Bram Nuytinck is de nieuwe linksvoetige centrale verdediger van Anderlecht. Een nuchtere Nederlander die zijn carrière zorgvuldig opbouwt. ‘Zonder vertrouwen in mezelf zou ik hier niet zitten.’

Tweeëntwintig is Bram Nuytinck en zijn halve leven voetbalde hij bij dezelfde club: NEC. Wonen deed hij in Malden, een dorp in de rand van Nijmegen, waar hij zijn eerste schoenen onderbond bij het plaatselijke SV Juliana ’31. Swingender dan dat is het niet. Voor ons zit een intelligente, open en evenwichtige voetballer.

“Dat komt door hoe ik ben opgegroeid”, vertelt hij. “Mijn ouders vonden het belangrijk dat we studeerden en daar ben ik hen dankbaar voor. Daarom zijn ze ook zo belangrijk voor mij. Mijn moeder was heel open, met haar kon je goed praten. Zij probeerde ons altijd te begrijpen. Mijn vader was gewoon goed en netjes. Vrienden en familie zijn ontzettend belangrijk voor mij. Ik woon samen met mijn beste vriend en mijn broers en zus beschouw ik ook als vrienden. Ze zijn trouwens naar Milaan gekomen voor de wedstrijd. Vond ik geweldig. Het is een beetje raar om te zeggen, maar het geeft me kracht.

“Mijn ouders waren er niet bij. Zij moesten werken. Mijn vader komt sowieso niet vaak kijken. Hij is totáál niet in voetbal geïnteresseerd, in tegenstelling tot mijn ooms, zijn broers. Mijn vader, dat was alleen maar studeren, studeren, studeren. Mijn moeder daarentegen vond het belangrijk dat de kinderen een sport beoefenden. Nou, dat werd voetbal. Mijn moeder komt eigenlijk altijd kijken. Mijn vader is alleen naar mijn allereerste wedstrijd met NEC gekomen en nu ook naar mijn eerste met Anderlecht, tegen Lierse. Verder bijna nooit. Sinds ik in het eerste van NEC speel, kijkt hij wel bijna alles op televisie. Dat vindt hij veel leuker. Hij houdt er niet zo van in het stadion te zitten. Vind ik helemaal niet erg: zo ken ik mijn vader.

“Toen ik met voetballen begon, twijfelde hij heel erg. Misschien was hij bang dat mijn school eronder zou lijden, maar dat is niet gebeurd. Ik heb het gewoon goed gedaan. Ik heb mijn havo ( de middelbare school in Nederland, nvdr) afgerond en toen vond hij dat ik moest studeren. Ik wilde me op het voetballen richten, maar ik dacht: misschien heeft hij wel gelijk en moet ik het gewoon proberen. Eerst rechten gedaan, maar dat lukte niet. Na een jaar ben ik overgeschakeld op economie en management. Dat vond ik wel leuk, maar ik miste te veel door het voetballen. ‘Nou Bram,’ zei mijn vader toen, ‘ik weet dat je het hebt geprobeerd, maar je kunt geen twee dingen half doen. Voetbal is je passie, dus ga ervoor.’ Dat heb ik van mijn vader: als ik met iets bezig ben, wil ik het supergoed doen. Bij mijn vader was dat studeren. Hij is hoogleraar familierecht. Een hartstikke slimme man, maar daar heeft hij hard voor gewerkt. Ik heb dat met voetballen.”

Neen tegen Ronaldo

“Je weet nooit hoe iets loopt, maar je kunt wel goed nadenken voor je iets doet. Dat hebben mijn ouders me geleerd. Ik ben bezig met mijn toekomst, maar ik zal nooit zeggen waar ik uiteindelijk wil komen. Mijn doel is nu om honderd procent te slagen bij Anderlecht. Verder denk ik effe niet. Je moet daar ook niet mee bezig zijn. Anders ben je niet op het nu gefocust en dan wordt het moeilijk.

“Toen ik twintig was, meldde Osasuna zich ( Spaanse eersteklasser uit Pamplona, nvdr). Ik vond me nog te jong. Ik had niet het gevoel dat het een grote kans van slagen had. Ik had het goed bij NEC en kon me daar nog verbeteren, dus besloot ik om te blijven. Ondertussen heb ik veel meer wedstrijden gespeeld, ook bij Jong Oranje. Nu was het echt tijd om weg te gaan.

“Veel jongens in mijn team zegden: ‘Bram, dat je neen hebt gezegd is echt heel stom.’ Ik vond het juist slim. Het is ook niet zo dat ik meteen heb gezegd: ik doe het niet. Ik heb wel goed nagedacht. Het was ook heel moeilijk om neen te zeggen. Anderhalve week later speelde Osasuna thuis tegen Real Madrid. Ze hadden het snel kunnen afronden zodat ik die wedstrijd kon spelen. Dan denk je wel even: fantastisch! Voetballen tegen Cristiano Ronaldo! Maar ik was twintig. Misschien zou ik heel hard moeten wennen. Dat zei ik ook tegen mijn teamgenoten: ik denk dat ik er niet klaar voor ben. Het mooie is dat toen ik voor Anderlecht tekende, heel veel jongens me zegden dat het toch een goede zet was geweest.”

Juichen met vrienden

“Het eerste contact met John van den Brom dateerde van begin juli. In de media leek het alsof de interesse pas op het allerlaatste moment kwam, maar dat was helemaal niet waar. Het speelde al veel langer. Dat ik ondertussen de namen van Niklas Moisander en Timothy Derijck las, vond ik absoluut geen probleem. Ik heb het daar ook niet echt over gehad met Anderlecht. Uit onze gesprekken sprak heel veel vertrouwen, ook in die periode. Ik vind het logisch dat een club ook met andere spelers praat. Ik beschouwde het zelfs als een compliment. Moisander is 26 en speelde bij AZ, toch een iets grotere club dan NEC. Dan vind ik het een compliment dat ze ook aan mij denken.

“Voor de wedstrijd tegen Limassol had ik al mijn vrienden bij me thuis uitgenodigd. We zaten allemaal te juichen toen Anderlecht scoorde. Ik wist dat die wedstrijd belangrijk zou zijn voor mij. Dat de kans dat ik naar Anderlecht kwam groter was als ze zich kwalificeerden. Er waren wel andere clubs die interesse hadden, alleen zijn die nooit zo concreet geworden. Ook buitenlandse clubs waar ik niet wilde spelen omdat die landen mij niet aanspraken. Mocht het met Anderlecht op niets zijn uitgedraaid, denk ik dat ik gewoon bij NEC was gebleven. Daar had ik me ook op ingesteld. Ik wilde me niet gek laten maken. Ik wilde niet dat ik na de transferperiode zou zeggen: shit, ik zit nog steeds bij NEC.

“Nederlanders hebben niet zo’n goed beeld van de Belgische competitie. Dat had ik ook niet echt. Ik ben me erin gaan verdiepen en toen zag ik dit allemaal. Dan weet je gewoon dat het een heel grote club is. Dat wist ik al van Thomas Chatelle, met wie ik nog bij NEC had gespeeld. En mijn zaakwaarnemer zei het ook: Anderlecht is de grootste club van België. Na twee weken merk ik gewoon aan álles dat het een supergrote club is.

“Ik kende Van den Brom niet, maar ik heb met jongens gesproken die hem als trainer hadden bij ADO Den Haag en Vitesse Arnhem. Die waren allemaal heel positief. Zij schetsten het beeld van een succescoach die hoge eisen stelt, die mooie dingen kan verwezenlijken met een team en die de focus op succes gericht houdt. Dat heb ik in mijn eerste weken hier bevestigd gekregen.”

Milan als graadmeter

“Voor het eerst zit ik in een nieuwe omgeving met allemaal nieuwe mensen. Dat vind ik niet erg. Ik wilde het graag zo. Het rare is dat ik totaal geen spanning heb gevoeld in tegenstelling tot toen ik voor het eerst bij Jong Oranje kwam. Toen was ik wél een beetje gespannen. Nu niet, al ken ik hier helemaal niemand. Ik had zó veel zin, was zó blij dat het allemaal rond was, dat ik helemaal geen spanning voelde. Die was omgeslagen naar zin, en willen, en blij zijn. Dat was voor mij de bevestiging dat dit toch een goeie stap is geweest.

“Ik heb hier hard voor getraind. Daarom ben ik ook trots op mezelf dat ik er nu sta. Ik voel me goed en als ik me goed voel, kan ik ook goed voetballen. Tegen AC Milan was mijn eerste Champions Leaguewedstrijd. Met Jong Oranje speelde ik wel al tegen Spanje met een Mata, maar dit was mijn grootste wedstrijd op clubniveau. Het was toch een beetje een graadmeter om te weten waar ik precies sta. Ik heb vertrouwen in mezelf en ik denk wel dat ik het aankan. Anders zou ik hier ook niet zitten. Wat ik nu kan zeggen, is dat het me goed afging. Ik ben niet door de mand gevallen.

“Ik coach veel. Dat heb ik altijd gedaan, het is gewoon hoe ik ben. Bij Jong Oranje vindt de bondscoach dat ik belangrijk ben van achteren uit om de organisatie goed te houden. Misschien heeft hij me daarom aanvoerder gemaakt. Het voetballen leer je sowieso wel in Nederland. Ik heb ook veel op straat gevoetbald, daar is mijn techniek een stuk beter geworden. Ik heb vroeger ook veel in mezelf geïnvesteerd. Zowel mijn linker- als mijn rechterbeen getraind. En ik fitness veel, want een verdediger moet iets uitstralen. Niet zomaar een iel mannetje zijn. Jaap Stam was toch ook een beer?

“Of Anderlecht een opstapje is naar Oranje? Die vraag heb ik de laatste tijd vaak gekregen. Als ik hier speel, zal het voor een bondscoach makkelijker zijn om me te selecteren dan bij NEC. Maar ik heb altijd gezegd, en dat meen ik ook: ik ben er echt niet mee bezig. Daar ligt nu niet mijn eerste prioriteit. Toen er twijfel was rond Joris Mathijsen, maakte ik zogezegd nog een waterkans op het EK. Maar dat zou nooit gebeuren. Een speler van NEC die nooit Europa League heeft gespeeld, kun je niet gelijk meenemen naar een EK. Dat is allemaal overdreven. Ik had geen enkel moment de gedachte: o, misschien ga ik wel mee. Nooit gehad.”

Frans leren

“Toen mijn vader en moeder zagen dat het studeren niet lukte, heb ik me volledig op het voetbal geconcentreerd. Maar omdat ik dacht dat ik beter toch iets deed daarnaast, schreef ik me met mijn beste vriend in voor een cursus Spaans. Dat is niet goed uitgepakt. Ik had het te druk met voetballen. Na een les of twintig ben ik ermee gestopt.

“Als mijn appartementje op orde is, ga ik Frans leren. Samen met mijn beste vriend, die ook hier in Brussel met mij komt samenwonen. Veel jongens in de kleedkamer praten Frans. Ik weet natuurlijk graag waarover het gaat en wil op het veld ook mensen aansturen in het Frans. Kanu en Mbokani bijvoorbeeld kunnen geen Engels, dus dat moet dan in het Frans. Dat zal ook makkelijker gaan dan het Spaans, want ik zal veel Frans horen op de club. Zo pak ik het sneller op.”

DOOR JAN HAUSPIE – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Mijn vader komt niet vaak kijken. Hij is totaal niet in voetbal geïnteresseerd.”

“Voor de wedstrijd tegen AEL had ik mijn vrienden thuis uitgenodigd. We zaten allemaal te juichen toen Anderlecht scoorde.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content