Zondag vindt in Halle het Belgisch kampioenschap plaats. Op 7 juli start in Duinkerken de Ronde van Frankrijk. Op de achtergrond gieren alweer de dopingberichten. José De Cauwer blikt vooruit.

De rafels van het leven. Dat José De Cauwer ooit in het kabinet van de onderzoeksrechter zou terechtkomen. Maar het gebeurde. Zijn naam viel in de afwikkeling van een politieonderzoek waarbij een ex-renner zich tijdens een achtervolging van dopingproducten ontdeed. Daarover zal het niet gaan. De Cauwer wil de lopende procedure niet doorkruisen met verklaringen, zegt hij. Ondertussen stel je je een teruggetrokken, stille bondscoach voor. Hij zit in zijn kantoor langs de Brusselse Globelaan, studerend op de uitslagen van de Belgische renners, waarna hij een naam neerpent op zijn lijstje van voorlopig geselecteerden.

Niet zo. Hij is die morgen met een jonge belofte voor tests naar Leuven geweest. Daarna heeft hij aan een vergadering in het bondsgebouw deelgenomen. En nu staat hij een interviewer te woord. Het bevestigt dat hij zijn job onverminderd voortzet. Verder lijkt het erop dat hij zelfs méér inhoud wil geven aan het begrip coaching. Sportpsychologische inhoud zelfs, al verwerpt hij meteen die term in de wetenschap dat ze die in het peloton voorlopig enkel gebruiken in samenhang met zotten.

Maar De Cauwer is een vorser van de rennersziel, dat staat vast. Hij kruipt in de kronkelneuronen van Frank Vandenbroucke en in het schedeldak van Mario Aerts op zoek naar verklaringen en drijfveren. Hij is een zorgende wielerwijsgeer. Als dit de middeleeuwen waren (en dat zijn ze), zag je De Cauwer met een overzenuwd renner in zijn armen op weg naar een zielenhospitaaltje.

Hoe verlammend is het ondertussen om de uitspraak van het gerecht te moeten afwachten ?

José De Cauwer : Ik lig er niet meer wakker van. Het belet me ook niet om mijn werk te doen. In het begin stond ik verstomd. Ik ben er onvoorbereid ingerold, want ik zat er niet in. Voor de eerste keer in mijn leven moest ik een advocaat onder de arm nemen. Dat geloof je dan zelf niet. Ondertussen heb ik voor mezelf uitgemaakt in hoeverre ik er bij betrokken ben geweest. De zaak is in de media heel erg opgeschroefd. Voor mij blijft het dezelfde zaak, even klein dus. En als alles aangetoond is, zal inderdaad blijken hoe gering mijn aandeel was. Ondertussen zwijg ik er liever over, ik heb er nu niets mee te winnen.

Laten we het hebben over de beste Belg van dit seizoen. Dat is Rik Verbrugghe.

Als je afgaat op de prestaties die zijn blijven hangen, is hij inderdaad de beste. De proloog van de Ronde van Italië winnen, is sterk. Weinig Belgen kunnen dat. En de Waalse Pijl heeft hij op een manier gewonnen die ons doet dromen van buitenlanders als Jalabert en Bartoli. Al hebben we in het voorjaar ook een opvallende Peter Van Petegem gezien. Maar net op het ogenblik dat de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix eraan kwamen, viel hij terug. Het heeft ook met verwachtingen te maken natuurlijk. Over Van Petegem wisten we het al, terwijl Verbrugghe deels nog uit het onbekende kwam.

Heel kort daarachter komt Johan Museeuw. Hij heeft bewezen dat hij in de grote koersen onverminderd meegaat. De vraag is of hij dat voor nog een een jaar wil. Fysiek gaat hij er het komende seizoen niet op verslechteren. Kijk naar Tchmil. Maar is het mentaal in orde voor hem ? Hij heeft voor zichzelf het bewijs van zijn comeback geleverd, misschien volstaat dat voor hem.

Sommigen hadden die terugkeer uitgesloten. Hij reageerde erg geprikkeld, nukkig zelfs. Of was dat zijn manier om zichzelf uit te dagen ?

Ik denk dat de start van Domo er ook mee te maken had. Je vraagt je in zijn plaats af : zal het lukken ? Museeuw had het succes van de ploeg voor een stuk op zich genomen, hij was er persoonlijk in geëngageerd : “Dit is van ons, wij moeten slagen.” Misschien heeft dat verantwoordelijkheidsgevoel hem parten gespeeld.

Ook sterk was Ludo Dierckxsens. Zij het op een onverstandige manier. De vraag is of hij het anders moet aanpakken. Zoals hij de nv Dierckxsens promoot, kan zijn werkgever niet anders dan tevreden zijn. Lampre Daikin heeft er een goed product aan en hij brengt het ook uitstekend. Stel dat hij écht rijdt voor de overwinning en hij haalt het niet, dan heeft de sponsor heel wat minder aan hem. Dierckxsens is heel laat in zijn leven renner geworden. Hij heeft er alles aan gedaan om te bewijzen dat hij goed is. Maar omdat hij zo laat begon, kan hij niet meer uit dat stramien : altijd maar zichzelf bewijzen. Hij geniet daar ook van.

Nico Mattan is ook zo : altijd bezig met zichzelf te verkopen. Als de televisie in het peloton verschijnt, is één camerazwenk genoeg voor Mattan om te demarreren. Dit jaar heeft hij de Ronde van Vlaanderen anders gereden : hij wou winnen. Maar hij valt, hij rijdt lek, het is de pech van zijn leven. Dus zegt hij : “Als het zo zit, koers ik opnieuw zoals ik gewoon ben”. Ondertussen wint hij de Driedaagse van De Panne en de proloog van Parijs-Nice. Niet te geloven. Met hem en Verbrugghe hebben we straks twee Belgen die voor proloogwinst in de Tour kunnen gaan. Ik denk dat zoiets dertig jaar geleden is.

Nog een oudere : Wilfried Peeters. Zijn carrière loopt af, zij het in volle glorie.

Wilfried Peeters reed een geweldige Parijs-Roubaix, blijkbaar zijn koers. Hij wordt straks 37 en hij heeft er mij bij het begin van het seizoen nog op aangesproken. “Ik zal ervoor zorgen dat het geen jaar te veel wordt”, lachte hij. Ik had dat aan Herman Frison gezegd, die het op zijn beurt aan Peeters overbracht. Het probleem met een jaar te veel is dat je het pas achteraf weet.

Jo Planckaert zat vooraan op de tweede rij. Alweer. Zit zijn carrière op die plaats vast ?

Uiteindelijk kan je natuurlijk van iedereen zeggen dat hij beter kan. Ik lees dat Jo Planckaert in de krant over zichzelf zegt : “Ik moet iemand hebben die mij kan motiveren”. Bij Cofidus zit zo iemand blijkbaar niet. Mattan en Chris Peers, die tussen haakjes ook een goed voorjaar heeft gereden, hebben daar geen probleem mee. Planckaert wel. Misschien bekijken wij hem groter dat hij in werkelijkheid kan zijn. Hij is tweede geweest in Parijs-Roubaix en hij heeft ook al eens een memorabele Ronde van Vlaanderen gereden. Maar het blijft inderdaad lang wachten bij hem. Te lang. Hij heeft dit jaar nauwelijks nog gelegenheid : geen Tour en de grote najaarsklassiekers zijn niet op zijn lijf geschreven. Ik hoop dat hij in de Ronde van Spanje nog één en ander kan rechtzetten.

Twee veelbesproken renners hebben we niet gezien. De eerste is Tom Steels. Klierkoorts.

Daar hangt dan een waas van mysterie rond. Je ziet niets. Het is geen polsbreuk waarbij je moet wachten tot die genezen is. Het bloedbeeld is gewijzigd, de recuperatie verloopt niet zoals het hoort en het gaat dus niet. Maar waarom gaat het niet ? Steels zit er nu al een jaar mee. Mapei heeft een goed medisch centrum en toch komen ze renners te kort om hun programma af te werken.

Klierkoorts is een kissing disease.

Ik kan me moeilijk voorstellen dat ze elkaar kussen, maar er zijn er nog in de ploeg die aan die kwaal lijden. Kevin Hulsmans, één van onze beste jongeren : hij zou dit jaar doorgebroken zijn, maar hij zit ook thuis.

Je kent Steels al heel lang. Ook uit het Waasland. Waar zit zijn carrière nu ?

Hij zit op een absolute tweesprong. Komt hij hier doorheen, dan zal zijn afwezigheid hem als renner anders gemaakt hebben. Ik denk dat hij voor zichzelf zal zeggen : “Ik ben terug, ik ga alles winnen wat ik maar kan.” Hij zal het niet meer in functie van volgend seizoen of de toekomst in het algemeen zien. En hij zal zich er nog sterker in gooien. Vooral in de spurten. Hij heeft dan zo lang aan de kant gestaan en telkens in de kranten gelezen wie er gewonnen heeft. Dan word je gewoon heel fanatiek om het zo lang mogelijk vast te houden.

Maar een carrière als spurter dus. Hij zal nooit Parijs-Roubaix winnen ?

Door er een jaar uit te zijn, zal ook die ontnuchtering tot bij hem gekomen zijn, denk ik. Hij heeft ondertussen een geweldig palmares. Twee keer Belgisch kampioen, twee keer Gent-Wevelgem, de Omloop Het Volk, negen ritten in de Tour, enkele etappes in de Ronde van Spanje. Sommige ritten heeft hij op z’n eentje gewonnen. En wie zegt dat hij Parijs-Roubaix moet winnen ? Hij heeft er een tijd lang aan gedacht misschien. Je moet zijn prestaties niet onderschatten.

De tweede afwezige was Frank Vandenbroucke. Even leek het erop dat hij een nieuwe wind door de wielrennerij liet waaien. Een voorbeeld van wat een populair figuur kan teweegbrengen. Dat imago : gekleurd haar, modern, fris. Kan hij terugkomen ?

Perfect. Het is simpel in het wielrennen : om tien uur gaan slapen, om acht uur opstaan, trainen, rusten, eten, verzorgen. En dat elke dag. Ik kan me voorstellen dat je als renner zegt : “Als dit mijn leven is, ga ik het iets minder doen. Ik ga om twaalf uur slapen en ik sta om tien uur op, en moet ik elke dag twee keer gaan trainen ?” Als blijkt dat Vandenbroucke de normale levenswijze van een renner niet meer kan handhaven, komt hij ook niet terug.

Had hij niet al terug moeten zijn ?

De gevolgen van psychische druk zijn moeilijk in te schatten. Zie Filip Meirhaeghe : die is ook een tijd naar zichzelf op zoek geweest nadat hij vorig jaar een olympische zilveren medaille won. Een raspaard kan zichzelf voorbijlopen. Vandenbroucke zal het over een andere boeg moeten gooien. Het wordt nu zaak voor hem om zich te omringen met mensen die hem écht willen helpen.

Die mensen lijken zich net terug te trekken.

Er zullen er altijd zijn die hem willen helpen. Omdat ze weten welk groot talent hij is. De vraag is alleen : wil hij ze zelf ? Is hij er klaar voor ? Ik denk ook aan sportpsychologische aanpak, een zuivere aanpak dan. Ik doe het op mijn manier, maar ik doe het vanuit mijn buik en ervaring. Herman Frison heeft een renner in zijn ploeg die een zwaar ongeval kreeg : Claude Pauwels. Hij is in behandeling geweest en hij is er perfect uitgekomen. Het bestaat dus. Maar een voorwaarde is dat je ook coachbaar bent. Je moet enorm sterk staan om zoals Vandenbroucke de hele wereld uit te dagen en niet door de knieën te gaan. Vandenbroucke heeft de lat voor zichzelf heel hoog gelegd. Ook voor zijn ploegmaats en vrienden. Mensen leven voor een stuk ook in en van hun omgeving. Je huis uitstappen en je passerende buur of vriend groeten, dat helpt. Toen Vandenbroucke voor Lotto reed, had hij zijn vader en zijn oom in de ploeg, hij werkte binnen zijn familie. Later, bij Mapei, zat hij tussen vrienden : Museeuw, Peeters, Mattan, Patrick Lefevere. Cofidus was al een stuk verder af. En nu zit hij een heel eind vandaan van de mensen die hem zouden moeten omringen.

Elders, in het tennis bijvoorbeeld, zouden ze snel overgeschakeld naar een sportpsycholoog.

( Glimlacht) Ik weet het, we zijn zo ver nog niet in het wielrennen. Misschien ligt het geval Vandenbroucke moeilijker dan we denken. En daarmee bedoel ik niet dat hij gek zou zijn.

Voor de Tour hebben we normaal gesproken drie klassementsrijders. De eerste is Axel Merckx. Net op tijd klaar misschien.

Je had hem al in de Waalse klassiekers verwacht, maar daarin viel hij tegen. Het lag aan zijn nieuwe ploeg misschien. Aanpak, verzorging en omkadering zijn bijna dezelfde, zul je zeggen. Maar de ploegmaats waren dat voor een stuk niet en dus is het een tijd zoeken naar het juiste systeem van rijden. Verder heeft de geboorte van zijn kind een invloed gehad. Ik weet het : dat mag normaal je professionele functioneren niet ontwrichten, maar bij hem heeft het dat wel gedaan. Hij kende ook pech : hij was ziek op de verkeerde momenten.

Onze andere twee in de Tour zouden Mario Aerts en Kurt Van De Wouwer moeten zijn.

De vraag is : gaan ze ook voor een etappe ? In dat geval moeten ze het in het middengebergte doen en komen ze in de clinch met mannen uit de ploegen Kelme en Euskaltel. Die kunnen dat ook. Aan het winnen van een echte bergrit moeten ze niet denken. Dan behoor je per definitie tot de toptien in de algemene rangschikking. Het is het één of het ander. Als ze voor een ritoverwinning gaan, hypothekeren ze ook hun plaats in die eerste tien.

De ondertoon is : een ereplaats wordt heel moeilijk.

Het kan. Een lange ontsnapping kan je terug in beeld brengen. Maar per definitie een kans binnen de eerste tien ? Dan moet ik zeggen : nee. Want als je een certitude voor de eerste tien bent, kun je net zo goed vijfde worden. Dan zit je in het kringetje van Beloki, Heras, Ullrich, Moreau, Armstrong. Renners die beter klimmen en tijdrijden. Een zekerheid tussen de tiende en de vijftiende plaats ? Kurt Van De Wouwer kan dat bij meevallende omstandigheden. Maar als je het hele peloton ontleedt, zul je er meer dan tien opsommen vóór je bij hem uitkomt.

Mario Aerts staat in die waardeschatting nog verder. In dat opzicht is er een verschil : Kurt Van De Wouwer heeft al aangetoond dat hij dicht kan eindigen, Aerts moet dat nog bewijzen. We zeggen allemaal dat Aerts een goed renner is. Maar misschien ziet het er allemaal mooi uit bij hem, lijkt het makkelijk te gaan, zonder te weten hoeveel hij afziet. Ik lees krantenstukken over en met hem waarin ik tussen de lijnen opvang dat hij zich nerveus begint te voelen : “Ik kan meer dan ik tot hier toe heb laten zien.” Voorlopig heeft hij de kans of het geluk niet gehad om het te tonen. Deze Tour wordt enorm belangrijk voor hem, ook al omdat hij Verbrugghe in Italië bezig gezien heeft en daaruit moet besluiten dat het effectief kan. Ik zou hem ook eens graag meenemen naar het wereldkampioenschap. Alleen heeft hij mij de kans niet gegeven : hij heeft zichzelf nog niet geselecteerd. Als je twaalf Belgen voor het wereldkampioenschap moet selecteren, kom je altijd ook bij Mario Aerts uit. Maar net zo goed is hij er telkens afgevallen. En dat moet veranderen. Het is niet vijf vóór twaalf voor hem, het is gewoon tijd. Persoonlijk denk ik ook dat hij zich niet op het rondewerk hoeft te concentreren. Er zijn grote ééndagswedstrijden genoeg, waarin hij kan schitteren : de Waalse klassiekers, San Sebastian, Zürich, Lombardije.

Is het ondertussen nog een beetje leuk werken ?

Ik was vanmorgen met Tom Boonen voor tests in Leuven. Grote belofte. Als ik zie hoe die jongen tot voorbij de grens van zichzelf gaat en dat de begeleidende professor spontaan gaat aanmoedigen om er nog méér uit te halen, dan gaat het door mij heen. Dan krijg ik kippenvel. Ik blijf het meer dan de moeite waard vinden om met de jeugd bezig te zijn. Als ik de inspanningen zie die de beloftenteams overal in het land leveren, denk ik dat we niet slecht boeren. Ik hoop maar op één ding : dat ze in het dopingonderzoek eindelijk een duidelijke lijn trekken. Je mag in het leven nooit rekening houden met de algemeenheid : zo is het en zo blijft het. Dat is fout. Hou rekening met individuen die achterpoortjes zoeken. En ga er niet van uit dat je medewerking uit het milieu zelf zal krijgen. Het is niet voldoende om een snelheidsgrens van 120 km per uur te installeren en nu en dan met Multanova’s langs de weg post te vatten. Maak de controles zo sluitend mogelijk.

Eigenlijk zeg je : de landelijke wielerinstanties en zelfs de UCI zullen het niet uit zichzelf doen.

Die lijn moet iemand van buiten af trekken. Een internationaal dopingbureau. Het Internationaal Olympisch Comité.

Wordt het wielrennen geviseerd ? Het gaat vandaag over een razzia van 200 politiemannen die ’s nachts rennershotels binnenvallen.

Het wielrennen is het langst bezig met dopingcontroles. Ik wil nog niet aannemen dat het probleem in het wielrennen inderdaad het grootst is. Op de Olympische Spelen zijn er enkele positieve gevallen genoteerd : geen wielrenners. Als je voor alle sporten afzonderlijk het aantal positieve gevallen deelt door het aantal controles, komt het wielrennen op de 17de plaats. Je zou kunnen zeggen : in andere sporten is de onwetendheid groter. Maar uit testen van de UCI blijkt dat een kwart van de positieve gevallen voortkomt uit naïviteit : gebruik van cafeïne, codeïne. Dan vraag ik mij af : moet dat nu nog ? De media spelen ook hun rol. Ik zou graag hebben dat journalisten ophielden daarover te schrijven. Tenzij ze kennis van zaken hebben. Op één uitzondering na is dat niet het geval. Ik bedoel : journalisten kennen de namen van producten en ze weten vaag ook iets over de werking. Maar wat is het effect daarvan op de prestatie en op het lichaam van de renner ? ( Zucht) Kijk, nu ben ik er toch over bezig. Ik ging erover zwijgen…

door Piet Cosemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content