De Limburger voelt zich uitstekend bij Olympique Marseille. Hij lijkt goed op weg om de woelige club weer op het juiste spoor te krijgen.

Eind september nam Erik Gerets bij een zieltogend Marseille de teugels in handen. Bij de vurige fans van de club uit het Stade Vélodrome deed zijn naam niet meteen een belletje rinkelen. Enkel de oudere diehardvoetbal- liefhebbers wisten dat hij als speler en trainer een mooi palmares had opgebouwd. Maar zijn Belgische nationaliteit deed heel de stad onvermijdelijk terugdenken aan Raymond Goethals, die aan de Canebière eeuwige roem vergaarde. De omstreden zakenman Bernard Tapie haalde Goethals in 1990 binnen als opvolger van niemand minder dan Franz Beckenbauer. Toen Raymond la Science op de luchthaven aankwam en door een hele horde journalisten naar zijn eerste indrukken werd gevraagd, sprak hij de legendarische woorden: ” J’arrive chez les fous …” Meteen was het ijs gebroken en ontstond tussen de coach en de supporters, die tot de moeilijkste van Europa worden gerekend, een onverbrekelijke liefdesband. Goethals zorgde niet alleen voor sterke resultaten, maar ook voor de show. Zo overkwam het hem meer dan eens dat hij na het driftig ‘begeleiden’ van een actie van zijn team uit verstrooidheid op de bank van de tegenstander ging zitten. Ook Gerets is ondertussen uitgegroeid tot een van de populairste figuren in het Franse voetbal. Openheid, een herkenbare stijl en de moed om altijd te zeggen waar het op staat, zorgen ervoor dat hij nu al in de voetsporen lijkt te treden van zijn Belgische voorganger.

Het publiek in Marseille kende u niet, maar het feit dat u als Belg in de voetsporen kon treden van een landgenoot als Raymond Goethals was onmiskenbaar een voordeel.

Erik Gerets: “Dat is waar. Iedereen spreekt me daar voortdurend over aan. Raymond heeft hier een onvergetelijke indruk nagelaten. Zijn onnavolgbare stijl, charisma en palmares … Hij was uniek. De mensen in Marseille zijn bijzonder warm en hartelijk maar ze willen wel resultaten zien. Ik heb de fans en de supporters echter meteen duidelijk gemaakt dat onze nationaliteit het enige is wat Raymond en ik gemeen hebben. Natuurlijk heb ik als speler bij Standard onder hem gewerkt. Ik kon bijzonder goed met hem opschieten. Tactisch was hij eigenlijk onklopbaar. En hij was altijd goedgezind. Dat speelde voor de groep een belangrijke rol. Er is echter een hemelsbreed verschil tussen toen en nu. Raymond kwam naar hier om Tapie de Europabeker te bezorgen met echte wereldsterren als Papin, Abedi Pelé, Waddle, Boli en Mozer. Het verschil is duidelijk: in plaats van te kunnen beginnen bij een Europese topper, moest ik aan de slag bij een club die helemaal het noorden kwijt was en die ik opnieuw op de sporen moest krijgen. Maar ik zal niet ontkennen dat het een voordeel is dat Raymond hier als landgenoot heel veel sympathie heeft opgebouwd en België een sterk imago heeft bezorgd.”

Druk

Helpt uw ervaring bij Galatasaray u om u aan te passen aan de situatie in Marseille? Het is bekend dat de druk hier enorm is …

“Mijn verblijf bij Galatasaray is ongetwijfeld een van de belangrijkste punten op mijn cv. Dat zal wellicht de aandacht van de verantwoordelijken bij Marseille getrokken hebben. Iedereen weet dat OM een speciale club is. Maar Turkije is nog andere koek. Fanatieke fans, onvoorspelbare clubleiders en op je huid zittende media. Daarmee vergeleken is de situatie hier al bij al behoorlijk relaxed. Vergeet ook niet dat ik als speler bij clubs als Standard, Milan en PSV tientallen wedstrijden in kolkende stadions heb gespeeld. Dan moet je tegen elke druk bestand zijn.”

Louis-Dreyfus is hier aandeelhouder en heeft ook bij Standard een vinger in de pap. Was dat beslissend voor uw keuze?

“Helemaal niet. Ik heb hem sinds ik hier ben nog maar twee keer ontmoet. Maar hij heeft een grote indruk op mij nagelaten. Ondanks zijn enorme fortuin is hij heel eenvoudig gebleven. Hij kwam in jeans en op sportschoenen en heeft als een echte kenner over mijn werk gepraat. Ik heb het niet zo begrepen op mensen die vol van zichzelf zijn en zich grillig gaan gedragen zodra ze ook maar een greintje macht hebben. Maar hij is open, eerlijk en altijd zichzelf. Uiteraard heb ik meer contact met voorzitter Pape Diouf. Van bij de ondertekening van mijn contract maakte hij me duidelijk wat hier de uitdaging is. Mijn contract loopt tot 2009. Wat daarna gebeurt, zullen we wel zien. Ik concentreer me altijd enkel op de volgende wedstrijd. Standard blijft de club van mijn hart en ik bewaar ongelooflijk goede herinneringen aan PSV, maar ik leef echt niet in het verleden.”

Welke ambities heb je met OM?

“Ik ben aangetrokken om te redden wat er te redden valt. Toen ik begon, stonden we in de competitie op een degradatieplaats. Maar we zijn geleidelijk uit het dal gekropen. We hebben op het einde van de eerste ronde toch een reeks neergezet van acht wedstrijden zonder nederlaag met vijf overwinningen en drie gelijke spelen. Er zijn dus mogelijkheden. Ik blijf voorzichtig, maar als we erin slagen om de eerste wedstrijden van de tweede ronde goed door te komen, kunnen we misschien hoger mikken dan het midden van de rangschikking. Maar Europees voetbal halen kan natuurlijk ook via de Ligabeker en de beker van Frankrijk. Januari is een beslissende maand. Daarna kan ik een evaluatie maken en echt mijn doelstellingen gaan bepalen.”

Onverzettelijkheid

Hoe bent u erin geslaagd om het team opnieuw vertrouwen te geven?

“Het is altijd moeilijk om over te nemen bij een team dat in slechte papieren zit. Bovendien kende ik de ploeg niet goed. Omdat ik pas eind september begon, kon ik de spelers niet zelf kiezen. Ik heb dan ook heel wat uren besteed aan het observeren van de groep op training en samen met mijn adjunct Dominique Cuperly heb ik tientallen videocassettes bekeken. Elke morgen was ik heel vroeg op de club om alles tot in de kleinste details uit te pluizen. Ik wilde de individuele kwaliteiten van mijn spelers leren kennen, maar ook hun gebreken. Om een stevige organisatie op poten te zetten moet je nu eenmaal weten welk vlees je in de kuip hebt.”

Het begon heel goed met een overwinning op het veld van Liverpool, maar daarna bleef het even zoeken naar een vast systeem …

“Ja. Maar op Anfield Road hadden we geluk want Liverpool speelde die avond slecht. Volgens mij hadden ze ons onderschat. Toch deed die zege veel deugd omdat de spelers daardoor inzagen dat ze nog konden winnen. Enkele dagen later verloren we echter op Saint-Etienne. Geleidelijk zijn diverse jongens naar hun beste niveau gegroeid. Ik denk aan Valbuena, Nasri, Cheyrou, zelfs Cissé en vooral Niang. Het zit soms in kleine dingetjes. Spelers moeten vooral wilskracht tonen, bereid zijn om met elkaar te spreken en op het veld voluit gaan. Ik meen er toch in geslaagd te zijn hen wat onverzettelijkheid bij te brengen om duels te winnen en om als één blok op het terrein te staan. Zich goed verzorgen betekent dat ze heel hun leven moeten organiseren in het teken van het voetbal. Uiteindelijk is dat toch hun beroep. Ik wil een team zien. Niemand mag in een hoekje blijven zitten en iedereen moet karakter tonen.”

Toch lukt het niet om in uw geliefde 4-4-2-systeem te spelen …

“Dat klopt. Maar ik vind dat een coach zich daar niet krampachtig aan moet vastklampen. Pragmatisch te werk gaan is de boodschap. We hebben al in 4-2-3-1 gespeeld en in 4-4-1-1. Naargelang van de kwaliteiten van de tegenstander, de vorm van mijn jongens en de blessures kan ik ook voor andere systemen kiezen. Ik wil dat ze goed begrijpen hoe ik wil spelen. Ze moeten zo flexibel mogelijk kunnen inpikken op de wedstrijdomstandigheden. Ook een kritische geest en een sterk beoordelingsvermogen zijn belangrijk om in het voetbal van vandaag te slagen.”

België

Kan OM op termijn weer uitgroeien tot een Europese grootheid?

“Is dat het spook van Goethals dat me weer achtervolgt (lacht)? Ondanks het Bosmanarrest en de economische verschillen tussen de diverse Europese competities moet OM in ieder geval een stuk beter kunnen dan vandaag. Natuurlijk kan Frankrijk zijn beste spelers niet houden. Toch bewijst Lyon nu al tien jaar dat een club met een stabiele structuur en een financieel behoorlijke onderbouw het erg ver kan schoppen. Marseille heeft vooral nood aan stabiliteit. Dat hier de jongste jaren zo veel coaches aan de slag waren, wijst op onrust. Maar het kan snel veranderen. We moeten naar de toekomst kijken, het trainingscentrum van ‘La Commanderie’ verder uitbouwen en veel aandacht schenken aan de jeugdopleiding en de scouting. Alles evolueert en een club moet daarin meegaan. Zelfs Ajax, dat met ‘De Toekomst’ over een van de meest benijdbare opleidingscentra in Europa beschikt, zal er nu een nieuw bouwen dat beter is aangepast aan de noden van het moderne voetbal.”

Bent u bereid om eventueel uw steentje bij te dragen aan de toekomstambities van Marseille?

“Waarom niet? Ik voel me hier bijzonder goed. Ik mag het mooiste vak ter wereld beoefenen in een van de mooiste regio’s van Europa. Ik heb een klein huisje gevonden in Cassis op 25 kilometer van het trainingscentrum. Het is hier bijna het hele jaar door mooi weer. De zon, de zee, het lekkere eten … alles is hier aanwezig om je gelukkig te voelen. Bovendien spreek ik de taal, wat in Turkije niet het geval was. Mijn vriendin is voorlopig in Duitsland gebleven, maar ze komt weldra naar hier, samen met Georges, mijn Deense dog. Natuurlijk bestaat mijn leven uit niet veel meer dan werken en slapen, maar dat is nu eenmaal mijn beroep.”

Standard en de nationale ploeg zouden dan verder weg zijn dan ooit …

“Er zijn tientallen factoren die invloed hebben op een trainerscarrière. Ik wil nog winnen en prijzen pakken. Ik heb me daarvoor altijd meer dan 100 % ingezet. Dat is ook wat ik probeer over te dragen op mijn spelers. Momenteel heb ik hier een fantastische uitdaging gevonden. Echt waar, ik mis België helemaal niet. Ik beleef hier een van de gelukkigste periodes uit mijn leven. Al zal ik niet ontkennen dat elke trainer er wellicht van droomt om ooit eens de nationale ploeg te coachen. Ik kreeg ooit een voorstel in die zin, maar ik was toen niet vrij. Maar er zijn nog andere fantastische uitdagingen. De Premier League of de Spaanse competitie bijvoorbeeld. Betis is vroeger eens komen polsen, maar ook toen kon ik niet …”

Hoe verklaart u dat het Belgische voetbal momenteel door een diep dal gaat?

“Ik denk dat het om een kwestie van vertrouwen, structuren en ambitie gaat. Het Belgische en het Nederlandse voetbal ken ik het best en er gaapt een enorme kloof tussen beide. Dat Nederlanders zichzelf beter kunnen verkopen in het buitenland komt ook omdat ze meer zelfvertrouwen hebben. Zelfvertrouwen is niet aangeboren. Ik vind vooral dat er naast een fysieke ook een psychologische basis moet zijn. Meer zelfvertrouwen staat gelijk met meer ambitie en omgekeerd. Dat geldt niet alleen voor de spelers, maar ook voor de clubs. In de jaren tachtig waren Belgische clubs sterker dan de Nederlandse. Waarom zou dat nu niet meer kunnen? Volgens mij is dat een kwestie van ambitieuze keuzes maken, zowel op clubniveau als op bondsniveau. Intrinsiek hebben Ajax, Feyenoord en PSV niet meer mogelijkheden dan Brugge, Standard en Anderlecht. Maar de Nederlandse clubs hebben wel de ambitie om een plaatsje te veroveren op het Europese toneel. En in België loopt echt wel veel talent rond. Ik ken niet iedereen, maar als ik zie wat Defour, Fellaini en Witsel bij Standard doen, dan zijn dat spelers die het verschil kunnen maken. Maar dan moeten hun teammaats, vooral bij de nationale ploeg, ook hun leiderschap aanvaarden. Het is niet aan mij om het proces van anderen te maken maar ik denk dat vertrouwen en ambitie de sleutelwoorden zijn. Alle mislukkingen in de schoenen van René Vandereycken schuiven is in ieder geval niet fair. Het gaat in voetbal altijd om gedeelde verantwoordelijkheid.”

Maakt u voor de clubs dezelfde analyse?

“Ja. Standard bijvoorbeeld kan met zijn fantastische fans, de infrastructuur op Sart-Tilman en sportieve en financiële stabiliteit enorm ver ra-ken. De Rouches zijn het vlaggenschip van een hele regio. Ze staan symbool voor voetbal waarin teamspirit en de kracht van het collectieve centraal staan. Door op alle niveaus veeleisend te zijn en keihard te werken kan men heel ver komen. Maar dan moeten de verantwoordelijken voor het sportieve en het extrasportieve wel op dezelfde lijn zitten. Het tegen de besten willen opnemen, wedstrijden op hoog niveau blijven spelen om te leren en niet te snel tevreden zijn, dat is volgens mij de weg die we moeten volgen.”

Volgt u nog de carrière van uw zoon Johan?

“Uiteraard. Ik heb al vaak gezegd dat ik dacht dat de Belgische eerste klasse iets te hoog gegrepen was voor hem. Maar bij Dender leek hij mijn ongelijk te bewijzen. En ik ben daar ongelooflijk fier op. Het is nu aan hem om te bevestigen. Hij weet dat ik aan zijn kant sta.”

Waar ligt het geheim van het succes van Erik Gerets?

“Ik denk dat het komt omdat ik nooit mijn filosofie heb veranderd, noch mijn psychologische benadering. Ik ben altijd iemand geweest die bij wil leren. Ik zat al zo in elkaar toen ik bij de jeugd nog volleybalde en nog niet definitief voor het voetbal had gekozen bij Standard. Later werd ik als speler altijd aanvoerder. Zowel bij Standard als bij PSV. En dat terwijl er bij de Rouches toch sterke persoonlijkheden rondliepen zoals Preud’homme, Poel, Daerden, Vandersmissen, Tahamata … om nog maar te zwijgen van Sigurvinsson, Haan en Meeuws. Als aanvoerder had ik altijd een open contact met alle trainers, zoals Hiddink en Guy Thys. Ik heb enorm veel van hen geleerd. Ook over hoe het niet moet. Als ik nu hier sta, is dat ook voor een stukje dankzij hen. Daar kan ik alleen maar dankbaar voor zijn.” S

door olivier stevens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content