Het voetbal ontspoort en niemand, ook de scheidsrechter niet, die het in de hand kan houden. Hoog tijd, zegt Frans Van den Wijngaert, dat de koppen bij elkaar worden gestoken : ‘Scheidsrechters, trainers, spelers : we zijn allemaal niet goed bezig.’

F rans Van den Wijngaert ontvangt ons in de topsportschool in Merksem, waar hij, oud-topscheidsrechter, inmiddels zeven jaar directeur is. Na een korte rondleiding steekt hij hartstochtelijk van wal over de crisis in de Belgische arbitrage. Pas twee uur later gaat de hartstocht weer liggen.

“Het is verkeerd beginnen lopen op het moment dat men is gaan verjongen. Wie vijfenveertig was, moest stoppen van de Uefa. Nu, zoveel jaren later, weten we dat dit een verkeerde beslissing is geweest. Zelf ben ik nog doorgegaan tot mijn achtenveertig, maar Jeurissen, Goethals en vele anderen niet. De jongeren die hun plaats innamen, hebben niet de tijd gehad om te rijpen. Zonder ervaring werden ze onmiddellijk voor de leeuwen geworpen. Als dat fataal afloopt, draag je dat je hele leven mee. Denk maar aan Eric Blareau : Eric heeft schitterende wedstrijden gefloten, maar het minste dat hij verkeerd deed, werd hij herinnerd aan die ene Mechelen û Standard, waar hij op jonge leeftijd in de fout was gegaan.

“Ten tweede, vroeger waren het altijd dezelfde scheidsrechters die de topwedstrijden floten : Van Langenhove, Ponnet, Goethals, Van den Wijngaert, Costantin. Costantin had zijn manier van doen en in de pers hield men niet van hem, maar in een match won hij iedere oorlog. Van Langenhove was dan weer de man die bijna weigerde kaarten te trekken, die het altijd heel diplomatisch wilde oplossen. Ik denk dat ik me tussen die twee bevond.

“Maar die mannen floten dus nagenoeg alle topmatchen. Nu zegt men : wie in eerste klasse fluit, moet minstens negen wedstrijden doen op een seizoen én hij wordt bekwaam geacht álle wedstrijden aan te kunnen. In principe zeg ik : ja, maar dan moet je véél goede scheidsrechters hebben, hoor. Als je ziet hoe jong ze er nu al moeten staan, hoe weinig tijd ze krijgen om te groeien in de provincie – als je op je zesentwintigste niet in de hogere afdelingen fluit, is het al afgelopen ; en wie op zijn dertigste niet al Europees fluit, kan onmogelijk nog doorgroeien. Hoeveel onbekende scheidsrechters zie je nu niet in de Champions League ? Voor de Uefa is het gemakkelijk : zij kan vissen in een ruime vijver, maar in ons kleine landje gaat dat zomaar niet. Dus vind ik nog altijd dat men had moeten zorgen dat diegenen die vijfenveertig waren, konden doorgaan. Als ze het fysiek nog aankunnen, hou ze dan alstublieft, want zoveel goeie heb je niet.

“Ander groot nadeel : een jaar of vijftien geleden zijn we begonnen met conditietrainingen. Een goede zaak, want tot dan trainde ieder voor zich – of niet, wie weet. We waren met een man of vierentwintig, waaronder zeven internationals die ook in Europa floten. Alle anderen gingen geregeld met ons mee, op de lijn, als grensrechter. We waren vrienden onder elkaar, moedigden elkaar aan, want iedereen kwam aan de beurt om eens naar het buitenland te gaan.

“Toen is men op het idee gekomen om specialisten te maken, échte grensrechters. Men maakte vaste duo’s, niet alleen voor de wedstrijden in België, maar ook voor de Europese. Enerzijds een goede zaak, want het is een specialisme dat je moet leren – zelfs nu, met al onze specialisten, zie je nog dat het moeilijk is, hoewel we moeten toegeven dat ze het op het EK picco bello hebben gedaan. Het nadeel is dat onze jonge scheidsrechters niet meer de kans hebben om van die buitenlandse trips te proeven. Ik ben als jonge gast misschien wel vijftien keer meegegaan met Alex Ponnet. Ik heb met hem de halve finale van het EK in Duitsland gedaan, Italië û Rusland en de EC-finale Bayern München û Porto, met Jean-Marie Pfaff nog in het doel. Alex floot, ik was eerste grensrechter. Toen het aan mij was, kénden ze mij al bij de Uefa. Dan moest ik nog één ding doen : een goed toernooi of een goede match fluiten.

“Nu zijn onze scheidsrechters onbekend, dus onbemind. Daarom zeg ik : ze hadden meer gepromoot moeten worden in het buitenland. Tussen mij en De Bleeckere, Allaerts en Verbist – die toch hele goeie scheidsrechters zijn – is een gat gevallen. Na mij hadden Blareau en Piraux de draad moeten oppakken. Ze hebben wel Europese wedstrijden gefloten, maar niet de top. Daar waren ze, denk ik, niet sterk genoeg voor als persoonlijkheid. Ik heb de finale Juve û Parma gedaan, in Milaan. Ongelooflijk stevig wedstrijdje, met tachtigduizend zotten in de tribune : dat is niet niks, hé ? Wij hadden ook het geluk dat Alex Ponnet na zijn carrière in de scheidsrechterscommissie van de Uefa kwam. Toen hij daar – om welke reden ook – is weggegaan, heb ik gezegd : dit is een drama voor de Belgische arbiters.”

Scheidsrechters zijn atleten geworden. Fysiek geprepareerd als de besten. Maar ook : het lijken wel boekhouders.

Van den Wijngaert : “De nieuwe generatie wordt enorm begeleid. Fysiek zijn ze nooit zo goed in orde geweest als nu. Ik werk in een topsportschool : ik besef dus heel goed dat het zo moet. Maar als ik morgen in de CSC iets te zeggen heb, zorg ik direct voor een psycholoog. In onze school hebben we er ook een. Wel, je moest eens weten hoe vaak onze leerlingen een beroep doen op die man. Ik denk dat het ook onze scheidsrechters zou helpen. Tegenwoordig zien we om de haverklap aanslagen op onze velden zonder dat er rood wordt getrokken : dát is momenteel het probleem. Ga dus met die scheidsrechters praten : waaróm trekken ze geen rood ?

“Men heeft ooit gezegd : betaal ze meer, dan fluiten ze beter. Dat is niet waar ! Arbitreren is bangelijk. Ongelooflijk plezant. Ik vergelijk het dikwijls met paardrijden : het paard rijdt niet met jou, maar jij met het paard. Gaat het goed, dan vier je de teugels. Wordt het paard wild, dan trek je er wat aan, aan dat smoeleke : híér, godverdoeme ! En als hij nog niet luistert, trek je nóg wat harder. En als hij opnieuw in cadans is, hup, dan zijn we weer weg. Arbitreren is hetzelfde : er is er maar één die bepaalt hoe brutaal er gespeeld wordt : de scheidsrechter. Niemand anders. Wat ik dan vooral mis, is die allereerste verwittiging.

“De moderne maatschappij heeft ons ook niet veel goed gedaan. Het respect voor de dokter : verdwenen. Voor de leerkracht ? God, god, god ! Hét probleem is dat ouders hun kinderen te los laten. Dat zie je terug op het voetbalveld, maar daar heeft de scheidsrechter het recht om te zeggen : hier wil ik het rustig hebben. Alleen : we moeten het met z’n allen doen, zoals vroeger met het betokkelen van de achillespees. Herinnert u zich dat nog ? Fred Delcourt, toen de baas van de CSC, zei : ‘En nu moet het gedaan zijn !’ De eerste zondag vielen er vier rode kaarten en een hoop gele. Iedereen stond op zijn achterste poten, maar drie weken later was België zuiver. Groot nadeel voor onze clubs was echter dat er in Europa een stuk harder werd gespeeld. Maar nadien heeft ook de Uefa de handrem aangetrokken.

“Wat ik enorm mis, is dat onze scheidsrechters de wedstrijd beléven. Als er een speler op de grond lag, durfde ik naar hem toegaan, mijn hand uitsteken en hem rechttrekken. En ondertussen speelden we verder. Nu is het : ‘Je mag niet familiair worden.’ Maar dat ís niet familiair, mannekes ! Het is spelen met dat paard. Voetbal is spektakel waar je als scheidsrechter mee aan bouwt. Nu geeft een scheidsrechter geel en het is alsof er niks is gebeurd. Roep die gast bij u ! Alle spelers wég ! Bots geel ! Als ik met mijn rug naar het veld een wedstrijd volg, moet ik aan het fluitsignaal kunnen horen of het een normale of een zware fout is, of de arbiter boos is of niet. Ik hoor dat nog weinig. Fwiéét, fwiéét, fwiéét : alles hetzelfde. Ze beleven de wedstrijd niet meer. Fysiek zijn ze in orde, daar niks van – zoveel te beter, want het spel gaat almaar sneller – maar waar is het gevoel ?

“Je moet de scheidsrechter ook een stuk vrijheid laten. Het kan absoluut niet dat hij zijn eigen regeltjes gaat toepassen, maar laat ieder fluiten volgens zijn eigen karakter en temperament. Ofwel hebben ze nu allemaal hetzelfde temperament, ofwel zie ik het niet. Wat ik wil is : áctie ! Roep ! Spélen ! Bukt u ! Zodat iedereen ziet : die scheidsrechter gaat in zijn wedstrijd op. Ik was zó begaan met een wedstrijd dat ik het publiek niet eens hoorde. Mensen geloven mij niet als ik zeg dat ik zelfs niet wist voor wie ik een penalty floot.”

Het voetbal is sneller en geniepiger geworden. Kan één man alleen het nog in goede banen leiden ?

Van den Wijngaert : “Stel u voor : er staan twee scheidsrechters op het veld, aan de ene kant Van Langenhove, aan de andere kant Costantin. Zie je het al gebeuren ? Ik geloof niet dat dit lukt. Als scheidsrechter moet je alléén de baas zijn op een veld. Wat we wel moeten doen, is méér macht geven aan de assistent-scheidsrechters. En er is de vierde man, vaak iemand uit tweede of derde klasse : een heel goede zaak, want zo kan hij leren wedstrijden op het hoogste niveau aan te voelen. Alleen moet hij ook de persoonlijkheid hebben om te dúrven optreden in die neutrale zone. In het begin zullen we wel kritiek krijgen, maar op termijn gaan we daar alleen bij winnen.

“Dat scheidsrechters vooral carrièremakers geworden zijn ? Concurrenten van elkaar ? Dat zou spijtig zijn, hoewel ik ervan overtuigd ben dat het geld erg belangrijk is geworden. Nu grijp je toch al gauw naast 25.000 oude Belgische franken als je een weekend geen match hebt. Misschien speelt dat te veel mee. Maar we moeten toch ook eens goed gaan beseffen dat alles wat fout loopt aan de top, ’s avonds op tv komt, waarna de jeugd er op zondagmorgen ook al over bezig is. En wat zegt zo’n trainer in provinciale als je hem van het veld stuurt ? Maar die Vandereycken gisteravond, die durven ze er niet afgooien, hé. Wij moeten ons er ongelooflijk van bewust zijn dat we een enorme verantwoordelijkheid dragen naar die achtduizend scheidsrechters achter ons. Wij hebben een niet te onderschatten voorbeeldfunctie.”

door Jan Hauspie

‘Voetbal is spektakel waar je als scheidsrechter mee aan bouwt.’

‘Uiteindelijk hebben we allemaal hetzelfde doel : het voetbal in België promoten.”Wij moeten ons er ongelooflijk van bewust zijn dat we een enorme verantwoordelijkheid dragen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content