Op 25 augustus 2003, gisteren twaalf jaar geleden, kondigde Pete Sampras net voor de US Open zijn afscheid aan. Vandaag wijdt de tennisgod op rust zijn tijd aan zijn familie en (af en toe) aan een exhibitiepartijtje. Zoals onlangs op de Optima Open in Knokke-Heist, waar Sport/Voetbalmagazine hem exclusief kon spreken.

Een bekentenis. Als kind van de jaren negentig hingen er in de slaapkamer van bovengetekende posters van twee sporticonen: Michael Jordan, nog altijd de grootste basketballer aller tijden, en Pete Sampras, tot begin jaren 2000 (toen ene Roger Federer opdook) de beste tennisser ooit. Dat vonden wíj althans, en dat leidde tot menige discussies met een neef die, opgegroeid met Björn Borg, de Zweed op nummer een zette. Ja, Sampras overtrof Borg wel in aantal grandslamzeges (14 vs 11), maar hij won nooit Roland Garros. En vooral: Borg had meer charisma in zijn pink dan Sampras in zijn hele lijf, vond de neef, net als vele anderen. Samprazzz, de Slaapverwekkende, schimpte een tabloid ooit. Want: nooit een straffe uitspraak, zelden hevige emoties. Eén vuist in de lucht bleek al een teken van ongetemde vreugde.

Máár, counterden wij, zo kleurloos Boring Pete als mens misschien oogde, zo bedwelmend was het tennis van Pistol Pete, zoals hij óók genoemd werd. Een onleesbare opslag waarvan je de kruitdampen een uur na de match nog kon ruiken, een running forehand die tegenstanders een oorontsteking opleverde als die hen voorbij zoefde, een gracieuze volley die hij tot kunst verhief, een smash waarbij de Amerikaan even leek te vliegen, à la Michael Jordan… Kwaliteiten van een (g)rasartiest die zevenmaal Wimbledon won, vijf keer de US en tweemaal de Australian Open. En zes jaar op rij (1993-1998) het seizoen afsloot als nummer een van de ATP-ranglijst.

Goed voor memorabele momenten: het adembenemende setpunt in de US Openfinale van 1995 tegen Andre Agassi, het volmaakte tennis tegen diezelfde eeuwige rivaal in de Wimbledonfinale van 1999, Sampras’ tranen tijdens de kwartfinale van de Australian Open 1995 tegen Jim Courier, toen zijn masker uitzonderlijk eens afviel omdat zijn coach Tim Gullikson een beroerte had gekregen, de tiebreak van de vijfde set in de kwartfinale van de US Open 1996 tegen Alex Corretja, toen de Amerikaan van uitputting moest braken, maar met enkele briljante volleys toch nog won. ‘Bijzondere mensen doen bijzondere dingen’, prees toen zijn (nieuwe) coach Paul Annacone – Gullikson was intussen gestorven aan een hersentumor.

Maar wat ons het meest zal bijblijven – omdat het elk duel tientallen keren terugkwam -: Sampras’ terugtocht naar de baseline, na een zoveelste winnende volley. In tegenstelling tot de grote, aalvlugge passen waarmee The King of Swing, zijn andere bijnaam, tijdens het spel als Jezus over water leek te wandelen, slóóp hij langzaam terug. Met expressieloos gezicht, gebogen schouders, kin op de flink behaarde borstkas, en vooral: de tong uit de mond, zoals ook Michael Jordan die steevast uitstak bij een dunk.

NAAR KNOKKE-HEIST

Hoeft het gezegd dat ons hart oversloeg toen de organisatoren van de Optima Open in april bekendmaakten dat ene Pete Sampras hun headliner voor dit jaar zou worden. Zo vlug dat hart klopte, zo rap was ook de interview- aanvraag verstuurd. Even gauw kregen we een antwoord van de persverantwoordelijke – ‘We zullen overleggen met de ATP en Sampras’ management’ -, waarna begin juni het verlossende bericht kwam: ‘U kunt hem als enig medium van de gedrukte pers one-on-one spreken’ – vroeg boeken heeft ook in de journalistiek zijn voordelen.

En dus trokken we op 15 augustus naar Knokke-Heist. Was ons beloofd: een gesprek van ‘maximaal veertig minuten’. Toch is onze vragenlijst uitgebreid. Je weet nooit dat Sampras zin heeft om langer te praten. En wat als zijn droogstoppelreputatie inderdaad blijkt te kloppen, dan wil je er niet met een mond vol tanden staan. Zeker als je, voor het eerst, (een beetje) zenuwachtig bent voor een interview. Je posterheld ontmoeten, het valt niet elke dag voor.

Wanneer Sampras na de middag, voor zijn enkelpartij tegen Thomas Enqvist, ons hartelijk de hand schudt, verdwijnt echter elke schroom. Voor ons zit een mens van vlees en bloed: de haardos steeds meer uitgedund, walletjes onder de ogen door de jetlag, en die kenmerkende getaande huid en borstelwenkbrauwen. Om het ijs te breken feliciteren we hem met zijn 44e verjaardag, die de Amerikaan drie dagen ervoor, thuis in Los Angeles, gevierd heeft. De manier waarop is typerend voor zijn huidige leven. ‘Ik hou het graag rustig. Geen groot feest dus, maar quality time met mijn kinderen en vrouw. Die zijn nu prioriteit nummer een.’

En dat was tijdens zijn carrière wel eens anders, zegt Sampras. ‘Toen zat ik op een voortdenderende trein waar alles rond mij draaide. Maar wanneer je daar van stapt, heb je plots tijd om na te denken. What’s next? Ik leerde mijn prestaties in perspectief te plaatsen: een kampioen zijn, dat houdt ooit op, maar een goede vader, broer of zoon zijn, dat niet. Tijdens mijn carrière had ik weinig contact met mijn ouders en twee zussen, maar toen ik na mijn pensioen van Florida (Sampras woonde in Tampa, om zich op het tennis te concentreren) terug naar mijn thuisbasis in LA verhuisde, werden we heel wat closer. Ik maakte ook veel tijd vrij voor mijn vrouw (actrice Bridgette Wilson, met wie hij in september 2000 trouwde, nvdr) en vooral voor mijn twee zonen (Christian Charles en Ryan Nikolaos, nu 13 en 11, nvdr). Die waren net geboren en ik wilde hen de volgende jaren tonen wat goed en fout is in het leven, hen helpen met hun huiswerk, naar ouderbijeenkomsten op school of sportwedstrijden gaan.’

Ondanks die nieuwe focus had Sampras het in de eerste drie, vier jaar na zijn pensioen niet makkelijk, bekent hij. ‘Ik liet mijn racket links liggen, golfte elke dag en vond met poker een nieuwe hobby: elke week een partijtje thuis, geregeld trok ik naar Las Vegas voor een toernooi of om blackjack te spelen – ik hou wel van gokken. A lot of fun, al werd ik tezelfdertijd rusteloos. En ik raakte ook compleet uit vorm: 90 kilo, terwijl mijn competitiegewicht 82 kg bedroeg. Ik at immers evenveel als voorheen, maar bewoog nog amper. Tot ik plots foto’s van mezelf zag: ‘Wauw, wat is er gebeurd?’ Om mijn leven meer structuur te geven, ging ik opnieuw elke dag naar de gym en begon ik weer te tennissen – nu zo’n zes, zeven exhibitietoernooien per jaar. De weken ervoor werk ik ernaartoe, want ik wil niet afgaan. En zo kunnen ook mijn zonen, die alleen de verhalen over mijn carrière gehoord hebben, zich iets voorstellen bij hun vader, de tenniskampioen.’

Nochtans is de competitiedrang grotendeels verdwenen, vertelt Sampras. ‘Al is het soms frustrerend dat mijn lichaam mijn hoofd niet meer wil volgen. Tot mijn veertigste kon ik me nog meten met sommige profs, maar sindsdien ervaar ik dat father time me inhaalt. Sprongkracht, snelheid, wendbaarheid: het wordt steeds minder. Daarom speel ik nog amper serve-and-volley – te belastend voor de rug. En terwijl ik me vroeger vaak onverslaanbaar voelde, is het nu telkens een mysterie als ik op het terrein stap. Geen idee hoe ik zal spelen…’

Andere uitdagingen gaat Sampras niet meer aan. ‘In mijn carrière heb ik die genoeg gehad. Nu is de enige challenge: geduldiger zijn, want mijn kinderen luisteren niet altijd even goed. (lacht) Tv-analist of coach worden, zoals veel ex-kampioenen? Neen, ik wil niet weer wekenlang op hotel verblijven. Een jong talent coachen, dat misschien wel. Maar alleen thuis in LA. En om naar het tennis zelf te kijken, zit ik perfect in mijn zetel. Toch mis ik de Wimbledons en de US Opens soms nog, ja. Het juichende publiek, de buzz van het winnen, je de ochtend na een grandslamzege bijna high voelen…’

WAKKER BLIJVEN

Het belette The King of Swing niet om al op zijn 32e zijn pensioen aan te kondigen, een jaar na zijn veertiende grandslamzege, de US Open van 2002, tevens Sampras’ allerlaatste tennisdans als prof. Het perfecte slot van een sublieme carrière, al wogen de mooie momenten echter niet altijd op tegende nadelen, beklemtoont hij. ‘Mensen zien alleen de kampioen die zijn trofee in de lucht steekt, niet wat erachter schuilt. Ik klaag niet, maar het tennisleven is verre van aangenaam: lange vluchten, jetlag, saaie hotelkamers, de eenzaamheid… En vooral: de druk. Van veeleisende fans, pers, organisatoren, sponsors…, maar ook vanuit mezelf. Continu keek ik over mijn schouder. Naar wie mij, de nummer een, misschien kon bedreigen. Die rusteloosheid, die drang om aan de top te blijven heeft me bijna elke nacht van mijn carrière wakker gehouden. En sliep ik dan toch eens goed, dan gaf het me een oncomfortabel gevoel. Ik moest wakker blijven, klaarstaan voor elke mogelijke bedreiging.’

Vanwaar die (bijna paranoïde) gedachten? ‘Een verschrikkelijke angst om te verliezen’, verklaart Sampras. ‘In 1992 klopte Stefan Edberg mij in de US Openfinale, nooit heb ik me zo slecht en leeg gevoeld. Ook later ervoer ik verliezen altijd als een beetje sterven. Die bittere smaak niet meer proeven, dat was, samen met het recordaantal grandslamzeges van Roy Emmerson (12, nvdr) verbeteren, mijn drive. Door die angst ben ik een kampioen geworden, daardoor heb ik keihard gewerkt en veel obstakels overwonnen: de dood van mijn coach, mijn zware hernia in 1999, mijn bloedziekte (zie kader, nvdr)… Mijn motto was ook altijd: zaken aanpakken en voortdoen, want er is altijd een nieuwe grandslam om je op voor te bereiden. Zelfs na een zege spendeerde ik weinig tijd aan feesten.’

Zo’n kort geheugen heeft een toptennisser nodig, stelt de Amerikaan. Naast én op de baan. ‘Niet sakkeren over een slecht shot. Neen, op naar het volgende punt.’ En net dát was, ondanks die grote angst om te verliezen, hét wapen van Pistol Pete. ‘De uren voor een grandslamfinale beet ik bij wijze van spreken mijn nagels bijna kapot, maar zodra ik op het veld stapte, verdween dat. Dan zette ik alle negatieve gedachten van me af en hield ik mijn emoties probleemloos onder controle. Behalve op Roland Garros, waar ik dat instinct telkens kwijtraakte en me nooit op mijn gemak voelde.

‘Op Wimbledon en de US Open daarentegen dacht ik niet aan verliezen of mijn tegenstander… Alleen aan mijn volgende opslag. En speelden de zenuwen dan toch op, dan nam mijn lichaam gewoon over. Alsof ik geprogrammeerd was – het gevolg van duizenden uren trainen waardoor ik in elke stresssituatie mijn techniek feilloos uitvoerde. Mét pokerface. Die heb ik nooit bewust opgezet, maar ik zag soms wel de impact op mijn tegenstander. Heerlijk, zo iemands wil breken. Ik kon het bijna ruiken, dat moment van zwakte. En dan: put down the hammer.’

Als natural born killer stuwde Sampras vooral in de grandslams zijn tennis naar duizelingwekkende hoogtes – van de 18 finales won hij er liefst 14. ‘Op die grote momenten speelde ik het best: kalm, zelfverzekerd. Vaak met het gevoel: ik ben geboren om dit te doen. Soms pauzeerde ik zelfs even om van de sfeer te genieten, keek ik naar het publiek en zei ik tegen mezelf: nu ga ik tonen wie ik echt ben. Mijn tijd om te schitteren. Die totale zelfbeheersing, die controle, dat was de ultieme kick. Zoals in de Wimbledonfinale van 1999 tegen Agassi, ja. Mijn beste match ooit. Dichter bij perfectie ben ik nooit geraakt.’

Ruim 32 minuten staan op onze voicerecorder als Sampras het interview moet beëindigen. Een blad met vragen ligt nog op onze schoot, maar zijn schema is druk. Een grote troost: dichter bij een jeugdidool zijn wij nooit geraakt. En Boring Pete was hij allerminst.

DOOR JONAS CRETEUR – FOTO’S PH. BUISSIN – IMAGELLAN

‘De drang om aan te top te blijven heeft me bijna elke nacht van mijn carrière wakker gehouden.’ PETE SAMPRAS

‘Een kampioen zijn, dat houdt ooit op, maar een goede vader, broer of zoon zijn, dat niet.’ PETE SAMPRAS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content