Eerste klasse heeft er een enthousiaste coach bij. Stijn Vreven gooit zich na een aanloopperiode in de lagere reeksen voor de camera’s en het voetlicht. Benieuwd of hij niet zal wegkijken van het scherm, want: ‘Ik vind alle beelden die ik ooit van mezelf al heb gezien, erg!’

Eén week voor de start van de nieuwe competitie, die voor Waasland-Beveren begint met een bezoek aan Anderlecht, wordt Stijn Vreven 42. Zijn spelers weten meteen waarmee ze hun coach een plezier kunnen doen. Winst bijvoorbeeld, want dat kan, zegt de gewezen speler van onder meer KV Mechelen, AA Gent en STVV vol vertrouwen. “Ik heb op de eerste training gezegd dat ik denk dat wij élke wedstrijd kunnen winnen.” Vreven, afkomstig uit Hasselt en alle dagen pendelend via de E313 naar het Waasland, bouwde zijn trainerscarrière rustig op. Na twee jaar Esperanza Pelt (eerste provinciale Limburg en vierde klasse), één jaar Dessel Sport (tweede klasse) en twee jaar Lommel United (ook tweede klasse) belandde hij deze zomer in Beveren.

En, fier op je statuut van coach in eerste klasse?

Stijn Vreven: “Neen. Ik moet helaas minder euforisch antwoorden dan de vraag klinkt, omdat ik niet zoiets heb van ‘hoho, nu zit ik in eerste klasse’. Ik ga mijn ding doen als coach, en of dat nu in provinciale is dan wel in eerste klasse, is eigenlijk hetzelfde. Dat mijn hartslag niet de hoogte in gaat, is omdat ik de ervaring van achttien jaar profvoetballer heb. Ik vind het leuker om een stadion als dat van Anderlecht binnen te komen, waar veel publiek is, daar doe je het voor. Destijds ook als voetballer. Maar het is slechts een tikkeltje leukheid. Niet meer.”

Als coach benader je het op dezelfde manier als in Lommel of Neerpelt?

“Absoluut. Ik denk dat mijn taak hier dezelfde is: meer uit de spelersgroep halen dan er eigenlijk in zit. Het liefst word ik afgerekend op de resultaten.”

Verwacht je niet dat alles professioneler zal zijn? Het is de eerste keer dat je met voltijdse profs werkt.

“Dat sowieso. Als ik bij Lommel United mijn ei voor 75 procent kwijt kon, zal dat hier voor 100 procent zijn. Gisteren was ik 13 à 14 uren op de club, dan weet je dat je echt je ding kan doen. Als ik nu beslis dat we tot tien uur ’s avonds op de club blijven, doen we dat met zijn allen. Nu heb ik voor veel aspecten van het voetbal veel meer tijd: puur voetbaltechnische trainingen, tactische sessies, krachttrainingen, videoanalyse… Alles kan je tot in de puntjes voorbereiden. Dat is voor mij de grootste verandering.”

Je voorganger Guido Brepoels was wel teleurgesteld in die professionele context: geen hartslagmeters, beperkte fitness, geen materiaal voor tactische analyses…

“Ik moet niet over het verleden praten. Als ik hartslagmeters wil, vraag ik die. Zijn ze er morgen niet, dan vraag ik het nog een keer. Na vier dagen ga ik op deur kloppen of kopen we ze zelf. De laatste tijd heerste hier vooral een excuuscultuur, en als er één ding is waar ik niet aan mee doe, is het dat. Op de bovenverdieping van het gebouw van de jeugd is nu een fitness ingericht. Daar liggen 101 dingen waarmee we kunnen werken. Top.”

Filosofie

Heb je een vaste voetbalfilosofie?

“Absoluut. Elke trainer heeft die, en bij mij is die zeer duidelijk. In tijden dat het goed gaat, kan alles en heb je heel weinig tactiek nodig, maar op momenten dat het minder gaat, moet je op afspraken kunnen terugvallen en die zijn bij mij strak afgelijnd, zowel in balbezit als in balverlies. Mijn visie is voetballen vanuit je eigen zone, altijd overtal creëren in balbezit en bij balverlies verdedigen met oog voor de bal. Tactiek is ook mentaliteit, afspraken collectief willen nakomen. Dan zal je vrij weinig tegendoelpunten slikken.”

De nul is heilig voor Vreven, zeggen ze in Lommel.

“Ja. Ik denk absoluut niet verdedigend, want ik speel altijd vanuit een medium of een hoog blok. Maar een goeie organisatie is belangrijk. Als je de nul kan houden, heb je maar één goede corner nodig om een wedstrijd te winnen. We moeten niet arrogant doen. Collectief aanvallen en verdedigen, die eensgezindheid zullen we nodig hebben als we eindelijk eens een beter seizoen willen spelen. In mijn visie kunnen spelers op een afstand van 10 tot 15 meter perfect gepositioneerd staan. Als voetballer geeft het een lekker gevoel als je weet dat je tijdens een wedstrijd misschien niet het meest aantrekkelijke voetbal brengt, maar wel niets weggeeft. Als iedereen het goed doet, kost het ook niet zo veel energie. Het kost wel denkwerk, maar voetballers zijn intelligente mensen, vind ik. Het Calimerogevoel is mij onbekend: wij zijn klein en de rest is groot. Neen. Het enige verschil is dat de rest meer geld heeft, maar gelukkig zie je dat niet altijd in de negentig minuten op het veld. Tegen ploegen die meer kwaliteit aan de bal hebben en dominant zijn, kunnen we op de counter spelen. We hebben daar de spelers voor. Jongens als Steeven Langil en Olivier Myny hebben heel veel snelheid. En met ZinhoGano hebben we iemand met wie we iets opportunistischer kunnen spelen, als het nodig is.”

Defensieve patronen vallen 110 procent te trainen, zeg je. Aanvallende ook?

“Als je heel veel traint op automatismen, is het voor een coach het summum als eentje ervan leidt tot een doelpunt. Ik vind het geweldig als mijn ploeg bij elke voorzet de juiste bezetting voor doel heeft. Maar in de zone van de waarheid, plusminus dertig meter van het doel, moeten spelers zeer vaak creatief zijn en af en toe eens handelen op intuïtie. De mooiste goals worden gemaakt op intuïtie. Alleen mag die voor mij nooit leiden tot tribunespel of circusnummers. Het moet altijd een doel hebben.”

Is elke groep kneedbaar?

(lacht) “Als coach moet je de persoonlijkheid hebben om over te brengen hoe je het wil. Zoals ik het aanvoel was het hier in het verleden te veel ‘ik’ en te weinig ‘wij’. De coach moet zeggen hoe de ploeg het moet doen, en dan is het willens nillens. Alles draait om duidelijkheid en spelers zijn écht wel slimmer dan ze zich soms voordoen. Die aanpak is voor iemand van 17 jaar dezelfde als voor een 35-jarige. Dat is het wij-gevoel. Er zijn maar drie clubs ter wereld die zo veel klasse hebben dat ze individueel kunnen bereiken wat ze willen.”

Dan heb je het over Barcelona en co.

“Inderdaad. Lionel Messi moet niet verdedigen als hij de bal verliest. Maar er is slechts één Messi en die speelt niet bij Waasland-Beveren. Ik voel elke dag dat er jongens zijn die nog nooit gehoord hebben van collectief verdedigen. Ik val aan, en dan ben ik een halve minuut afwezig want ik wandel terug na balverlies. Dat kunnen wij ons niet permitteren. Wat ik ook heel fel heb: ik streef perfectie na. Terwijl ik weet dat ik dat als voetballer zeker nooit gehaald heb! Ik wist dat ik een beperkte voetballer was, maar had altijd de drive om het goed te doen. De perfecte wedstrijd zal ik waarschijnlijk nooit coachen, maar toch heb ik elke dag de drive om dat na te streven. Dat eis ik ook van mijn spelers. Een dag denken: ach, het was wel oké. Daar ga je niet beter van worden. Als we tachtig minuten goed gespeeld hebben, zal ik eerder focussen op die tien slechte.”

Als jij naar Frankrijk-België kijkt, kijk je naar de 3-4 en niet de 1-4 na 70 minuten.

(knikt) “Het eerste wat ik zei was: zonde van die tegengoals. Zonder die tegendoelpunten hadden de spelers toch een lekkerder gevoel gehad.”

Daarom zijn Courtois of Proto zo kwaad als ze zelfs bij 0-5 nog een late tegengoal krijgen.

“Wat je nu zegt, is het verschil tussen topspelers en middelmatige spelers. Spelers hebben dat – met alle respect want je mag niet iedereen over dezelfde kam scheren – van nature niet meer, die echte drive. Als je hen de aanzet geeft, dan wél, en als ze zien dat het loont. Dat kost een trainer nog het meeste energie, daar ben je ’s avonds echt moe van. Ik heb er vroeger vaak discussies over gehad met coaches. Iedereen wil winnen. Dat geloof ik ook wel, maar niet iedereen doet er hetzelfde voor. Of evenveel. Daar maak je het verschil: hoe ver wil je gaan om wedstrijden te winnen, hoe groot is je eergevoel? Ik denk dat ik de enige coach ben die durft toe te geven dat ik soms – en ik zeg echt soms – ook wel eens oneerlijk wil winnen. Ik ben daar niet trots op, maar ga dan toch in een hoekje in de kleedkamer even glimlachen.”

Wat is oneerlijk winnen?

“Een schwalbe van mijn spits die een strafschop versiert. We zetten die om en winnen met 1-0.”

Nu krijg je de wereld over je heen.

“Ik kan maar eerlijk zijn. Niet dat ik iedere week zo wil winnen, maar ik weet wel dat het willen winnen altijd de bovenhand zal hebben. Als het niet anders kan, vind ik het ook wel eens prima als het met trekken, duwen en schoppen gebeurt. Ik hou niet van de idealeschoonzoonmentaliteit op het veld. Ernaast wel. Daar ben ik zelf ook zeer zacht.”

Een van de populaire trucjes van de foor is de tegenstander afblokken op een stilstaande fase. Ga je dat ook doen?

“Absoluut. In het huidige voetbal is het héél belangrijk om de verdedigers af te blokken, om de kans groter te maken dan vijftig procent om te scoren. Ik sta open voor andere sporten – handbal, basketbal – om te bekijken hoe ze het daar doen. En dan let ik op die defensieve block, ja. Als je weet dat meer en meer wedstrijden worden beslist op stilstaande fases, moet je daar het maximum uit halen. Zeker als je ziet dat zelfs een ploeg als Anderlecht daar vorig seizoen mentaal een probleem mee kreeg.”

Scheidsrechters

‘Hij coacht zoals hij zelf speelde.’ Je was een enthousiaste rechtsachter. Ben je ook zo als trainer?

(knikt) “Ik vind niet dat dit absoluut beter is dan een andere manier van coachen. Het is gewoon mijn persoonlijkheid. Ik heb niet de behoefte om te gaan zitten. Liever in de middencirkel staan, bij manier van spreken, dan in dat vak voor de dug-out. Ik vind het belangrijk dat mijn jongens weten dat ik er ben voor hen, dat ik meeleef.”

Hoe ver kan dat gaan? Je ging vroeger hevig tekeer tegen de scheidsrechters.

“Klopt. In Lommel hebben ze me moeten intomen. Terecht. Tijdens mijn eerste jaren als coach heb ik meer achter de omheining gestaan dan ervoor. Dat kan niet de bedoeling zijn. Ik moet mijn jongens van dichtbij kunnen steunen, tactisch en mentaal, en als je telkens in de tribune vliegt, lukt dat niet. De drang naar succes kon ik in het begin moeilijk kanaliseren. In de eerste jaren voelde ik mezelf nog te veel speler, maar nu besef ik dat ik moet leren omgaan met mijn emoties. Wat ik nu ga zeggen, klinkt misschien heel raar, maar ik heb nog niet lang door dat scheidsrechters niet altijd partijdig zijn.”

“Lange tijd dacht ik: de scheidsrechters zien mij voor de match en denken bij zichzelf: ‘Vreven roept altijd heel veel, dat is mijn vriend niet. Dus zijn ploeg ga ik benadelen.’ Dat gevoel leefde héél fel. Onterecht natuurlijk, ik twijfel niet aan de integriteit van de scheidsrechter. Maar dat gevoel had ik in het begin van mijn trainersloopbaan te fel.”

Schrik je soms van jezelf als je beelden ziet?

“Ik vind alle beelden die ik ooit van mezelf heb gezien, als voetballer én als trainer, erg! Maar dat heb je op dat moment niet door. Ik voer geen circusnummers op, dat is pure emotie en passie. En de passie neemt het soms over.”

Linkerkolom

Je hebt heel veel jonge spelers naar Beveren gehaald. Bewust?

“Ja! Als je de club levend wil houden, moet je basis Belgisch zijn. Waasland-Beveren moet terug een identiteit hebben en daarom hebben we heel veel jonge Belgen gehaald. Bovendien zijn die jongens ook allemaal eigendom van de club, er is niemand gehuurd. Wij trainers moeten ervoor zorgen dat ze beter worden en doorgroeien. Maar ik werk even graag met dertigers, hoor.”

Zijn die niet moeilijker te overtuigen?

“Je kan als coach alleen maar spelers overtuigen als je manier van werken leidt tot resultaten. Daar moet je niet flauw over doen. Eens spelers snappen dat wat jij hen vertelt punten en geld oplevert, gaan ze mee in jouw verhaal. Dan mag ik zeggen dat ze op een rood veld spelen. Spelers zullen dan wel antwoorden: het ziet er voor mij lichtgroen uit, maar het heeft misschien wel een rode schijn. Zo werkt het in het voetbal. En dan mogen ze mij afrekenen op de resultaten. Toen ik bij Lommel United aankwam, heerste daar de gemoedelijke Noord-Limburgse mentaliteit. ‘Alles wat we halen is goed en als we iets niet halen, is het ook goed.’ Zo zit ik niet in elkaar. Ik leg de lat altijd nét iets te hoog, in de eerste plaats voor mezelf.”

Is play-off 1 haalbaar voor Waasland-Beveren?

“Het zou heel arrogant zijn om dat te zeggen.”

Een plaats in de linkerkolom dan?

“Dat vind ik een mooi streefdoel. Als je dat haalt, heb je het super goed gedaan. Je kan starten met de ambitie om eindelijk eens niet in de problemen te komen. Maar als het na tien wedstrijden duidelijk is dat zoiets niet gaat gebeuren, is het belachelijk om het te blijven zeggen. Dan moet de lat hoger om de spelers op scherp te zetten en de club wakker te houden.”

Heb je iets geleerd uit de periode bij Lommel United?

“Ja. Ik heb nog geen tegenslag gehad in mijn carrière als trainer. Maar als ik ooit ten onder ga, wat vroeg of laat zal gebeuren, zal dat aan mijn eigen ideeën zijn. Tot nu toe heb ik het goed gedaan, dat wil zeggen dat ik een bepaalde visie heb die kán werken. Die lijn zal ik altijd aanhouden.”

Ben je in het verleden al van die lijn afgeduwd?

“Neen. Maar in mijn eerste seizoen bij Lommel United had ik na negen wedstrijden nog geen enkele keer gewonnen. We hadden acht keer gelijk gespeeld, één keer verloren en dan voel je sommigen suggereren om andere spelers op te stellen of je systeem te wijzigen. Ik heb even getwijfeld, maar het uiteindelijk niet gedaan en daar ben ik nu trots op. Ik heb er als trainer geen enkel probleem mee om keuzes te maken en daarop afgerekend te worden. Als het slecht gaat, zal ik op de eerste rij staan. Gaat het goed, zal je mij niet zien.

“Als je Waasland-Beveren vergelijkt met Anderlecht of Club Brugge, heb je een kwaliteitsverschil. Wij kunnen zorgen dat we tactisch, conditioneel en qua bereidwilligheid, even goed zijn of beter. Dat we de hele wedstrijd goed gepositioneerd staan. Dan moet je al van goeden huize zijn qua kwaliteit om ons te ontwrichten. Maar het zou ook belachelijk zijn om te zeggen dat wij op één been gaan winnen van play-off 1-clubs. Zo werkt het ook niet.”

DOOR PETER T’KINT – FOTO’S BELGAIMAGE / YORICK JANSENS

“Het was hier in het verleden te veel ‘ik’ en te weinig ‘wij’.”

“Ik denk dat ik de enige coach ben die durft toe te geven dat ik soms – en ik zeg echt soms – ook wel eens oneerlijk wil winnen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content