Matthias Stockmans
Matthias Stockmans Redacteur van Sport/Voetbalmagazine en Knack Focus.

Vrijdag staat Club Brugge-Genk op de affiche, voor de bezoekers louter een prestigeslag na een teleurstellende campagne. Koen Daerden baalt. ‘Dit was een rotseizoen.’

“Zonder Europees voetbal is het seizoen van Genk niet geslaagd”, verklaarde Koen Daerden vorige zomer. Welnu, de competitie startte het met vier op vijftien, in de eerste ronde van de UEFA-beker werd Genk uitgeschakeld door het weinig sprankelende Bulgaarse Litex Lovech en in de achtste finales van de Belgische beker bleek buur Sint-Truiden te sterk. We zijn dan december en het seizoen zit er voor Genk eigenlijk al op. Dat Koen Daerden (24), de natuurlijke leider van de ploeg, in september met afgescheurde enkelbanden voor zes maanden uitviel, verklaart iets, maar niet alles. De wierookstok van Hugo Broos ten spijt. Met pover voetbal en matte prestaties zag de revaliderende linkspoot hoe zijn Genk zichzelf uit de race om een Europees ticket werkte.

Tegen Club Brugge rest nu louter nog een prestigeslag. Of is de Intertoto een ambitie ?

Koen Daerden : “Een club als Genk moet altijd Europees voetbal halen, anders kan je niet spreken van een geslaagd seizoen. Op een bepaald moment werd er zodanig veel over de doorbraak van de jongeren gepraat, dat het behalen van Europees voetbal op de achtergrond verdween. We kunnen enkele excuses inroepen, maar dat neemt niet weg dat we gefaald hebben.”

Wat waren de verzachtende omstandigheden ?

“Enorm veel geblesseerden, soms zelfs zeven, acht tegelijk. Ondertussen vertrokken ook nog eens Mirsad Beslija en Sunday Oliseh. Door het vele sleutelen aan de ploeg verloren we kostbare punten. Onze beste periode kenden we vlak voor de winterstop. Omdat we toen een tijdje met dezelfde elf konden aantreden.”

Je zat geblesseerd in de tribune, de beste plek om de ploeg te evalueren …

“Wanneer het minder gaat, wordt er gekeken naar de mensen die er niet zijn. Maar toen het voor de winterstop wél even draaide, werd er over mij niet gesproken. Het is een seizoen met veel ups en downs geweest. We moeten ook realistisch zijn : onze goede periode in november en december speelden we tegen een ontstellend zwak Lierse en thuis tegen Sint-Truiden, dat stelde ook niets voor. We pakten punten die we móésten pakken. Geen waardemeter. In de uitwedstrijden kregen we het steeds moeilijk, daardoor brachten alle thuiswedstrijden druk met zich mee. Elke week moest je wel iets rechtzetten. Je zag ook stilaan die ontgoocheling na een slechte prestatie uit de ploeg ebben.”

Vooral daar ergerde jij je aan.

“Ik zat geregeld tussen de supporters en ik merkte dat ik meeging in hun gelatenheid. Er gebeurde te weinig in de wedstrijden. Ik kan niet geloven dat er iemand van de spelersgroep na de winterstop een prettig gevoel aan heeft overgehouden. Als ik met de jongens praatte, zelfs na een overwinning, hoorde je toch vaak dat ze met een slecht gevoel zaten. Het grote probleem was dat te veel spelers met angst op het veld kwamen. Schrik om een slechte pass te geven en het publiek op de nek te krijgen. Er groeide een sfeer van negativisme rond Genk.”

Waaraan merkte je die angst ?

“Er werden slechte signalen gegeven. Eens tackelen of achter een verloren bal lopen, daar zend je een positief signaal mee uit. Wegwerpgebaren of het hoofd laten zakken, dat lijken kleine dingen maar iedereen ziet dat. Dat maakt jezelf zwakker en de tegenstander sterker. Je verzeilt in een vicieuze cirkel.”

Heel wat spelers gaven een weinig gedreven indruk. Engelaar, Vandenbergh, en Oliseh bijvoorbeeld. Het was frappant dat nieuwkomer Steven Defour een van de enigen was die z’n mond durfde open te doen. Eigenlijk kan dat niet.

“Daar heb je gelijk in. Ik heb het er met Orlando ( Engelaar, nvdr) meermaals over gehad : dat hij verkeerde signalen gaf. Hoewel hij het niet slecht bedoelde, maar daar gaat het niet over. Orlando is niet de man die constant gaat aanjagen of tackelen. Tegen La Louvière – dat was de wedstrijd nadat hij in de kranten verklaarde : ‘Ik heb er het schijt aan’ – speelde hij een draak van de wedstrijd, maar hij was wel belangrijk voor de ploeg. Hij bleef de bal vragen en zijn verantwoordelijkheid nemen. Daar werd hij ook voor beloond, want in de slotfase scoorde hij.”

Zonder jou en Gert Claessens miste de ploeg leiding, wie had er volgens jou dan moeten opstaan ?

“Ik denk dat je dat van iemand als Bob Peeters mag verwachten. Maar daarvoor heb je eigenlijk vijf of zes man in een ploeg nodig. Jan Moons wilde wel, maar hij staat in doel, vandaaruit kan je niet coachen.”

Maar nogmaals : wie had er zijn verantwoordelijkheid moeten opnemen ?

“Eigenlijk zou je het moeten verwachten van de jongens met de meeste ervaring. Engelaar, Kevin Vandenbergh, Hans Cornelis. Echter, de eerste twee worstelden met zichzelf en Cornelis was lang geblesseerd.”

De ploeg bleef nagenoeg dezelfde als vorig seizoen. Was er toen ook al een gebrek aan onderlinge coaching ?

“Toen speelden Gert en ik wel meer dan dertig wedstrijden mee, hé. Je had ook nog iemand als Brian Priske, tegen wie je al eens mocht roepen. Met Gert heb ik vorig seizoen vaak verhitte discussies gevoerd op het veld, maar na de wedstrijd was dat vergeten.”

En de meeste spelers bij Genk zijn te gevoelig voor kritiek ?

“Ja. Voornamelijk op training merk je dat. Ik verdien ook op mijn donder te krijgen als ik wat minder loop op training, maar dan hoor je nooit iets. Kijk, voor de wedstrijd onlangs tegen Sint-Truiden was ik geschorst, de vrijdag voor die wedstrijd heb ik bewust mijn mond niet opengedaan om eens te zien of iemand anders de groep zou aanvuren. Je zag op training van alles verkeerd gaan, maar niemand die zijn mond opendeed. Toen vreesde ik al voor de match op Staaien.”

Enkele weken voordien verklaarde je openlijk : ‘Dit Genk is mijn Genk niet meer.’ Harde taal voor een drager van de ploeg. Wat bedoelde je ?

“Ik blijf achter die uitspraak staan. Er zat veel te weinig fut in deze ploeg. Vroeger hadden alle ploegen schrik om naar Genk te komen. De supporters stonden hier op de banken, het was altijd dikke ambiance, daar heb je dit seizoen – zeker na de winterstop – niets meer van gemerkt. We speelden voor cinemapubliek. En dat is geen verwijt naar de supporters toe, want ik zat daar ook tussen. Ik hoopte met die openlijke kritiek iets los te maken. Ik hoorde veel geklaag en gejammer en daar had ik problemen mee. Tenslotte is Genk een club waar alles voor je geregeld is en waar je enkel moet denken aan voetballen. Dan erger ik me aan het inroepen van excuses.”

Als voorbeeld van de mindere sfeer rond Genk gaf je aan dat er tegenwoordig in het Fenixstadion geen vuurwerk meer wordt afgestoken wanneer de spelers het veld opkomen.

“Het eerste jaar dat ik hier speelde, reisde iedere ploeg met een ei in de broek naar Genk. Terwijl iedereen nu naar hier afzakte met de gedachte : hier kunnen we iets rapen. Dat is heel jammer om te concluderen. Genk onwaardig.”

Er werd heel het seizoen gezocht naar de ideale opstelling, ook een reden van het falen ?

“Moeilijk te zeggen. Vorig seizoen werd er onder René Vandereycken ook constant aan tactiek gesleuteld en toch haalden we resultaten. De groep bleef nochtans dezelfde. Maar toen waren er amper geblesseerden. Ik vind dat Genk zijn beste wedstrijden speelde in een 4-3-3/4-5-1. Maar de opstelling doet er niet toe, het gaat erom dat je een tijdje met dezelfde ploeg kan samenspelen.”

Vandereycken kreeg kritiek omdat hij te defensief was, te weinig op zijn Genks voetbalde. In het begin van het seizoen horen we je dan doodleuk vertellen dat je eraan twijfelde of Genk wel aanvallender speelde.

“Wat is aanvallend voetbal ? Dat je heel dwingend kan zijn. Dat je snel kan omschakelen van balverlies naar balbezit, daarvoor moet je in blok druk kunnen zetten op de tegenstander. Maar als je constant terug moet hollen omdat de omschakeling niet goed is, moet je te veel lange afstanden overbruggen. Positioneel stonden we vaak niet goed genoeg. Vorig jaar lag de nadruk inderdaad meer op organisatie, maar vandaaruit kregen we de opdracht er snel uit te komen en kregen de aanvallers heel veel vrijheid. De enige die moest blijven hangen was Justice Wamfor. Dit seizoen hebben we nooit een vast systeem kunnen vinden voor de beschikbare spelers.”

Toen Sunday Oliseh besloot te kappen met voetballen, diende zijn positie eigenlijk ingevuld te worden door Seyfo Soley. Maar hij werd na de 4-0 op Anderlecht helemaal neergesabeld door zijn ploegmaats. Een beetje goedkoop, niet ?

“Blijkbaar had hij de tactische bespreking vooraf niet goed begrepen, maar dan kan je inderdaad de kanttekening plaatsen waarom er hem niemand tijdens de wedstrijd kordaat tot de orde riep. Ik had hem bij wijze van spreken bij zijn kraag gepakt en hem op zijn plaats gezet. Dat zou iedereen moeten doen. Oké, we hadden het hem gezegd, maar als hij niet luistert : geef hem dan een schop onder zijn flikker of haal hem naar de bank ! Het is te makkelijk om de volledige verantwoordelijkheid voor dat debacle bij Seyfo te leggen. Je staat met elf op het veld, plus de trainer langs de kant. Dat moet je als groep oplossen.”

Jij speelde onder Vandereycken ook centraal op het middenveld, is dat een oplossing ?

“We waren in ieder geval veel onvoorspelbaarder. René is een tacticus en dat zal hij altijd blijven. Hij keek misschien meer naar de tegenstander : waar liggen de zwakheden, waar kunnen wij ons voordeel halen ? En dat leverde vaak op. Dikwijls konden we in de slotfase van een wedstrijd de zaak beslissen. Tien keer op een seizoen, op een bepaald moment is dat geen toeval meer.”

Broos kloeg nochtans vaak over het gebrek aan geluk dit seizoen, maar hangt het dan wel af van de factor geluk ? En niet van, zoals Vandereycken bewees, deskundigheid ?

“Misschien wel. Aan de andere kant lukten we vorig seizoen enkele malen de winninggoal doordat wij, spelers, op het veld beslissingen namen. Stilstaande fasen worden vooraf besproken, maar als speler moet je soms de wedstrijd aanvoelen en zelf initiatief nemen. Als je tegen Roeselare in de slotminuten achterstaat, dan moet je gewoon met zijn allen in de backlijn verschijnen en dan zeg ik tegen Gonzague Vandooren en Nenad Stojanovic dat ze voorin moeten blijven.”

De coach gaat dus vrijuit ?

“Neen, hij zal zelf ook wel weten dat hij een aantal fouten heeft gemaakt. Niemand kan buiten schot blijven wanneer je met deze groep geen Europees voetbal haalt. Spelers niet, trainer niet en bestuur niet.”

Jos Vaessen kondigde aan dat hij dit seizoen minder op het voorplan zou treden. In de media troffen we hem in ieder geval al minder scherp aan. In de kleedkamers ook ?

“Zolang Vaessen al voorzitter is, komt hij voor elke wedstrijd in de kleedkamer handjes schudden. In het verleden heeft hij interviews gegeven die niet goed waren. Hij heeft alle redenen om sommige dingen aan te geven, maar ik heb liever dat dat binnenskamers gebeurt en niet via de pers. Ook met het feit dat er soms op de man gespeeld werd, had ik problemen. Hij zei dan wel dat zijn woorden verdraaid werden, maar als het enkele malen gebeurt, moet je toch je lessen trekken. Nu goed, Vaessen is voorzitter en supporter tegelijk. Dat is eigenlijk zijn grote probleem ; dat hij er soms té nauw bij betrokken is.”

Op het einde van het seizoen was er nog de heisa rond Kevin Vandenbergh. Jij vond niet dat Vandenbergh een basisstek mocht claimen ?

“Je weet wat zijn kwaliteiten zijn, daar moet je hem op uitspelen. In de zestien is hij aartsgevaarlijk, maar hij moet meer kunnen.”

Het verwijt luidde dat hij zich op training te weinig toonde.

“Och ja, maar zo kan ik je een heel lijstje opnoemen, hoor. Ik heb het nodig om op training door te gaan, maar anderen hebben dat niet nodig om te presteren in het weekend. En die discussie over twee spitsen : je kunt onmogelijk met én Engelaar én Chatelle én Defour én nog eens twee spitsen spelen. Je moet rekening houden met het spelersmateriaal. Die hele zaak werd opgeblazen.”

Het hoeft niet allemaal kommer en kwel te zijn. Groot pluspunt was de doorbraak van de vele jongeren.

“Sinds lang kon er eindelijk nog wat jeugd doorbreken in Genk. Toch een bedenking : wanneer je als jongere een kans krijgt in het eerste elftal van Genk, dan zou je na negentig minuten zo dood als een pier moeten zijn. Dat ligt de dag van vandaag precies anders. Nu is de jeugd veel mondiger, maar als je mondig wil zijn en je hebt nog geen knikker geraakt, dan ben je arrogant.”

Een van die jongeren, Steven Defour, wordt gelinkt aan Ajax, hoe staat het met jouw transferplannen ? Je kon afgelopen zomer naar Portsmouth, Wolfsburg of Feyenoord. Geen spijt dat het niet is doorgegaan ?

“Feyenoord en Wolfsburg waren heel concreet, maar hun bod werd door Genk afgewimpeld.”

Je contract loopt nog tot 2009. Zit de schrik erin dat je toch niet meer wegraakt en tot het meubilair van Genk gaat behoren ?

“Ja. Ik ben heel ambitieus en als ik dan geen Europees voetbal kan spelen, knaagt dat enorm. Ik heb in België al genoeg prijzen gewonnen en laat ons eerlijk zijn : de Belgische competitie heeft voor mij niets nieuws meer in petto. Onze uitschakeling in de eerste ronde van de UEFA-beker is de grootste ontgoocheling. Anders kwamen we in een poule met AZ, Middlesbrough en Shakhtar Donetsk terecht.”

Is die Europese uitschakeling een grote domper geweest zo vroeg op het seizoen, en misschien daarom een verklaring voor de gelatenheid in de groep ?

( zucht) “Dat zou het moeten zijn. Maar daar heb ik zo mijn twijfels bij.”

Ook in de Belgische beker was het snel voorbij. Het seizoen zat er vroeg op voor Genk.

“Ja, en dat maakte mijn revalidatie er niet makkelijker op. Ik had eigenlijk geen doel om snel terug te keren. Daarom hamerde ik bij mijn terugkeer zo op het behalen van Europees voetbal. Ik ben misschien te ambitieus, maar mis in Genk soms de ambitie die deze club zou moeten hebben.”

MATTHIAS STOCKMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content