beveren ging je volledig de mist in.

“In Beveren had ik nooit verwacht dat ik op het veld zou komen. Invallen op zich is geen probleem, maar toen zat ik al met de wedstrijd van de nationale beloften in mijn hoofd. Niet goed, ik heb me na de match onmiddellijk bij de trainer geëxcuseerd.

“Toen ik bij Anderlecht moest invallen, was dat ook meestal voorin en was ik voortdurend positioneel aan het zoeken. Tijdens de trainingen was ik verdediger, terwijl ik in die paar minuten met de eerste ploeg aanvallend mijn plan moest proberen te trekken. Vreemd, toch? En hetzelfde gebeurt nu met Fabrice N’Sakala, die een back en geen linkermiddenvelder is.”

Terug naar Neerpede

Momenteel revalideer je in Oostende én in Neerpede: is dat niet vreemd?

“De kinesist van KV Oostende is hier niet voltijds, zodat ik ook nog een keer of twee per week in zijn privépraktijk in Schelle langsloop. En Anderlecht, tja, dat is gemakkelijk. Dicht bij huis, grote zaal, apparatuur… Want op ons oefencomplex is het te krap. De kleedkamers zijn zó klein dat ik mijn oefeningen in de doucheruimte moet doen. En als de anderen gedaan hebben met trainen, moet ik stoppen, want dan willen ze een doucheke pakken.”

Maar op Neerpede moet je je toch ongemakkelijk voelen?

“Geen supergevoel, omdat ik niet wist hoe de spelers en technische staf zouden reageren. Ik ga meestal in de namiddag, wanneer de meesten weg zijn. Maar als ik iemand tegenkom, dan geef ik ze een hand. En als de mensen van de technische staf daar een probleem mee hebben, dan is dat maar zo.

“Ik besef maar al te goed dat ik geen gemakkelijke ben en dat ik me soms moet leren beheersen – weten wannéér ik iets moet zeggen – maar het is precies alsof een jonge speler geen mening mág hebben. ‘Ze’ verwachten dat je zwijgt en gewoon de richtlijnen volgt – springen als ze je vragen om te springen – maar dat kan ik niet.”

In Nederland stimuleren ze jonge voetballers om voor hun mening uit te komen.

“En bij ons ben je dan een arrogante dikke nek. Iets in vraag stellen is voor mij een vorm van communicatie, want alleen dan leer je elkaars standpunten begrijpen. ‘Wat verwacht je van mij? Wat moet er beter?’ Maar bij de technische staf kon ik bij niemand terecht.

“Ik praat op Anderlecht heel veel met Jurgen Seegers, de Nederlandse fysiektrainer. Ik ben het niet altijd eens met hem, maar er is tenminste interactie. Nieuw op de club, maar een goede kerel. Onlangs zei hij: ‘Je bent een heethoofd, Jordan. Je mag voor je mening uitkomen, maar jij probeert elk gevecht te winnen.’ Ik moet mijn gevechten beter leren uitkiezen, zei Jurgen. Misschien wel.”

Nonchalant, een heethoofd, ongeduldig: opmerkingen die altijd terugkeren.

“Ongeduldig? Als ik moet kiezen tussen elke week voetballen in Oostende of bij Anderlecht een rolspeler zijn, dan is de keuze snel gemaakt hoor. Ik heb gewoon enorm veel zelfvertrouwen, is daar iets mis mee? Ik ben nog niet volwassen, zeker niet, maar ik probeer wel zelfstandig te zijn en uitdagingen aan te gaan. Ik ben geen volger, nooit geweest.”

Zoals je bewees toen Anderlecht je begin 2013 aan De Graafschap wilde uitlenen. ‘Daar ga ik niet voetballen.’

“Niet juist. Kort voor het sluiten van de transferperiode, op 28 januari, werd ik met Reynaldo en Mehdi Tarfi bij John van den Brom geroepen. We hadden drie dagen om een andere club te vinden. Later hoorde ik dat ik De Graafschap geweigerd zou hebben. Klopt niet, want ik was niet op de hoogte, maar voor alle duidelijkheid: ik zou niet gegaan zijn. Tweede klasse in Nederland, neen, ik was er echt van overtuigd dat ik de capaciteiten had om in België in eerste te spelen. En een paar dagen erna trainde ik weer met de beloften van Anderlecht mee.” (lacht)

Een vernedering?

“Natuurlijk. Dan zie je de andere jongens ook kijken, hé. ‘Hij heeft gefaald, hij moet weer met ons spelen.’ Mijn motivatie was volledig weg.”

Hoe vertrek je dan met de belofteploeg naar het prestigieuze Torneo di Viareggio?

“Met veel goesting om te voetballen. Speciaal toernooi, Mario Balotelli heeft het in 2008 met Internazionale zelfs nog gewonnen, zag ik op YouTube. Bang? Neen. Ik heb nog de mentaliteit van een pleintjesvoetballer. ‘Jij zegt dat je een goede voetballer bent. We pakken een bal en vechten onder elkaar uit wie de beste is.’ In een goede dag is alles mogelijk, zo merkte ik daar: alle ploegen naar huis gespeeld, in de finale met 3-0 van Milan gewonnen. Op het vliegtuig hoorde ik dat ik naar de A-kern mocht terugkeren, maar in mijn hoofd was het voor mij al voorbij in Anderlecht. Ik wist dat ‘ze’ totaal niet in mij geloofden.”

Adriano Galliani, de algemeen directeur van Milan, was onder de indruk, zei hij in La Gazzetta dello Sport.

“Mijn vader probeerde me nog voor 200.000 euro – de prijs die Zulte Waregem voor Bryan Verboom betaald heeft – vrij te kopen, maar plots moest ik twee miljoen euro kosten.” (lacht)

Milan… Veel te hoog gegrepen, toch?

“Ik was echt wanhopig. Ik had alles gedaan om te kunnen vertrekken. Ik mocht met de eerste ploeg van Anderlecht trainen, ja, maar als er wedstrijdjes elf tegen elf gespeeld werden, dan moest ik met twee, drie jongens apart trainen. Grote ploegen vinden het misschien niet erg als hun jongeren niet doorbreken, maar het is wel ons leven, onze carrière. Ik ben wel blij dat Anderlecht in het tussenseizoen positief stond tegenover een uitleenbeurt aan Oostende. Ik moest me geen zorgen maken, klonk het. Paars-wit zou mijn salaris door betalen, Oostende de premies. Vond ik wel mooi.”

Om van je af te zijn of om je iets te gunnen?

“Geen idee. Misschien was het een gunst ten opzichte van mijn broer, die de club financieel heel veel heeft opgebracht toen hij naar Chelsea vertrok.”

Het is misschien goed om eens een jaartje uit Brussel weg te zijn?

“Ik heb hier een appartementje, maar blijf er meestal alleen in het weekend. Mijn mama heeft niet graag dat ik in Oostende blijf slapen. ‘Romelu is al weg, nu ook nog Jordan.'”

Niet goed genoeg

Toen Romelu nog bij Anderlecht speelde, werd je bewierookt. Na zijn vertrek is de stemming totaal omgeslagen. Hoe komt dat?

“Omdat voetbal een business is. Ik kon alleen maar naar Lierse en Anderlecht omdat ze Romelu wilden. Ik heb nochtans geen laag zelfbeeld, maar ik zeg de zaken zoals ze zijn. Wie Romelu wilde, moest Jordan erbij nemen. Dat is hetzelfde als een Bic kopen en er gratis een potlood bij krijgen. En ik had dat al heel snel door.

“Bij de jeugd van Lierse was dat geen probleem, maar bij de U13 van Anderlecht kon ik totaal niet mee. Gewoon niet goed genoeg. Op de eerste training werd ik belachelijk gemaakt. Het tempo lag veel te hoog, technisch was ik nergens. Twaalf jaar, heel ontnuchterend. De andere jongens lachten met mij, ook al omdat we een goede ploeg hadden. Junior Malanda, Adnan Januzaj, Seydina Diarra, Tika Musonda en Lumanza Lembi, die nu bij Sint-Truiden speelt maar toen het grootste talent van Anderlecht genoemd werd. Er werd meer over Lumanza dan over Romelu gesproken, maar wij hadden het grote voordeel dat we fantastisch begeleid werden. Door onze ouders, door Peter Smeets van het project Purple Talents, door de club…”

Wanneer had je voor het eerst het gevoel dat je wél goed genoeg was?

“Op het einde van het eerste seizoen wonnen we de finale van het toernooi in Bierbeek, na onder andere een mooie solo van mij. Vanaf dat moment kreeg ik meer zelfvertrouwen en werd ik ook beter, op mijn veertiende besefte ik: voetbal kan toch nog iets worden. Ervoor dacht ik niet dat ik goed genoeg was om ooit prof te worden.”

Met de familienaam Vandenbroucke had je nooit bij Anderlecht gespeeld?

“Neen. Meer zelfs: ik wilde niet voetballen. De meeste kinderen beginnen op vijf, zes jaar, ik pas toen ik acht was. Voetbal interesseerde me niet, ik wilde hardlopen. Maar mama geloofde in mij, zonder haar voetbalde ik nu wellicht niet meer. Ik mocht niet bij Lierse blijven, moest met Romelu mee naar Anderlecht. En daardoor is misschien mijn nonchalante houding ontstaan: ‘Jullie willen mij niet, jullie willen alleen Romelu. Dus wat ik doe, maakt niets uit.’ Maar toen ik begon te beseffen dat ik het toch kon maken, ben ik van school gestapt. Mijn ouders waren daar allesbehalve blij mee, moet ik toegeven.

“Romelu is het perfecte rolmodel, hé. Van de jeugd naar de eerste ploeg, diploma behaald, transfer naar het buitenland… Hét uithangbord van de Purple Talents, want dankzij hem heeft Anderlecht nog een aantal Nederlandstalige jongens kunnen binnenhalen. Zoals Dennis Praet, met wie ik bij de nationale jeugdploegen samengespeeld heb. Dennis’ vader heeft lang getwijfeld om in Genk te vertrekken, maar in elk gesprek wees mijn vader hem op het traject dat Romelu bij Anderlecht doorlopen had.

“Toen Romelu naar Chelsea vertrok, werd ik plots anders benaderd. Vitten op kleine, vaak belachelijke dingen. ‘Jordan dit, Jordan dat…’ Ervoor had ik dat nooit gehoord. Maar als de nationale ploeg dan op Neerpede trainde, dan kwamen ze opnieuw vragen hoe het met mij ging. ‘Jordan, alles goed?’ Alleen omdat Romelu naast mij stond.”

Te laat!

De verhalen over je nonchalante gedrag werden in Oostende meteen bevestigd. Te laat op je eerste training…

“Een dom misverstand. Ik had in het stadion mijn contract getekend, waarna de voorzitter (Yves Lejaeghere, nvdr) me voorstelde om met hem naar De Schorre mee te rijden. Daar besefte ik dat mijn sporttas nog in de koffer van mijn auto lag. Dat bevestigde alle geruchten, ja, maar tijdens mijn laatste maanden op Anderlecht kon het mij niets meer schelen. Ik wist dat ik er geen toekomst had. Een slechte reactie, maar ik ben uiteindelijk nog jong hé. Het is niet gemakkelijk om dat allemaal te verwerken, al ben ik hier op korte tijd volwassener geworden. Vraag het maar aan de mensen van Oostende: ik ben altijd op tijd.”

Maar niet voor de match tegen Anderlecht: twee minuten te laat.

“Juist. Ik had heel veel geluk dat de trainer me toch liet starten. (Lukaku moest een paar weken erna een etentje aan de voltallige spelersgroep betalen, nvdr) Frederik Vanderbiest wist ook dat die match voor mij enorm belangrijk was, maar vooral: hij heeft vertrouwen in mij. Dat voel ik. Na de training nog eens komen vragen hoe het gaat, bijvoorbeeld. Of zeggen wat ik anders moet doen. Communiceren. Praten in plaats van te straffen.”

Zie je jezelf ooit nog bij Anderlecht spelen?

“Ik heb er nog een contract tot juni 2015, dus… Ik weet het echt nog niet. Ofwel keer ik terug naar Anderlecht, ofwel voetbal ik elders. Er zijn maar twee mogelijkheden, hé.” (schaterlach)

DOOR CHRIS TETAERT – BEELDEN CHRISTOPHE KETELS / BELGAIMAGE

“De meeste kinderen beginnen op vijf, zes jaar te voetballen, ik pas toen ik acht was. Voetbal interesseerde me niet, ik wilde hardlopen.”

“Wie Romelu wilde, moest Jordan erbij nemen. Dat is hetzelfde als een Bic kopen en er gratis een potlood bij krijgen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content