Matthias Stockmans
Matthias Stockmans Redacteur van Sport/Voetbalmagazine en Knack Focus.

Kent u Ebrima ‘Ebou’ Sillah nog ? De gewezen, frêle linksbuiten van Club Brugge keert na vier jaar terug naar de Belgische velden. Zijn dribbels moeten FC Brussels in de eerste klasse houden.

E bou Sillah is ondertussen 26 jaar, in principe komen zijn beste jaren als voetballer eraan. Maar passages bij het Nederlandse RBC Roosendaal – knokkend tegen de degradatie – en het Russische Rubin Kazan – knokkend tegen het bijtende racisme – maakten van de kleine Gambiaan (1.70 meter) een ervaren rot in het profvoetbalwereldje. Je merkt het aan de manier waarop ‘Eboutje’ communiceert en handelt. Je ziet niet langer die ongedwongen Afrikaanse glimlach en weg is ook het spontane, ongeordende gepraat. O zeker, hij lacht nog en zijn ogen spreken nog. Maar niet meer zo hard en naïef als destijds bij Club Brugge en Harelbeke.

Sillah : “Ik draag veel meer ervaring in mijn bagage mee, dat staat vast. Ik redeneer zakelijker. Wanneer ik vroeger mijn geld niet op tijd kreeg, tilde ik daar niet zwaar aan en bleef ik maar spenderen. Nu weet ik hoe ik mijn geld moet beheren en dat ik niet moet uitgeven wat ik niet heb. Maar ik probeer nog altijd open en vriendelijk te zijn tegen iedereen. Wat in Rusland gebeurde, leerde ik van me afzetten. Die mensen zijn daar zo en je moet dat ook niet trachten te veranderen. Op een voetbalveld net hetzelfde. En dat is niet enkel in Rusland, hé. Soms wordt er geprovoceerd, vooral wanneer spelers moe of gefrustreerd zijn, en zeggen ze dingen die ze niet menen. Dat leerde ik aanvaarden.”

Toen hij door Club Brugge aan RBC Roosendaal werd uitgeleend, voor het seizoen 2002/03, viel het nog allemaal mee. Sillah speelde sterk en leek het in Nederland te gaan maken, tot hij met een beenbreuk uitviel in de terugronde. Hij vocht terug en RBC, een kelderploeg in de Hollandse eredivisie, wilde hem toch houden. De prijs die Club vroeg, lag evenwel te hoog voor de Nederlanders en dus ging het feestje niet door. Het rijke Rubin Kazan kon die prijs wél betalen en de Gambiaan tekende er een tweejarig contract. Ja, datzelfde Kazan waar Cédric Roussel weg- vluchtte. Een avontuur gedoemd om te mislukken.

Sillah : “De club was goed, het voetbal ook, maar de Russen zijn geen vriendelijke mensen. Russen hebben het niet begrepen op buitenlanders en al zeker niet op zwarten. Dus zat ik hele dagen in mijn appartement. Financieel was Kazan een heel goede deal en ze betaalden altijd correct, ondanks de verhalen die ik vooraf over Rusland had gehoord. But the people are strange. In een nachtclub moesten we, een Senegalese ploegmaat en ik, eens vluchten omdat ze op ons schoten. Mijn wagen werd meermaals toegetakeld, de wielen gepikt, de ramen ingesmeten en meer van die dingen … De club betaalde altijd alles, dat was het probleem niet, maar het aanhoudende racisme was dat wel. Alle Afrikanen ervaren dat in Rusland.”

Alle aandacht ging naar het voetbal. En dat mocht best gezien worden. Kazan is een rijke club in een Russische competitie die de laatste jaren aan belang en kwaliteit won. Een van de ploegmaats van Ebou Sillah was bijvoorbeeld Georgi Kinkladze, het dribbelwonder dat enkele jaren geleden furore maakte bij Manchester City. Sillah speelde vaak én goed bij zijn Russische club. Meestal als nummer tien achter de spitsen.

Sillah : “Een positie die ik ook al jaren bij de Gambiaanse nationale ploeg bekleed. Ik scoorde weinig bij Kazan, maar gaf vaak assists.

“De competitie was van een degelijk niveau. Wanneer je tegen ploegen als CSKA, Lokomotiv of Spartak Moskou speelt, is dat dezelfde sfeer en hetzelfde niveau als tegen Anderlecht of Club. Het klimaat viel ook goed mee. De competitie wordt gespeeld tijdens de zomermaanden. Tegen oktober, wanneer het te koud wordt, is ze afgelopen. En dan begint eigenlijk de miserie. Van oktober tot maart vertrekken de ploegen er constant op stage. Je bent vaak van huis en je moet op die stages keihard werken, zonder dat er wedstrijden met inzet zijn. Ook voor elke competitiewedstrijd werd er op afzondering gegaan en vaak moest je behoorlijke afstanden afleggen wanneer je op verplaatsing speelde. Soms moest je twaalf uur vliegen voor een competitiematchke.”

Doorbraak bij Club

De carrière van Ebou Sillah begon nochtans voorspoedig. Als 16-jarige verzeilde hij door toedoen van Adrien De Vriendt, een campingbaas en verwoed Afrikareiziger, in Brugge. De Vriendt (vader van Annick, alias mevrouw Peter Van der Heyden) wilde hem aanvankelijk bij Cercle Brugge stallen, maar via een omweggetje langs Blankenberge tekende Sillah uiteindelijk bij grote broer Club Brugge. Met dank aan Hugo Broos. Sillah blikt terug : “Adrien zag me in Gambia voetballen op een veldje, samen met wat vrienden. Hij wilde een gesprek met me en probeerde me te overtuigen om naar België te komen. Weet je, het grappige is dat ik daarvoor al een internationaal jeugdtoernooi in Enschede had gespeeld, waar ik met mijn Gambiaans team het toernooi won en ikzelf als beste speler werd uitgeroepen. Club Brugge was daar ook aanwezig, maar het was Twente dat mij een contract aanbood. Ik was zestien. Ik reisde terug naar Gambia om mijn visum te regelen, maar eenmaal terug in eigen land zag ik Nederland niet meer zitten. Ik bleef in Gambia, bij vrienden en familie, tot Adrien mij ontdekte en overtuigde het nog eens te proberen. De test bij Cercle ging niet door, maar tijdens mijn proefcontract van drie maanden bij Blankenberge kwam Hugo Broos me halen voor Club Brugge. Daar ging het heel snel. Na amper zes maanden met de invallers werd ik naar de A-kern overgeheveld. Onder Erik Gerets speelde ik mijn eerste match, tegen AA Gent, ik mocht meteen in de basis starten. Ik herinner me het nog goed, ik stond tegen Stijn Vreven. ( lacht) In de Belgische en Russische competities lopen meer fysiek sterke voetballers rond, maar gelukkig had ik mijn snelheid en techniek als troef. Ik zag dat de tegenstander me onderschatte door mijn kleine gestalte en daar profiteerde ik van. Gerets schonk me veel vertrouwen en gaf me de kans. Daarna, onder René Verheyen, was het minder. Ik deed alle voorbereidingsmatchen mee, maar toen de competitie begon, zat ik ineens op de bank. Onverklaarbaar. Wanneer ik in vorm steek, wil en móét ik spelen. Ik zat negentig minuten op de bank tegen STVV. Ik was woedend. Wilde nooit meer voor Club spelen en naar Gambia terugkeren. Daarop belde Adrien naar Henk Houwaart, een goede vriend, en vroeg of hij me niet bij Harelbeke kon gebruiken.

“In mijn periode bij Harelbeke heb ik Club Brugge tweemaal de das omgedaan. Ik bewees hun ongelijk. Zo wonnen we op een bepaald moment met 2-1 van Club, de dag erna kreeg Verheyen zijn ontslag. Nochtans was René een goede vriend van mij, wij reden vaak samen van en naar de training. Maar wanneer hij me niet opstelde, was ik ontgoocheld en kwaad. Na Harelbeke had ik de kans naar Genk te gaan, Johan Boskamp wilde me absoluut, maar Brugge beloofde me speelkansen bij de nieuwe coach : Trond Sollied.”

Onder Sollied dwong de aalvlugge linksbuiten tijdens de heenronde een plek af in het bonkige en stoere computervoetbal van de Noor. “Maar in de terugronde kwam ik opeens niet meer van de bank en wilde ik weer weg”, grijnst Sillah. “Sollied was altijd open en eerlijk tegenover mij. Hij kon me geen basisplaats beloven, dus zei ik : thank you very much, ik ga naar een andere club.” Dat werd eerst een jaartje RBC Roosendaal, daarna Kazan. En de rest van het verhaal kennen we …

Toen het contract van de Gambiaanse dribbelkont afliep bij Kazan werd hij weer met open armen ontvangen in Roosendaal. Hij mocht er vorig seizoen een hele campagne tegen de degradatie strijden. RBC ging vorig seizoen met de twijfelachtige eretitel van ‘slechtste ploeg in Europa’ lopen. Niet meteen een opkikker na een moeilijk Russisch avontuur.

Sillah : “Leuk was anders. Maar dan moet je je instelling aanpassen. Je doet gewoon je best en op die manier help je de ploeg vooruit. Het was niet makkelijk, want ik merkte dat op training slechts één op de vijf ploegmaats voluit ging. De meesten in die ploeg waren totaal niet meer gemotiveerd. Ze trainden tien minuutjes mee en veinsden dan een blessure. Op die manier konden ze op een eenvoudige manier toch hun geld opstrijken. But that’s not fair. Dat is vals spelen. Ik gaf me ongeacht de omstandigheden altijd honderd procent en daarom waardeerden de supporters mij. Velen wilden dat ik in Nederland bleef, maar dat zag ik niet zitten. RBC is een mooie, gezellige club, maar vorig seizoen kozen ze voor de verkeerde spelers.”

Terugkeer naar België

Na vier jaar verdwenen te zijn uit het gezichtsveld van de modale Belgische voetbalfan, keert Eboutje nu terug naar waar het allemaal voor hem begon. België. Het land waar hij zijn eerste stappen zette in het Europese profvoetbal, waar hij zijn vriendin Inge leerde kennen, waar hij zo lang woonde, ook toen hij in Nederland voetbalde. “Ik miste België”, geeft Sillah toe. “Al mijn vrienden wonen hier. I’m used to living here. It’s my country.”

Bij FC Brussels moet hij voor acties zorgen en gevaar creëren, maar vanuit welke positie ? “In feite wil ik vanaf nu enkel nog achter de spitsen opereren”, zegt de Afrikaanse linkspoot stellig. “Er is meer ruimte en ik krijg vaker de bal. Op de flank zie je veel te weinig ballen. And I like the ball ! Bij RBC speelde ik als linkerflank, maar ik kreeg van de coach een soort vrije rol. Ik ben geëvolueerd als voetballer. Vroeger dacht ik enkel aan het offensieve, na een actie bleef ik staan. Nu verdedig ik veel meer mee. En ik oefende veel op mijn schot. Dat was vroeger veel te slap, maar nu kan ik zeggen dat ik een goede traptechniek bezit. Bij RBC nam ik bijvoorbeeld alle vrije trappen en hoekschoppen voor mijn rekening.”

Sillah beseft dat een zware druk op zijn schouders rust. Zijn dribbels moeten Brussels in de eerste klasse houden. Sillah is zich bewust van de moeilijke campagne die in het verschiet ligt. “Dit Brussels is een heel jonge groep met kwaliteiten. Al vrees ik dat ze misschien wat ervaring te kort zullen komen tijdens het kampioenschap.”

Nu ja, met Sillah in de rangen zijn de zes punten tegen Club Brugge al in the pocket. Eboutje lacht zijn tanden bloot : “Ik ken nog een paar jongens … Philippe Clement, Birger Maertens en Olivier De Cock. Ik kijk er al naar uit !”

MATTHIAS STOCKMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content