Voetballen, Gert Claessens kan het eindelijk weer bij Racing Genk. ‘Maar ik leef liever wat op de achtergrond.’ Ergens tussen verlangen en weemoed.

Na wat hij er in de tweede helft van vorig seizoen bij Genk maar van terecht bracht, leek vertrekken tijdens de zomerstop nog het beste voor GertClaessens. Maar veel tijd om daarover te piekeren kreeg hij niet, want nauwelijks was RenéVandereycken er trainer of hij bleek na het vertrek van Didier Zokora in Claessens een nieuwe centrale verdediger te zien. En kijk, Gert Claessens leeft weer helemaal op. “Er is drie weken na vorig seizoen een gesprek geweest met de club waarin een aantal zaken zijn uitgeklaard.”

Wat lag er precies op je lever ?

Gert Claessens : “Ik ben daar naar buiten uit nooit in detail op ingegaan. Maar er waren een paar dingen gebeurd die het mij hier van in het begin iets te moeilijk gemaakt hebben. Zoals het feit dat ik niet op de positie kon spelen waarvoor ik naar hier gekomen ben bijvoorbeeld. Er was mij in feite beloofd – voor zoverre dat kan natuurlijk – dat ik heel kort bij de spitsen mocht spelen, omdat ik op die positie toch mijn sterkste periode kende. Maar de ploeg draaide niet goed en ik speelde op den duur meer als verdedigende middenvelder áchter BerndThijs. Los daarvan weet ik ook dat er van de zes, zeven wedstrijden die ik meedeed slechts twee of drie goed waren – wat te weinig is. Maar je hebt altijd een aanpassing nodig en de druk was enorm groot. Je kwam in een ploeg die het al anderhalf jaar heel moeilijk had en ook al heb ik van in het begin aangegeven dat ik niet het nummer tien was, je hoorde altijd over Skoko, Skoko en nog eens Skoko. Terwijl je de ene speler niet met de andere kan vergelijken. Dat stempel van ‘het is geen Skoko’ ben ik altijd blijven meedragen. Maar ja, kritiek is ook een onderdeel van het voetbal, natuurlijk. Daar leef ik al veertien jaar mee ( lachje). Maar anderzijds heb ik ook nooit het gevoel gekregen dat ik wat in bescherming werd genomen. Ik miste de steun die ik nodig had.”

Wat had je dan verwacht ?

“Het is niet zo dat de trainer je volledig moet beschermen – met iemand van 31 jaar moet je dat niet meer doen – maar ik voelde van de andere kant ook niet de steun van Sef. Wat je als voetballer nochtans wel eens nodig hebt. Dat zijn dingen die het moeilijk maakten. Ik kreeg na twee, drie weken toch het gevoel dat hij misschien niet honderd procent achter mijn aankoop stond. Als je nadien alles eens op een rijtje gaat zetten, besef je wat er aan de hand is geweest. Het sportieve staat voor de club altijd voorop, maar je moet je als mens ook goed voelen in een club om prestaties te leveren. Plus dat ik misschien niet de kwaliteiten had om op die positie mensen te bekoren. Je belandt dan in een vicieuze cirkel. Ik voelde mij hier daardoor drie, vier, vijf maanden helemaal niet goed. Toen er dan nog blessures bovenop kwamen, kon ik maar weinig meer spelen.”

Je werd soms verweten blessures te veinzen.

“Ja ( lachje), maar van de andere kant denk ik dan : als er niet over je gepraat wordt, is het ook maar niks. Laat de sportwereld zijn gang maar gaan. Ik trek er straks al vijftien jaar in op en ik zal mogen zeggen dat ik een mooie carrière heb gehad.”

Ben je wel hard genoeg voor jezelf ?

“Die kritiek vernam ik hier ook vorig seizoen, maar ik heb natuurlijk mijn lengte en tien jaar geleden is mijn voorste kruisband afgescheurd. Af en toe duikt er dan wel eens iets op dat niet zelden uit je onderrug voortkomt. Trouwens, bij mijn kuitblessure bleek achteraf dat ik het flubiet had, dat er een bloedklonter zat. Ik heb altijd voor mezelf geweten waar de grens ligt en ik heb de laatste jaren meermaals ervaren dat ik rugpijn kreeg als ik bij een blessure toch doorging, omdat je anders gaat lopen. Ik bedoel : wat is dan goed doen ?”

Edward Sturing, de trainer van Vitesse, had voor iemand met jouw ervaring verwacht dat je meer leiderschap zou tonen.

“Maar ik heb dat nooit in mij gehad. Nu ook niet. Ik probeer zeker in de wedstrijden wel wat te sturen, maar een groep op sleeptouw nemen, zo ben ik niet. Ook de zin en de kwaliteiten om trainer te worden na mijn carrière zijn er helemaal niet. Ik ben daar de mens niet voor. Ik leef liever wat op de achtergrond.”

Hoe groot was de stap naar Nederland, waar eerder het tegendeel wordt verwacht ?

“Ik heb daar als mens veel bijgeleerd. Het is een heel andere mentaliteit, waar ik toch wat mondiger door geworden ben, want vroeger was ik nog stiller. BobPeeters was daar toen ook en die is iets minder stil ( lachje). Hij heeft mij geïntroduceerd in de groep en in de eerste wedstrijd, voor de Amstel Cup, scoorde ik al. Dan verloopt het allemaal veel vlotter. Ik kende er drie fantastische jaren. Maar op het moment dat ik naar Oviedo vertrok, begon ik pas echt te beseffen dat het elk voor zich is en je niet over je heen mag laten lopen.”

Zeker als je daar dan te horen krijgt dat je vader is verongelukt.

“Ja, ik kreeg telefoon dat hij achterover van een dak gevallen was. Mijn broer was net bij mij in Spanje en toen we ’s anderendaags in België toekwamen, lag hij al in coma. Vijf dagen later is hij gestorven. Mijn vader was ook een stil iemand. Hij ging bijvoorbeeld heel veel fietsen en als ik nu een wielertoerist zie rijden, vraag ik me onbewust nog altijd af : is híj het niet ? Elke wedstrijd en ook als ik scoor, denk ik nog aan hem. Die herinnering blijft elke dag. Zeker omdat je in de sport zoveel meemaakt, anders dan wanneer je achter een bureau zit. Het leven gaat verder en je neemt daar afstand van, maar zeker bij de mooie momenten denk je daar nog aan. Zijn overlijden is een wending in mijn leven geweest. Ik weet nog toen ik naar Spanje ging dat ik binnenkwam en zei dat de transfer rond was. Hij wenste me proficiat, maar begon ook gelijk te wenen. ‘Je gaat weg, jongen… ‘ Dat blijven toch speciale herinneringen. Fier was hij ook wel, al liet hij dat mij nooit blijken. Maar iemand die van je achtste je persoonlijke begeleider is geweest, zeg maar, raak je dan in één keer kwijt. Ook al heb je een hechte band met de rest van je familie, je komt als voetballer ineens helemaal alleen te staan, je moet echt voor jezelf gaan opkomen. Ik denk dat ik daarin zeker gegroeid ben. Van je af bijten, op je eigen benen staan…”

Heb je wat dat betreft bij Oviedo toch niet de kans gemist om je carrière definitief een andere wending te geven. Je had ondanks alles ook kunnen zeggen : ik blijf. Maar je bent naar Vitesse gevlucht, om het zo te zeggen.

“Ja, ik ben daar echt naartoe gevlucht, zo mag je het stellen, puur omdat ik er helemaal doorheen zat. Voor mij is dat de grote draai in mijn carrière geweest. Alles was perfect die eerste drie maanden, ik speelde, en dan gebeurt zoiets… Ik stond daar als mens gewoon nog niet boven toen. Ik heb daarna in Spanje een periode héél hard getraind, gevochten om weer in de eerste ploeg te kunnen komen, tot ik in januari een helft goed kon meespelen. Daar haal je dan mentale kracht uit. Maar de woensdag daarop val ik met een hielblessure uit en moest ik geopereerd geworden… Toen wist ik voor mezelf dat het heel moeilijk ging worden om daar te blijven.”

Je speelde al eens eerder voor Genk. Waar plaats je de club toen en nu in je carrière ?

“Genk is gewoon heel belangrijk voor mij. Met Foguenne en Renier had Gerets destijds in Luik al twee linksvoetigen en raakte ik, geopereerd aan de buikspieren en met virusinfectie, drie maanden aan de kant. Ik moest weg en ik was zo goed als rond met Tongeren, in tweede klasse, tot PierJanssen me naar Genk haalde. Na drie of vier wedstrijden kreeg PeterFieber rood en ben ik er als linksback nooit meer uit gegaan. Genk is de ploeg die mij op twintigjarige leeftijd nog een kans heeft gegeven en mijn vader – we woonden hier vlakbij – heeft mijn carrière hier zien beginnen.

“Nu wil ik hier absoluut nog een prijs pakken. Vorig seizoen had ik pas tweeëneenhalf jaar bijgetekend in Vitesse, dat in een heel moeilijke periode zat, toen Genk mij wou. We hebben intertoto gespeeld – wat in veel ogen maar voorbereidingswedstrijden lijken – maar je hebt toch weer het gevoel gehad van een Europese campagne. Bulgarije, Dortmund, Portugal… Daar verlang je als speler toch naar. Als ploeg moet die intertoto je een gevoel geven dat het leuk is om doen. Zeker omdat je met een jonge groep zit, met spelers die daar voor de eerste keer mee geconfronteerd worden.”

Van René Vandereycken wordt altijd gezegd dat hij professioneel en verrassend is. Hoe ervaren jullie dat als spelers ?

“Voor mij is hij een heel rustige trainer, die héél goed weet wat hij wil en details zijn misschien wel het belangrijkste. Balaannames, de manier van vrijlopen, altijd geconcentreerd bezig zijn en inworpen, daar wordt op training bijvoorbeeeld veel aandacht aan besteed. Soms is hij verrassend, maar als je er verder op doordenkt, staat hij gewoon meer stil bij dingen, is het eigenlijk meer logisch dan verrassend.”

Zoals Gert Claessens centraal in de verdediging opstellen.

“Het eerste moment dat hij mij daarover sprak, sloeg mijn hart precies toch even over ( lacht). Oei, wat gebeurt hier, dacht ik. Ik vroeg mij af of ik dat wel zou kunnen. Maar hij heeft mij heel rustig laten groeien.”

Philippe Saint-Jean noemt je een moderne spelmaker achterin, wat ook in de visie van Vandereycken past. Voor hem kan bij wijze van spreken de rechtsachter spelmaker zijn, zolang die maar op de juiste momenten doorschuift en de goeie pass geeft.

“Dat uitvoetballen is iets wat absoluut nog kan verbeteren, zeker als je meer gaat samenspelen. Als je kan doorschuiven, als de automatismen komen en de verdedigende middenvelder ruimte maakt, moet dat groeien. Nu hebben we nog maar een paar wedstrijden gespeeld met Justice ( Wamfor, nvdr) en Seyfo (Soley, nvdr). Maar verdedigend staan we er wel al. We geven heel weinig kansen weg, zowel in de voorbereiding als in de competitie. Wat ook de verdienste van de spitsen is, die de tegenstander goed storen in de opbouw. Als we de tegenstander kunnen dwingen tot de lange bal, zijn we daar met ons verdedigend blok kopbalsterk genoeg voor.”

Die lange bal zie je overigens ook geregeld bij Genk zelf opduiken.

“Ja, zeker in Brussels was het heel moeilijk voetballen : stroef veld, lang gras. Op de momenten dat we het toch probeerden, zag je dat we tegen de lamp hadden kunnen lopen. Daarom vroeg de trainer om wat meer met de lange bal te spelen. Tegen Moeskroen moesten we het uit noodzaak ook doen. Iedereen was moe en de beweging was veel minder, waardoor we te weinig voetbalden.”

Waarom scoren jullie zo moeilijk ?

“Daar kampen we al de hele voorbereiding mee, hoewel we al heel veel kansen afdwongen. Maar het is zoals de trainer zegt : ‘Zouden we geen kansen meer afdwingen, we zouden in veel viezere papieren zitten. ‘ Het is alleen frustrerend voor de jongens die vooraan staan, want dat zij ‘niet kunnen scoren’ begint natuurlijk een eigen leven te leiden. Daarom zou het eens goed zijn om twee, drie doelpunten te maken in één wedstrijd. Het is niet zozeer een spitsenprobleem – ze kunnen hun instinct niet verloren zijn maar een ploegprobleem.”

Kan je de spitsen op de juiste manier aanspelen met twee in de eerste plaats recupererende spelers als Seyfo en Wamfor op het middenveld ?

“Dat het een probleem is van aangespeeld worden, dat kan je niet stellen, want tegen Moeskroen bijvoorbeeld, kwamen we drie, vier keer alleen voor doel. Een ploeg waar Anderlecht zich toch ook op stuk heeft gelopen. Als je zoveel voor de keeper komt, heb je het niet slecht gedaan. Nu krijgen we er heel weinig tegen, maar gebeurt dat toch eens, dan wordt het heel moeilijk om te scoren, dan kom je in een lastig parket. Dus het is eerst optie om die nul te houden, want kansen komen er toch altijd.”

Jijzelf bent dan bij hoekschoppen ook gevaarlijk met het hoofd.

“Echt als kopbalsterk sta ik nu niet bekend, maar in Brugge heb ik er in een seizoen toch eens vijf of zes met het hoofd gescoord. Dat is iets wat je op den duur meer op ervaring begint te doen : in het geniep ergens opduiken. Bij hoekschoppen komt toch dat gevoel boven van waar je moet staan. Ik merk dat ik daar anders mee bezig ben dan een jonge speler. Meer als een spits, maar die hebben dat instinct al veel vroeger.”

Hoe zie je de komst van Orlando Engelaar, ook linksvoetig en polyvalent, terwijl er nog een linksvoetige verdediger wordt gezocht ?

“Ik maak me daar niet ongerust in. Niet dat ik het gevoel heb dat ik onmisbaar ben of zo, maar ik probeer elke week mijn wedstrijd te spelen en ik doe m’n best. Je hebt dat tot op zekere hoogte toch zelf niet in de hand. Ik herinner me dat Vandereycken na drie dagen zei : ‘Waarom moet je nu voor elke positie een dubbele bezetting hebben ?’ Hij had er, zei hij, maar achttien van doen, want als je een aantal polyvalente spelers op de bank hebt zitten, kom je even ver als met tweeëntwintig. Je kan er maar zes op de bank zetten, dus als de linksback uitvalt, dan sta je daar als die toevallig niet op de bank zit. Engelaar is heel balvast, dat heb ik op de eerste training al gemerkt. Hij heeft al op vier, vijf posities gespeeld, dat kan in eerste instantie de ploeg alleen maar ten goede komen. De trainer heeft ook al meermaals aangegeven dat de bezetting zoals ze nu is niet elke week dezelfde gaat zijn en hij bepaalt wie speelt. Er zit in ieder geval schwung, overgave en spelvreugde in.”

Ook twee weken geleden, toen jullie een reclamespotje inzongen voor Jupiler ?

“( Lacht.) Limburgers moeten dat naar het schijnt normaal goed kunnen, zingen, maar ík kan het in ieder geval niet. Ik hoop dat dat filmpje niet te veel verspreid raakt, want het was nu niet bepaald een topper ( lacht).”

door Raoul De Groote

‘Ik leef liever wat op de achtergrond.’

‘Ik heb altijd voor mezelf geweten waar de grens ligt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content