Welk recept gebruikt Slavoljub Muslin om van Lokeren OV een succesformatie te maken ? De Frans-Servische trainer ontwaart enkele tips en maakt een eerste balans op.

Honderduit praten over ex-Joegoslavië of het lekkere Belgische bier, het is een spraakwaterval als de 52-jarige Slavoljub Muslin allemaal om het even. Maar zijn grote passie is en blijft voetbal. De Frans-Servische trainer loodste Lokeren OV op een paar maanden tijd naar een plaats in de slipstream van de topclubs Standard en Anderlecht en zorgde naast de verdere ontwikkeling van João Carlos Pinto Chaves voor de ontluiking van Hakim Bouchouari. Maar Muslin beseft ook dat daarmee misschien wel het maximale werd bereikt. Hij hoedt zich voor overdreven optimisme. De miraculeuze opmars van zijn team vraagt om bevestiging, zo beseft de door de wol geverfde coach maar al te goed.

Ben je zelf verrast door het succes en de verhoogde mediabelangstelling voor jouw ploeg ?

Slavoljub Muslin : “Nee, niet echt. De clubs die goed draaien, kunnen altijd op meer belangstelling rekenen. Ik trek, net als mijn spelers, de laatste weken wat meer de aandacht. Net dat aspect maakt me een beetje bang. In het begin waren we een leuke outsider, maar eenmaal we in het klassement bij de eerste drie kwamen, voelde je toch die druk toenemen, terwijl je ook merkt dat tegenstanders zich anders opstellen. Ze voetballen niet meer vrijuit, proberen vaak de schade te beperken en beginnen met een verdedigende instelling aan de wedstrijd. Dat is de prijs van de roem die je moet betalen.”

Sinds wanneer veranderde dat dan concreet ?

“Nadat we de inhaalwedstrijd tegen Lierse wonnen. Daarvoor werd er vaak in de voorwaardelijke wijs gesproken over Lokeren, het bleef allemaal vaag. Er werd gezegd : ‘Die vijfde plaats is verrassend.’ Nadien kregen we een nieuw etiket opgeplakt, dat van revelatie.”

Hoe kan je die metamorfose van jouw ploeg verklaren ?

“Toen ik hier toekwam, constateerde ik dat de meesten het gewend waren om zonder druk te spelen. Er werd hen gevraagd een plaats in de middenmoot te viseren. Als ze daarin slaagden, dan kon er over een geslaagd seizoen worden gesproken. Ik maakte er winnaars van. Ze werden verplicht hun mentaliteit te wijzigen. Zelfs op training, of tijdens de voorbereidingswedstrijden tegen kleinere teams, wilde ik dat zien. Ik moest psychologisch te werk gaan, ik kon mijn spelers ervan overtuigen matchen te winnen die ze de voorbije jaren telkens verloren. Wat ik niet kan verdragen, is dat een speler voor een topper zegt : ‘Verliezen is niet zo erg, als we maar niet belachelijk worden gemaakt.’ Daar gruwel ik van.”

Hoe kijk je terug op de zware 4-0-uitschuiver bij SV Roeselare ?

“Die nederlaag deed ons deugd, kwam op het ideale moment. Dat klinkt paradoxaal, maar is de waarheid. Het stelde me in staat om mijn spelers ervan te overtuigen dat de weg nog lang was, dat we veel inspanningen moesten leveren. Ils ne devaient pas se croire arrivés, ze mochten niet denken dat ze er al waren. Na onze thuisnederlaag tegen Beveren heb ik hen dan weer gerustgesteld. Ik vertelde hen dat het resultaat negatief was, maar dat we konden terugblikken op een goede wedstrijd. Ik voegde er zelfs aan toe : ‘Als we met deze ingesteldheid volgende week in Brugge spelen, kunnen we winnen.’ En we versloegen ze. Zie je, dat is psychologie ! Ik zie mijn groep wekelijks vooruitgang boeken, zowel fysiek, technisch, tactisch als mentaal. Dat is plezant.”

Het verbaasde je wel dat je zelfs ervaren voetballers nog de basisvaardigheden moest bijbrengen ?

“Ik werkte in twee heel technische kampioenschappen : ex-Joegoslavië en Frankrijk. Dat is een troef. Het stelt me in staat andere competities sneller te beoordelen. Wanneer je dan in België toekomt, ben je verrast door het gebrek aan vorming, vooral op het technische vlak. Het komt er dan op aan het voetbalgamma opnieuw aan te leren, door te duiden op specifieke aandachtspunten : sneller de bal rondtikken, proberen eentijdsvoetbal te brengen. Dat zijn belangrijke details. Als de opleiding niet goed was, heeft het weinig nut om er als trainer over te klagen dat de spelers de basis niet beheersen. Hard werken en jouw kennis doorgeven is dan de boodschap. Toch is het niet eenvoudig om tezelfdertijd de techniek van twintig spelers te perfectioneren. Maar het is mogelijk.”

Je zorgde al voor enkele opmerkelijke veranderingen. Iedereen beschouwde Runar Kristinsson als een authentiek nummer 10, terwijl jij hem al meermaals op de flank posteerde. Waarom ?

“Iedereen moet zich opofferen voor de groep. Ze nemen altijd hun verantwoordelijkheid op, ik heb nog geen enkele speler horen mopperen. Een invaller is in principe altijd ontevreden. Maar als ik merk dat ze op de bank opveren na een doelpunt of als de jongens die de wedstrijd vanop de tribune volgden na het duel mee komen feesten in de kleedkamer, dan ben ik blij en beschouw ik dat ook als een overwinning voor mezelf. Ik toon interesse voor elke speler en leg alles haarfijn uit. Sommigen nodig ik uit voor een koffie op mijn appartement, om te luisteren naar zaken die niets met voetbal te maken hebben. Maar evengoed kunnen ze voor hun privéproblemen bij mij terecht. Ze weten dat ik op het veld hun vriend niet kan zijn. Maar daarbuiten is onze relatie totaal verschillend. Dan ben ik voor velen hun tweede vader.”

Het is een voordeel dat je over een brave spelersgroep beschikt, met weinig onruststokers en moeilijke karakters ?

“Vergis je daarin niet, ze zijn niet allemaal zo volgzaam en gehoorzaam. Runar Kristinsson heeft zijn eigen karakter, Arnar Gretarsson en João Carlos ook. Er zijn er nog een paar. Maar dat stelt geen probleem voor de groep. In Donetsk werkte ik samen met Andrés Mendoza. Je kent hem wel, hé ? Alles is ook goed afgelopen. Hij werd topschutter van Oekraïne, omdat hij mijn gedragscode respecteerde. Vanaf de eerste dag zorg ik voor duidelijkheid. Ik leg mijn werkwijze uit, denk daarover na en probeer dat te projecteren. De speler die mijn ideeën niet wil overnemen, moet maar een andere club opzoeken. Dat principe geldt ook voor de spelers op wie ik niet reken. Ik laat hen niet in het ongewisse, je vais droit au but. Maar ik vertel hen ook dat, als ze willen blijven, ze dezelfde behandeling zullen krijgen als de basisspelers.”

Je zegt van jezelf dat je een moeilijk karakter hebt ?

“Ja. Tijdens het werk ben ik moeilijk en veeleisend. Ik kan – ik mag niet zeggen heftig of gewelddadig – heel koleriek overkomen als iets me totaal niet bevalt. Als een speler slechte wil vertoont, ben ik in staat hem van het veld te halen, zowel op training als tijdens een wedstrijd. In het bekerduel tegen Sprimont wilde Ivan Vukomanovic scoren vanuit een onmogelijke hoek, terwijl er twee man volledig vrij voor doel stonden. Ik liet hem staan, maar verwittigde hem in de kleedkamer. ‘Dit lap je me geen tweede keer.’ Hij verstond snel wat ik bedoelde. Rudi Cossey verbaasde me, enkele dagen na mijn komst, met de melding : ‘Je zag er bij je komst een harde uit.’ Maar ondertussen weet hij al- lang beter (lacht). Mijn persoonlijkheid vertoont een ander facet dan mijn uiterlijk.”

Voorzitter Roger Lambrecht staat ook bekend om zijn kolerieke, soms zelfs onbehouwen houding. Dat kan vonken geven, als de resultaten niet langer volgen ?

“Iedereen waarschuwt me daar inderdaad voor. Ik bekijk dat liever anders. Het is toch normaal dat hij, die veel geld en tijd investeert, veeleisend is voor zijn werknemers. Ik hou van onze relatie. We durven elkaar diep in de ogen kijken, want hij weet wat ik denk en vice versa. Ik verafschuw de voorzitters die bij de ondertekening van een overeenkomst zeggen dat ze niks van voetbal afweten en carte blanche geven, maar drie maanden later de kleedkamer binnenstormen om de opstelling te maken. Van waar halen ze plots hun competentie ? Een voorzitter moet niet zo zeer veel van voetbal afweten om zijn job goed te doen. Als hij me vertrouwen geeft, is het goed. Ik leg hem mijn filosofie uit en we maken een balans op het einde van het seizoen, niet vroeger. Het is mogelijk dat het globale resultaat negatief uitvalt. Dan weet ik zelf maar al te goed dat ik mislukte. Ik probeer me niet te binden. Tweemaal verliet ik Rode Ster Belgrado op het punt dat we kampioen speelden, omdat het bestuur – ondanks eerdere afspraken – een deel van de ploeg had verkocht. Het is gemakkelijk om de fans een ticket voor de Champions League te beloven en dan spelers te verkopen. Wie krijgt dan de kritiek ? De trainer. Daar doe ik niet langer aan mee.”

Roger Lambrecht ontsloeg al meermaals trainers die hij daarvoor nog volop bewierookte.

“Welke voorzitter ergert zich niet na vijf opeenvolgende nederlagen ? Wanneer je dit beroep uitoefent, weet je direct dat je in een schietstoel terechtkomt. Ik vraag alleen maar dat ze me vertrouwen geven en me laten werken. Als je denkt dat je vrouw vreemdgaat telkens ze alleen weggaat, dan heeft het toch ook weinig zin om samen te leven (lacht). Ik doe mijn best en denk dat ik al mijn sporen verdiende als trainer. Overal waar ik kwam, haalde ik resultaten.”

Waarom wilde je slechts voor een seizoen tekenen ?

“Er bestaat een wederzijdse optie, die een verlenging met twee seizoenen mogelijk maakt. Het is veel te vroeg om daar al over te praten. Dat zien we wel in maart. Ik amuseer me, de ploeg boekt vooruitgang en ik zie dat mijn spelers gelukkig zijn : alles verloopt dus perfect. Maar ik wil niet verder kijken dan dit seizoen.”

Wat kan er dan voor zorgen dat je Lokeren in juni volgend jaar verlaat ?

“Mijn persoonlijke ambities. Als ik een sportief nog interessantere aanbieding krijg, ben ik weg.”

Veel andere trainers kiezen liever voor werkzekerheid, door snel bij te tekenen ?

“Ik heb nergens schrik voor. Ik wil niet al te pretentieus klinken, maar ik ben niet bang. Zelfs als ik op een moment zonder club zit, weet ik dat het om een tijdelijke situatie gaat. Ik kon een contract voor het leven tekenen bij Rode Ster Belgrado, de club van mijn hart, maar ik weigerde.”

Hoe ver reiken je ambities ?

“De top, dus de Champions League. Met Levski Sofia en Rode Ster Belgrado kwam ik er driemaal dichtbij. Tweemaal werden we uitgeschakeld door Dinamo Kiev, de derde keer werden we in de laatste ronde geëlimineerd door Bayer Leverkusen. Een paar maanden later speelden zij de finale tegen Real Madrid.”

Een terugkeer door de grote poort in Frankrijk moet je toch ook kunnen bekoren ? Je speelde en trainde er meer dan twintig jaar, je nam hun nationaliteit aan en je echtgenote woont nog altijd in Nice ?

“Ach, we zien wel. Ik had daar nooit veel geluk. Toen ik Lens trainde, kreeg ik af te rekenen met twee gebroken benen en twee zware knieoperaties, plus de afwezigheid van mijn aanvoerder gedurende zes maanden. In april gooide de voorzitter me buiten, vol tranen zei hij : ‘Ik moet iets doen om de groep wakker te schudden.’ Het seizoen erop recupe-reerden ze de vijf geblesseerden en werden ze kampioen met Daniel Leclercq. Ik ga af op mijn intuïtie. Toen ik voor Lokeren tekende, verklaarden veel vrienden me gek. ‘Wat ga je daar uitspoken ?’ zeiden ze. Maar ik voelde het gewoon goed aan.”

Je verliest in de slotminuten op Standard, kaapt een gelijkspel weg tegen Anderlecht en verslaat Club Brugge. Volstaat dat om een plaats bij de eerste drie in het klassement te rechtvaardigen ?

“Nee. Je mag ons maar beoordelen op een volledig kampioenschap, niet op drie duels. Herspelen we die wedstrijd tegen Club tien keer, dan ben ik ervan overtuigd dat we zeven of acht keer verliezen. Het is niet omdat SV Roeselare ons verpletterde dat die ploeg globaal gezien beter is dan wij. Je moet sterker zijn dan de meeste van je directe concurrenten, voorlopig slagen we daar goed in.”

Ondanks de goede klassering blijf je toch aandringen op minstens twee nieuwkomers tijdens de winterstop ?

“Dat vind ik normaal. Onze voornaamste probleem is de smalle kern. Sinds de competitiestart zit ik al aan vijf langdurig geblesseerde spelers : Milojevic, Doba, Gretarsson en Van Handenhoven. Olivier Doll is er weer bij, maar was ook lang out. Bovendien kon ik een tijdje niet rekenen op Frederik De Winne en Killian Overmeire. Ivan Vukoma-novic viel uit tegen SV Zulte Waregem. Op een selectie van 22 spelers, van wie drie doelmannen, is dat bijzonder veel. Ik beschik over een sterk collectief geheel, waar de individualiteiten een minimale belangrijkheid hebben. Maar haal bij Real Madrid Casillas, Zidane en Ronaldo eruit en je hebt niet meer dezelfde ploeg, begrijp je ? Mijn wisselmogelijkheden zijn enorm beperkt. Ik kan niet voor een gezonde concurrentiestrijd zorgen, omdat ik te weinig alternatieven voorhanden heb. Onlangs moest ik vier beloften op de bank zetten, jongeren die zelfs bij de invallers niet zouden spelen als iedereen inzetbaar blijkt. Dat is een gevaarlijk uitgangspunt. Die nieuwkomers zijn noodzakelijk om de kwaliteit van ons spel te verhogen. Met onze huidige selectie mogen we niet veel méér verwachten.”l

FRéDéRIC VANHEULE

‘ALS IK EEN SPORTIEF NOG INTERESSANTERE AANBIEDING KRIJG, BEN IK WEG.’

‘WE MAKEN WEKELIJKS VOORUITGANG, ZOWEL FYSIEK, TECHNISCH, TACTISCH ALS MENTAAL.’

‘DE SPELER DIE MIJN IDEEëN NIET WIL OVERNEMEN, MOET MAAR EEN ANDERE CLUB OPZOEKEN.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content