‘Patrick Kluivert zegt dat ik te veel meters maak, dat ik veel geríchter moet lopen.’ De metamorfose van Björn Vleminckx in Nijmegen: van bonkige spits tot voetballer.

Het Goffertpark baadt in rust. De eikenbomen verliezen stilaan hun vruchten, gezondheidsfreaks malen hun kilometers, opa’s-met-kleinkinderen genieten van een mooie nazomerdag. Niets doet een duister en bloedig verleden van het park vermoeden. De groene long aan de rand van de stad wordt door de oude Nijmegenaars nog altijd De Bloedkuul genoemd, een herinnering aan de economische crisis in de jaren dertig, toen werklozen in het kader van een grootschalig tewerkstellingsproject meer dan 80.000 kubieke meter grond met hand en spade moesten verplaatsen. Bloed, zweet en tranen … In de enorme kuil verrees het voetbalstadion De Goffert, in 1939 door Prins Bernhard geopend, en nu nog altijd de thuisbasis van Nijmegen Eendracht Combinatie. Op het oefenveld, in de schaduw van het moderne Goffertstadion, dollen de spitsentrainers Jack de Gier (onder andere SK Lierse, NEC en FC Twente) en Patrick Kluivert nog even met een groepje spelers. Wie de bal van buiten de zestien tegen de lat kan trappen, mag naar de douche. Kluivert geeft het voorbeeld. Eerste bal meteen raak! Anderen hebben een tweede kans nodig. Of een derde, een vierde, een … Kluivert, leunend tegen de doelpaal, lacht wanneer er weer eens een bal in het net verdwijnt. De sfeer is gemoedelijk, ook naast het veld, zegt Björn Vleminckx (24) even later. “Niet beter of slechter, maar ánders. Zakelijker klinkt te negatief. Ik zou het eerder professioneler noemen. Betere omkadering vooral. Een voorbeeldje: we hebben drie kinesisten in vast dienstverband. Welke Belgische club kan dat zeggen?”

Hij had meteen een goed gevoel bij NEC, zegt hij, toen hij in juni 2009 een contract voor vier seizoenen tekende. “Ik kende de club niet, wist alleen dat NEC het seizoen ervoor Europees overwinterde. Na het eerste contact was ik meteen gecharmeerd. Een goed gesprek met Carlos Aalbers, de technisch directeur, met de fysio’s en met Jack de Gier. Hij zou mijn goede punten nog beter maken, de mindere proberen weg te werken. Ze wisten alles van mij … Verrassend. Toen ik met mijn manager, Walter Mortelmans, en mijn vriendin Sarah wou vertrekken, kreeg ik nog een truitje met mijn naam en nummer … En ik had nog niet getekend! Het was duidelijk dat ze me heel graag wilden. Mechelen vroeg niet weinig, maar NEC wilde die inspanning doen. Ik was meteen verkocht … Er waren nog andere clubs geïnteresseerd – Standard, AA Gent, FC Utrecht, Karlsruher SC – maar ik had met mijn manager afgesproken dat ik niets wilde weten tot na de bekerfinale. Hij mocht me zelfs niet bellen. Drie weken na de finale heb ik hier getekend. Afgegaan op het goede gevoel dat Sarah en ik hadden, ja.”

Van werker tot voetballer

Het vertrouwen van Björn Vleminckx na zijn eerste seizoen (“Niet goed, niet slecht”) is niet aangetast, zal hij tijdens het gesprek een paar keer benadrukken. En: hij wordt beter, voelt hij. Met dank aan Jack de Gier en Patrick Kluivert. “In de voorbereiding ging De Gier met mij aan de slag, sinds een paar weken ook de Kluivert. Mooi meegenomen. Het klinkt misschien grappig, maar ik krijg gratis voetballes. (lacht) Tijdens wedstrijdjes op training zijn ze voortdurend met de drie aanvallers bezig. De Gier aan de ene kant van het veld, Kluivert aan de andere.

“Zal ik daardoor sneller stappen maken? Moeilijk te zeggen. Maar als ik hun tips opsla, kunnen ze op termijn een automatisme worden. Als die gasten iets zeggen, moet je knikken. Ze hebben altijd gelijk. Als ik naar hun palmares kijk, naar het aantal doelpunten, zal ik heel gelukkig zijn als ik zo’n carrière kan maken. Twee totaal verschillende types, dat wel. De stijl van De Gier leunt het dichtst bij de mijne aan. Bal aannemen met de rug naar het doel, wegdraaien, de ruimte opzoeken en naar doel trappen. Terwijl Kluivert meer de complete spits was. Zelf acties maken én gemakkelijk scoren. Uiteindelijk is hij niet voor niets de topscorer aller tijden van het Nederlandse elftal ( 40 doelpunten in 79 wedstrijden, nvdr). Als zij hun torinstinct op mij kunnen overbrengen, ziet het er goed uit. Een echte topscorer ben ik niet, neen, al maak ik altijd wel mijn goaltjes. Vorig seizoen acht, nu toch al vier in evenveel wedstrijden. En misschien groeit dat nog wel. Ik merk op training dat de ballen er iets gemakkelijker ingaan, dat ik meer dan vorig seizoen op het goede moment op de juiste plaats sta.

“Kluivert vindt dat ik vooral verdedigend te veel meters maak, al ben ik het niet anders gewend. Hij speelde altijd bij topploegen, waar een spits niet veel moet doen, terwijl we bij NEC met elf verdedigen en met elf aanvallen. Bij Mechelen was ik meer de bonkige spits, die overal mocht lopen. Vrienden en familie die me vorig seizoen na vijf maanden terugzagen, vonden dat ik technisch veel verbeterd was. Balaanname, kaatsen, andere looplijnen, proberen vrij te komen, ruimte maken voor onze nummer tien … Zulke tips krijg je bijvoorbeeld niet van Peter Maes – van geen enkele hoofdtrainer – maar De Gier en Kluivert hebben zó veel ervaring … Ze willen dat ik meer tot voetballen kom, terwijl ik in Mechelen de bal vooral moest doorkoppen en op de tweede bal moest lopen. Veel lange ballen, veel opportunistischer ook.

“Ik moet hier vooral slimmer voetballen. Zeker in ons spelsysteem met twee flankaanvallers die het veld heel breed houden, moet ik diep blijven staan en in de laatste fase aan de bal proberen te komen. In Mechelen, en ook vorig seizoen, liet ik me veel te ver terugzakken. Maar een spits die zo diep terugzakt, kan niet gevaarlijk voor doel zijn. Ik hoor het Kluivert nog zeggen: ‘Je kunt twintig minuten geen bal raken, maar als je eerste bal binnengaat, heb je een goede match gespeeld .‘ Het is niet mijn manier, neen, maar het is nu zo. Ik wil altijd mijn truitje nat maken – daarom was ik in Mechelen zo populair – maar zal nu veel gerichter lopen. Want als ik stilsta, komt er geen ruimte voor de andere spelers. Door een andere looplijn te kiezen, kunnen onze twee flankaanvallers een een-tegen-eenactie maken. Met een goede loopbeweging kan ik ook beslissend zijn, daar wordt heel sterk op gehamerd. Maar het blijft een hele aanpassing, ja, ook al omdat ik niet gewend was om in een ploeg te spelen die rustig opbouwt.”

Afgemaakt in Mechelen

De aanpassing aan het Nederlandse voetbal verliep met ups en downs, zegt Vleminckx. “De opvolger van Mario Been, Dwight Lodeweges, werd al in november doorgestuurd. Wrijving in de spelersgroep, een rumoerig seizoen. Dertiende plaats, een vijftal puntjes boven de degradatiezone. Maar al bij al moet ik tevreden zijn: acht keer gescoord, een aantal assists.” Maar de perceptie in Nijmegen was anders: de duurste aankoop uit de clubgeschiedenis was door de mand gevallen. “Er werd misschien iets meer verwacht, ja. Je leest van alles, hé. Dat ze voor dat geld beter twee andere spitsen hadden gekocht, bijvoorbeeld. Niet leuk, natuurlijk niet, maar ik heb mijn hoofd nooit laten hangen. Kritiek maakt me sterk. Ik ben in Mechelen óók afgemaakt, uitgefloten zelfs, maar ik vecht altijd terug. Verwachtten de supporters hier een ander type spits? Ze willen vooral een spits zien die scoort. Ik héb de verwachtingen niet helemaal ingelost, maar de technische staf weet heel goed wat ik kan.”

Want, zo liet de staf van NEC in Voetbal International noteren: we spelen dit seizoen helemaal in dienst van Vleminckx, onze diepe spits . “De trainer zei: ‘We kennen je kwaliteiten en die willen we maximaal uitspelen.’ De spelers wéten nu dat ze mij geen tien keer diep moeten sturen. Een, twee keer per wedstrijd kan nog, maar bij voorkeur word ik met de rug naar doel of in de zestien aangespeeld. Ik moet de bal niet op het middenveld halen, daar hebben we andere mensen voor. En: dit seizoen hebben we wél twee goede flankaanvallers – Thomas Chatelle en Leroy George – die zo lang mogelijk langs hun lijn blijven. Dat zal mijn spel en de doelpuntenproductie ten goede komen. Als ik drie goede ballen krijg, zal ik er wel eentje binnenduwen. Vorig seizoen kreeg ik soms gedurende twee, drie wedstrijden geen enkele voorzet. Maar, nog eens, de club heeft vertrouwen in mij, anders hadden ze wel een andere spits gehaald.”

Vier doelpunten, maar ook al twee gele kaarten, zeggen de statistieken. Vleminckx, gespeeld heftig: “Maar niet om te reclameren! Een tackle die te laat kwam, de tweede keer stak ik mijn arm uit om een speler af te houden. De trainer hamert er wekelijks op: ‘Geen domme kaarten pakken, Björn.’ Vriendelijk tegen de scheidsrechter spreken, dat mag, maar wegwerp-gebaren moet ik achterwege laten. Want, zegt de trainer, als ik die randzaken laat, ga ik automatisch beter voetballen.”

Het handeltje van Guillou

Vleminckx leunt ontspannen achterover, armen gekruist in de nek. Tevreden over het parcours dat hij al afgelegd heeft. Zijn gedachten flitsen naar het voorjaar van 2005, toen er bij Beveren geen plaats meer voor hem was. “Ik móést weg, werd uitgeleend aan KV Oostende, alleen bleek achteraf dat Beveren mij ontslagen had en ik het seizoen erna gratis naar Mechelen kon.” Tekenend voor de manier waarop Jean-Marc Guillou de Wase club toen leidde. Een handeltje in exotisch talent, beseft ook Vleminckx. “Beveren … (stilte) Ik heb er veel geleerd, want sommigen konden voetballen, hé: Emmanuel Eboué, Yaya Touré, Romaric, … Maar de laatste zes maanden was het niet meer plezant. Een hele week trainen om drie minuten te mogen spelen. Guillou pakte liever iemand van zijn spelers. Een zakenman. En kijk nu wat er, vijf jaar later, met Beveren gebeurd is. Wáásland-Beveren … (zucht) Jammer. Zéker geen haatgevoelens, neen, want ik ben er opgeleid.”

Tevreden, benadrukt hij nog eens, maar niet gearriveerd. Want: het was een hobbelige weg, ook bij KV Mechelen, waar hij begin september nog tot speler van het decennium verkozen werd, maar door Peter Maes in zijn debuutseizoen in eerste klasse op de bank verzeilde. ‘We hebben Björn te vroeg op een schavotje gezet, daar was hij mentaal niet klaar voor’, klonk het. “Twintig keer gescoord in tweede klasse, terwijl ik niet eens als basisspeler gehaald was. Mooie commentaren in de kranten … Hoe gaat dat, hé? Niet gedreven genoeg op training, neen. Tot ik na vijf wedstrijden naar de bank vloog. (lacht) En ook toen heb ik goed gereageerd. Niet door met een vertrek te dreigen – een teken van zwakte – maar door hard en veel te werken. Dat heb ik van thuis meegekregen: wie iets wil verdienen, moet werken. Mijn vader was altijd heel kritisch, zelfs nu nog. Als hij vraagt wat ik van mijn wedstrijd vond, weet ik meestal al hoe laat het is. (lacht) En vroeger mocht ik nog goed spelen, hij haalde altijd een paar minpuntjes aan. Maar hij heeft zelf in derde klasse gevoetbald, dus zal hij er wel iets van kennen.

“Ook Peter Maes heeft veel met mij gewerkt. Ik zeg niet dat hij van mij een voetballer, maar wel een bétere voetballer heeft gemaakt. Na elke training sprak hij met mij. Goede raad geven. Alleen zag ik dat toen anders en zei ik tegen mijn vriendin: ik word zot van die Maes! (lacht) Maar als ik nu terugkijk: Beveren, Oostende, Mechelen en nu Nijmegen. Ik kom van ver, hé.”

door chris tetaert – beelden: voetbal international

Ik heb nog tegen mijn vriendin gezegd: ik word zot van die Maes!

Als mijn vader vraagt wat ik van de wedstrijd vond, weet ik meestal al hoe laat het is.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content