Kevin Seeldraeyers woont en traint in het vlakke Sint-Amands, maar meet zich dezer dagen met de betere klimmers in de loodzware Giro d’Italia. ‘Ik mik op een goed klassement, maar een renner die

met zekerheid presteert, ben ik nog lang niet.’

Je moet het de Giro-organisatoren nageven: ze weten er altijd een interessant soepje van te brouwen. Waar de Tour de France meestal kiest voor een vlakke (en saaie) openingsweek, gooide de Ronde van Italië ook dit jaar van in het begin weer alle remmen los. De favorieten konden maar beter wakker zijn.

Een favoriet zullen we hem niet noemen, maar Kevin Seeldraeyers is in elk geval wel met steile ambities naar Italië getrokken. De jonge Belg van Quick-Step, amper 22, wordt uitgespeeld als ploegkopman. “Ik ga voluit voor een goed klassement”, zegt de klimmer uit Sint-Amands zelfbewust. “Dat is ambitieus, maar je moet ambitieus zijn in het leven. Ik weet dat de tegenstand sterk is – Lance Armstrong, Ivan Basso en Carlos Sastre zijn geen pannenkoeken – maar is dat een reden om bang te zijn? Ik moet durven, ik heb er de leeftijd voor. Wat ik een goed klassement vind? Pak om te beginnen maar top twintig, dat is voor iemand van 22 jaar al moeilijk genoeg.”

Hoe wordt iemand uit het platte Sint-Amands bij Bornem klimmer? Waar train jij?

“Meestal gewoon in mijn thuisstreek. De basis van goed klimmen is nog altijd goed fietsen, en dat kun je op het vlakke evengoed onderhouden. Af en toe maak ik een trip naar het buitenland om de benen bergop te testen.”

Bondscoach Carlo Bomans vindt dat jij zo snel mogelijk naar het buitenland moet verhuizen. Een klimmer die zelden bergen ziet, dat kan volgens hem niet.

“Tja, ik ga het eerst toch een aantal jaren zo proberen. Het is ook niet dat ik momenteel schatten verdien en een appartement kopen in het zuiden is toch een hele investering.”

Beginnersgeluk

Hoeveel kom je nog te kort tegen de betere klimmers?

“Toch nog vrij veel. In Parijs-Nice kon ik perfect voorspellen wanneer ze zouden demarreren, maar reageren zat er gewoon niet in. Dan weet je hoe laat het is. Als Alberto Contador ging, dan kon ik alleen maar bewonderend kijken terwijl hij voorbijvloog. En dat was dan nog geeneens op de superzware bergen zoals je in de Tour vindt. Met de anderen was het verschil niet zo heel groot, hier en daar eens veertig seconden. Daar kon ik nog mee leven.

“In Parijs-Nice heb ik verstandig, economisch gekoerst. Nochtans is dat eigenlijk tegen mijn natuur. Bij de jeugd was ik zo ’n typisch aanvallerstype: verstand op nul zetten en gáán. Als prof heb ik dat moeten afleren, want anders rij je jezelf kapot. Bij de profs bestaat er maar één manier om een klassement te rijden: de favorieten in de gaten houden, zoveel mogelijk krachten sparen en dan telkens op de laatste klim zien hoever je mee kunt gaan. Eigenlijk is het heel simpel, ronderenner zijn.”

Er wordt nog altijd gesproken over een spectaculaire stunt die jij als belofterenner uithaalde in de Tour d’Isard.

Gianni Meersman, toen mijn ploeggenoot, droeg de leiderstrui voor de bergrit. Het plan was zijn trui te verdedigen, maar Gianni blokkeerde en de concurrenten sprongen weg. Toen ben ik van ver in de achtergrond vertrokken en heb ik ze één na één ingehaald en eraf gereden. Het was zo ’n dag dat alles lukt, ongelooflijk. Beginnersgeluk zeker? ( lacht)

“De eindzege heb ik toen nog laten liggen door te voorzichtig te zijn in een afdaling. Heel stom, ik was kwaad op mezelf. Maar ja, daar leer je uit.”

Bij de jeugd was je geen veelwinnaar.

“Da’s waar, ik denk dat ik er hoop en al vijf koersen won. Ik ben niet snel, ik weet dat ik bijna zeker alleen moet aankomen om te kunnen winnen. En dat is in het wielrennen het moeilijkste dat er bestaat. Ik moet het altijd tactisch proberen op te lossen.”

Ook in rittenkoersen kan het wel eens moeilijk worden voor jou, want tijdrijden is allerminst je specialiteit.

“Mijn tijdrit zal altijd een zwak punt blijven, maar het is wel al een stuk verbeterd tegenover vroeger. En nu ik het al wat beter kan, zie ik er ook minder tegenop. Dat alleen maakt eigenlijk al een heel verschil.”

Serieus genomen

Je kunt in de Giro alvast leren van de beste. Van ene Lance Armstrong bijvoorbeeld.

“Goed voor de koers, maar zelf lag ik eigenlijk niet wakker van zijn comeback. Koersidolen heb ik nooit gehad.”

Zou hij je kennen? Want je hebt wel indruk gemaakt in Parijs-Nice. Dat was ook in de buitenlandse pers te lezen.

“Om eerlijk te zijn, weet ik ook niet helemaal of dat wel terecht is. Vergeet niet dat ik geluk heb gehad in Parijs-Nice. De omstandigheden zaten mee, ik belandde in de juiste waaier. Wat als dat niet lukt? Dan word ik misschien dertigste en praat niemand over mij. Ik ben het type coureur dat al een goeie koers kan rijden, maar een renner die met zekerheid sowieso presteert, een echte topper dus, ben ik nog lang niet.”

Je zult toch wel wat kunnen. Veel renners van jouw leeftijd moeten nog prof worden. Jij bent nu al derdejaars.

“En daar pak ik een voorsprong, denk ik, want bij de profs wordt er helemaal anders gekoerst dan in de jeugdreeksen. Ik lees een wedstrijd al veel beter dan in het begin, je zult me niet gauw meer nodeloos krachten zien verspillen. Ander belangrijk voordeel: ik word al veel meer serieus genomen. Wie pas overkomt, moet zich nog bewijzen.”

Ben jij nu het rondetalent waar België al zo lang op zit te wachten?

“Goh, zou het voor mij niet heel arrogant zijn om dat te zeggen? Ik ga mijn best doen, meer kun je niet vragen. En ik ga bescheiden blijven, want schitteren in een grote ronde, dat is er maar weinigen gegeven. Als het er binnen de komende drie jaar niet van komt, dan moet ik er in ieder geval niet meer op hopen. Zo realistisch moet je zijn.” S

door jef van baelen – beelden: tim de waele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content