‘Als Lars Boom in Pijnacker twintig meter op mij pakt, dan denk ik: nu mag ik hier dood van mijne velo vallen, maar die gaat hier van mij niet verder aanrijden.’ Zes weken gedwongen rust konden het heilige vuur bij Niels Albert niet blussen. Integendeel.

Tien minuten te laat komt Niels Albert aansjokken met een vervaarlijk overhellende camionette. “Ja, sorry, er zit twee ton parket voor mijn nieuw huis achterin en ik durfde niet harder dan 40 per uur. Wacht, ik zal jullie langs de voordeur binnenlaten, vanachter ligt rommel en dat vind ons ma onbeleefd.” Spontaniteit verpakt in een grote doos realiteitszin, dat is Niels Albert ten voeten uit.

Geheel trouw aan zijn temperamentvolle karakter kwam de 22-jarige Albert begin vorig jaar met een luide knal over naar de profs. Nadat hij de voorlopig laatste leemte in zijn palmares aanzuiverde met een wereldtitel bij de beloften, veroverde Albert met een indrukwekkend eindoffensief de Kempen. Lille, Hoogstraten, Vorselaar en Oostmalle gingen in twee weekends voor de bijl. Dit seizoen ging Albert door op zijn elan. Half november had hij al Erpe-Mere, Zonhoven, Ardooie, de wereldbeker van Tabor en de Superprestige van Veghel-Eerde aan zijn triomfen toegevoegd. Een kwalijke val in Asper-Gavere zette zijn steile opgang even op pauze, maar na zes weken gedwongen rust sloot Albert alweer aan bij de top van het crosspeloton en lijkt hij tegen alle verwachtingen in klaar voor het Belgisch kampioenschap van volgende zondag in Ruddervoorde. Hij won zondag met brio in Tervuren nadat hij op nieuwjaarsdag derde eindigde in Baal. Met een uitspraak dat hij op het WK eventueel liever een ploegmaat ziet winnen dan een landgenoot, zorgde hij pal na zijn wederoptreden voor veel commotie. Het typeert Niels Albert. Hij is rechtuit en rechtaan.

Met die valpartij, waarbij hij zijn milt scheurde, had het veel erger kunnen aflopen voor Niels Albert, maar zo ziet hij dat zelf niet. “Niks geluk bij een ongeluk, voor mij blijft het één groot ongeluk. Omdat ik voor de eerste keer het gevoel had dat ik écht zou doorbreken, dat ik een heel jaar top kon zijn, dat ik elke cross op het podium kon staan, dat ik in bepaalde wedstrijden zo goed zou zijn dat ik het verschil kon maken waar en hoe ik wou. En dat kan ik dit seizoen niet meer laten zien. Zelfs al win ik nog crossen, dan zal het zijn doordat ik bepaalde omstandigheden mee heb: een goede dag op de goede moment, geen stukken, niet vallen, een foutje van de anderen.” En dat zint de geboren winnaar hoegenaamd niet. “Ik win graag met verschil. Ik wil zelf de forcing voeren.”

Laten we beginnen bij het keerpunt van dit seizoen: de val. Hoe gebeurde die precies?

Niels Albert: “Ik was mijn banden aan het kiezen tijdens de opwarming, samen met Christoph en Kris, mijn mecaniekers. Boven in de materiaalpost stop ik nog: ‘Dit zal het zijn, ik rij gemakkelijk, ik maak deze toer nog verder af en dan kom ik binnen.’ Vervolgens reed ik de afdaling en ik ben nooit meer boven gekomen. Ja, met de brancard ( lacht).

“In de afdaling waren er allemaal gootjes die zo’n beetje schuin uitgereden waren. Ik sukkel daarin, mijn fiets schuift naar links, ik wil mijn voet zetten en terwijl ik dat doe, rem ik een beetje bij. Daardoor word ik voorwaarts over mijn fiets gekatapulteerd, en ik kom met mijn linkerflank, zonder mijn handen te zetten, tegen de onderkant van een dikke boom terecht. Kussens stonden er niet tegen, die hebben ze pas achteraf gezet.”

Wist je meteen: dit is mis?

“Ik voelde meteen dat het over was voor die dag, ik had alleen niet gedacht dat het voor zo lang zou zijn. Toen ik viel, kreeg ik een enorme klop op mijn borstkas. De eerste vijftien, twintig seconden lag ik in een bolleke op de grond, en ik kreeg geen lucht. Ik kon alleen maar uitademen ( doet piepende ademhaling na). Ik heb dat vroeger met de bmx al eens voorgehad, dus ik panikeerde niet. Ik wist: als ik stillekes aan probeer te ademen, gaat dat terug open.”

Je liet je door de ambulanciers eerst nog naar je mobilhome brengen. Waarom?

“Omdat ik van plan was om nog te starten. Ik dacht: dat zal dadelijk wel beteren. Er is nog een dokter van de koers bij mij geweest – hij kwam juist uit de vip en rook naar de alcohol. Die duwde even op mijn ribben en zei: ‘Probeer dadelijk wat op de rollen te rijden en vertrek maar. ‘ Maar die ambulanciersters hadden al eens zo’n geval meegemaakt en omdat ik nog altijd zo bleek was, bleven ze zitten om mij een beetje in het oog te houden. Die waren er niet gerust in.

“Op een bepaald moment moest ik naar het toilet en toen ik rechtstond, ging ik bijna tegen de grond. Ik heb een paar minuten op het toilet gezeten met mijn hoofd in mijn handen: wat ga ik nu doen? Toen ik buitenkwam, hoorde ik de ambulanciersters praten tegen mijn vriendin: dat ziet er eigenlijk niet goed uit. Ik heb iedereen samengeroepen en gezegd dat ik niet zou starten. Zodra ik uit de mobilhome stapte, voelde ik ook wel dat het niet meer ging. Het was zelfs al te veel dat ik me een beetje moest bukken. En even later lig je in de ambulance.”

Op de ziekenkas

Je werd naar het UZ Gent gebracht, en daar was de diagnose hard.

“Zelf dacht ik aan gebroken ribben, maar toen kwamen ze zeggen dat mijn milt gescheurd was. ‘Hoe lang ben ik dan out?’, vroeg ik. ‘Een week of zo?’ Neen, zes tot acht weken. Dat is precies alsof ze met een hamer op je hoofd slaan. Amai. ( stil) Ik ging een auto kopen. Ik vind het super dat ik een gesponsorde wagen krijg van de ploeg, maar het is niet altijd even aangenaam om in een auto te rijden waar je naam groot op staat. Daarom wou ik graag een eigen auto. Het moest geen dikke bak zijn, geen BMW ofzo. Maar dat zit er nu niet meer in.”

Wat heeft het ongeval je gekost aan gemiste inkomsten?

“Hoeveel precies, dat zeg ik liever niet, maar het is een smak geld. Ik had waarschijnlijk een paar crossen gewonnen, mijn startgelden gehad. Ik was leider in de UCI-stand, ik was medeleider in de Superprestige, ik was derde in de Trofee Gazet Van Antwerpen en met het uitvallen van Lars ( Boom, die een tijdje ziek was, nvdr) was ik daar ook kort geweest. Nu, ik had gelukkig mijn loon nog. Bij Palmans-Cras hadden ze me net zo goed op de ziekenkas kunnen zetten. Ik ben blij dat ze dat niet gedaan hebben, dat getuigt van respect.”

Terug naar het UZ Gent. Wat was er precies aan de hand met je milt?

“Rond je milt zit een soort vlies. Als dat echt doorgescheurd is, heb je een spuitende milt en moeten ze die meteen verwijderen. Bij mij zat er een heel klein scheurtje in, waardoor bloed sijpelde. Dat bloed stolt en vormt een soort korst. Het gevaar de eerste zes weken is dat je daar terug op valt, dat die korst eraf schiet en dat je milt verder scheurt. Bovendien zit de scheur bij mij vlak bij de hoofdslagader. Een paar centimeter verder en je hebt een heel ander verhaal. Dokter Toon Claes heeft me verteld dat je dan binnen het anderhalf uur op de operatietafel moet liggen of je kan het niet meer navertellen.”

Ben je ooit echt bang ge-weest?

“( denkt na) Neen. Toen ze me vertelden dat ik nog een nacht langer op intensieve moest blijven omdat de bloeding nog niet gestopt was, heb ik wel slecht geslapen omdat ik ongerust was. Maar echt schrik om te sterven ofzo, dat niet. Ik had er wel vertrouwen in. Ik voelde me eigenlijk niet slecht. Als ik onder de pijnstillers zat, tenminste ( lacht).”

Heb je veel pijn gehad?

“Ik heb een paar dagen serieus afgezien. In Gent wisten ze niet dat ik twee gebroken ribben had en kreeg ik navenant heel weinig pijnstillers. Ze dachten dat die pijn van mijn gezwollen milt kwam die tegen mijn middenrif duwde. Daar zitten heel veel zenuwen en dat straalt dan uit naar je rug. Telkens ik inademde, was het precies alsof ze met naalden in mijn rug prikten. In en uit, in en uit. Daar word je dus knettergek van. Doordat ik niet goed kon doorademen kwam er vocht op mijn longen en kreeg ik een longontsteking. Dan begin je te hoesten met die gebroken ribben en dat is helemaal een ramp.

“Toen ik overgebracht werd naar het ziekenhuis van Herentals hebben ze me meteen verder onderzocht. Die dokters kennen mij vrij goed. Ik ben niet iemand die snel zegt: het doet pijn, geef maar een Dafalgan. Ik moet de pijn ook kunnen voelen. Ik zal altijd een paar uur te lang wachten om pijnstillers te nemen, zodat ik een beetje het besef heb of het beter wordt of niet. In het ziekenhuis brachten ze ’s middags mijn pijnstillers bij het eten, maar dan zette ik die apart. Tegen drie uur in de namiddag kwamen ze nog eens kijken en stonden die pilletjes er nog. ‘Ja, het gaat, het gaat’, zei ik dan. Tegen vier, vijf uur kwam mijn vriendin Ellen, tegen zes uur was ik moe en dan ineens: pang, terug in de realiteit.”

Je hebt veel steun gehad aan je vriendin.

“Ellen kan soms een kwaaie zijn, dat ik denk: als ik nu een kanon had, dan schoot ik ze los naar de maan ( lacht). Maar ik kan er niet kwaad op zijn, want aan haar kan ik alles vragen. Nu met mijn ongeval ook. Ze kon even goed denken: ik zal na mijn werk wel eens in Gent passeren. Neen, ze heeft haar verlof opgepakt en kwam ’s middags rechtstreeks van haar werk naar Gent om daar tot negen uur te zitten. Ellen relativeert ook alles. Zij is diegene die tegen mij zegt: wat minder kan ook, je bent hier niet de macho, doe maar gewoon.”

Krachtpatser

Je had tijd om heel wat crossen live op tv te bekijken. Iets geleerd?

“Neen, want je bent er niet. Je weet niet hoe snel ze rijden. Ik kan me alleen maar voorstellen dat ik in veel van die crossen had meegedaan om te winnen. Dat weet ik zeker. Er zijn crossen bij die ik er zo kan uithalen.”

Welke?

“Hasselt. Koksijde. Gieten. Die drie crossen al zeker. Ik was écht gebrand op die cross van Koksijde. Het was mijn doel om daar in mijn wereldbekertrui te starten en te winnen. Dat is de enige cross waarbij ik op tafel geslagen heb van frustratie, zeker als je het koersverloop ziet.”

Erwin Vervecken die tegen alle verwachtingen in wint.

Voilà. Ik ga me daar niet over uitspreken. ( lacht) Ik heb daaruit geleerd, van dingen uit te spreken.”

Zoals toen je vlak voor je ongeval in Humo zei dat iedereen met twee opgepompte banden de Tour kan uitrijden?

“Ik ga daar niks meer over zeggen, de storm is nu eindelijk gaan liggen.”

Zou je zelf ooit durven overstappen naar de weg?

“Als de cross echt in een gat valt: ja. Als ik dan in een ploeg terechtkwam waar je de Tour of de Vuelta kan rijden, zou ik niet twijfelen. Voor de ervaring alleen al. Maar ik denk dat ik meer een eendagscoureur zou zijn dan een ronderenner.”

Je kan nochtans goed tijdrijden.

“Ik heb Jan Bakelants ooit geklopt in de tijdrit in de Ronde van Luik, met negen of tien seconden. Zelf zat ik toen in mijn zomerperiode, terwijl die mannen in volle voorbereiding zaten op het WK.”

Wielrennen op de weg is een grotere wereld dan het veldrijden.

“Internationaler. Je komt overal. Ik denk dat Lars daarom ook voor de weg kiest. ( voorzichtig) Persoonlijk vind ik hem op de weg veel beter dan in het veld. Technisch komt hij volgens mij ietsje tekort om echt een topper te worden in álle crossen. Het is een krachtpatser, dat zie je gewoon als hij aanzet.”

1400 watt in de start, zegt zijn trainer Louis Delahaije.

“In die wattages wordt soms ook wel overdreven. Als ik ze hoor zeggen: ze trekken hier op met een wattage van 1200, dan denk ik: weten jullie wel goed wat dat is? Hebben jullie dat ooit al eens gedeven? Als je je Tacx instelt op 1200 watt en je moet van stilstand vertrekken, die pedal krijg je niet weg, zulle. Als je testen doet op de rollen, en je gaat tot 500, 550 watt, dan ben je op de weg een dikke coureur. Doe daar nog eens 700 watt bij. Weet je wat dat ís?”

Maar ook zonder die cijfers heb je wel bewondering voor wat Boom soms laat zien?

“Natuurlijk, het ís ook indrukwekkend. Als hij goed is, tenminste. Dan moet je je stuur vasthouden, anders lig je eraf. ( lacht) Als je dan een beetje zit te slapen en hij trekt in gang, dan moet je een halve toer alles uit de kas halen om dat dicht te krijgen. We weten dat, op dat gebied is hij de explosiefste van allemaal.”

Prullen en trullen

Wat is jouw sterkste punt?

“Ik weet het niet, dat moet je aan anderen vragen. Geen idee.”

Er moet toch iets zijn waarmee je het verschil maakt.

“Misschien dan vooral mijn doorzettingsvermogen. Als Lars in Pijnacker twintig meter op mij pakt, dan denk ik: nu mag ik hier dood van mijne velo vallen, maar die gaat hier van mij niet verder aanrijden.”

Je hebt dit jaar op twee maanden tijd vijf crossen gewonnen in een deelnemersveld met Sven Nys en Lars Boom. Misschien moet je jezelf toch meer eer durven te gunnen dan ‘doorzettingsvermogen’.

“Als ik goed ben, kan ik een uur aan een stuk zo’n hoog tempo rijden dat het voor de meesten te lastig is. Dat ook wel.”

Sven Nys zegt dat jouw manier van koersen hem aan zichzelf doet denken toen hij jong was. Hij zegt ook dat hij intussen heeft ingezien dat je die stijl geen heel seizoen kan volhouden.

“Ik weet dat niet. Misschien had ik dit jaar meer crossen gewonnen als ik langer gewacht had om het tempo op te drijven. Alleen denk ik op dit ogenblik nog vaak: als ik de koers van in het begin hard maak, ben ik zeker.”

Je doet het dus vanuit een soort onzekerheid?

“Misschien wel. Ik ben iemand die niet moet wachten op de sprint, en in die laatste twee rondes krijg ik misschien al wat meer schrik dat ik ze niet kwijtraak. Maar daar lig ik nu niet van wakker. Ik zal op die manier nog crossen moeten winnen dit jaar, met te wachten en te prullen en te trullen. Ik zie mezelf dit jaar niet meer een uur aan een stuk uitpakken in een cross. Dat doet pijn, maar het enige wat ik nu nog wil, is dat mijn supporters een mooi afscheid krijgen dit seizoen. Van die kampioenschappen lig ik nu niet wakker, ik wil voor een derde jaar op rij winnen in Oostmalle. ( geheimzinnig lachje) Als me dat lukt, dan gaat er voor alle toeschouwers iets plezants gebeuren.”

Stijf bevroren

Per 1 januari rij je bij een nieuwe ploeg, BKCP-Powerplus. Was het oorspronkelijk niet de bedoeling dat je samen met Sven Nys in een nieuw team zou rijden bij Golazo?

“Dat is afgesprongen toen Sven tekende bij Landbouwkrediet. Ik weet niet waarom dat zo gelopen is, maar ik ben er niet kwaad om. Bekijk de aanvang van het seizoen: in Kalmthout waren we met twee vooruit, in Ruddervoorde heb ik alleen het gat toegereden op Sven, in Tabor reed ik weg en probeerde hij achter mij te demarreren. Dat had al voor veel problemen kunnen zorgen, dus ik ben op die manier wel blij dat het niet kon doorgaan. Los daarvan blijf ik ervan overtuigd dat ik heel veel van hem had kunnen leren.”

Ben jij niet te veel winnaar om samen met Nys in een ploeg te zitten?

“Ik zou nóóit of nóóit de koers aan Sven geven als we met twee moesten weg zijn.”

Dat zou misschien wel van jou verwacht worden als je samen in een ploeg zit.

“Dan doe ik het nog niet. Dan moeten ze me maar ontslagen. Nooit. Ik geef geen koers weg.”

Je kreeg ook een aanbod van Sunweb, die je naar verluidt meer geld boden dan wat je nu krijgt bij BKCP-Powerplus.

“Ik weet dat het bij Sunweb allemaal perfect geregeld is, maar ik heb met mijn manager een goede vertrouwensband en het ligt meer in mijn aard om zo te werken. Na de perikelen met Golazo kwam Christoph ( Roodhooft, zijn manager, nvdr) met het idee om zelf sponsors te zoeken en een eigen ploeg te beginnen. Dat was redelijk snel in orde, maar toen kwam de crisis en sprongen er heel veel contacten af. Maar bij BKCP – Beroepskrediet-Crédit professionel, de vroegere Kredietbank – geloofden ze erin. Ik krijg nu het materiaal dat ik wil, een grote camper, een auto, tankkaart, …” Ik moet alleen aan het sportieve denken.”

Mijn pa

Heb je nog contact gehad met je vader na je ongeval?

“Neen, gemeden. Hij heeft mij een paar keer proberen te bellen, maar voor mij is dat verhaal afgelopen, hoe cru het ook kan klinken. Mijn ouders zijn aan het scheiden, en bij mij stond de deur voor hem altijd nog een beetje open. Hij heeft dingen fout gedaan, maar hij bleef mijn pa. Ik was de enige die er nog kwam, die af en toe eens belde. Maar sinds een bepaald voorval is het voor mij ook gedaan. Je kan lang met iemand zijn voeten spelen, maar op een gegeven moment zit de emmer vol. Ook al is dat laatste druppelke een heel stoem druppelke, de emmer loopt wel over.”

Kost die hele zaak met je vader je niet ontzettend veel energie?

“Dat kost mij niks. Dat zijn twee kamers in mijn hoofd en van die kamer is de deur over het algemeen dicht. Hoe je het ook draait of keert, mijn ma zal nooit iets tekortkomen. Ik ben over het algemeen gierig voor mezelf, maar gul voor een ander. Ik heb nu veel geld verloren met mijn ongeval, maar dat geld maakt mij niet gelukkig. Ik heb ook nog nooit geprofiteerd van mijn bekendheid in een meubelzaak of zo. Ik betaal liever de volle pot voor mijn auto of salon dan dat ik achteraf moet horen: we hebben opendeurdag, kan je eens komen?

“Ik koers niet omdat ik daar veel geld mee verdien, ik doe het gewoon omdat ik dat echt graag doe. Hoe stom het ook mag klinken, ik zit er niks mee in om twee uur door de regen te rijden. Ik rij echt graag met de fiets! En toevallig kan ik ook rap rijden. Ik had evengoed graag gelopen of ballet gedaan, en dan verdiende ik daar niks mee. Maar ik zou het even graag gedaan hebben.” S

door loes geuens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content