Zondag speelt Club Brugge een lekkere ouderwetse topper tegen Anderlecht. Clubspits Wesley Sonck is in de vorm van zijn (tweede) leven. ‘Eigen succes is plezant, maar belangrijker is wat de ploeg ervan bakt.’

In Limburg loopt dezer dagen een project rond schoonheid. In opdracht van de stad Genk vraagt kunstenaar en lesgever Willo Gonnissen aan alle inwoners naar een digitaal beeld als antwoord op de vraag: wat is schoonheid? En dat kan breed gaan, suggereert de auteur. Voor de ParisHiltonadepten onder ons is schoonheid misschien een Ferrari, voor anderen een doelpunt van Wesley Sonck. Gedurende een jaar wil Gonnissen alle beelden verzamelen. Daarna gaat hij er een boek mee samenstellen en er een filmische versie van maken, een groot kunstwerk dat wordt geëxposeerd in C-Mine.

Is een doelpunt van Wesley Sonck (30) kunst? Betrokkene heeft tijd te over om daarover te filosoferen, op het dagelijkse traject tussen Ninove en Brugge. In Brugge is het gedaan met de rust, daar wacht hem werk en labeur. Thuis is er sinds kort een derde wortel, want dat is de bijnaam van een Ninovieter. “Mijn dochter tennist, mijn oudste zoon voetbalt, ik heb gelukkig een heel goeie vrouw, want het is soms druk”, lacht hij. Met drie kinderen kan hij bij thuiskomst ook niet zomaar zeggen: laat me nu drie uur in de zetel liggen en slapen. Hij pakt nog steeds zijn rust, maar op een andere manier.

Sonck is tevreden over zijn seizoen tot dusver. Hij scoort weer en voelt zich goed. Alvast beter dan een jaar geleden. Het geheim? Gooi alle theorieën overboord, er is er maar één: die van een goeie voorbereiding …

Wesley Sonck: “Dit seizoen heb ik twee maanden lang kunnen opbouwen. Vorig jaar ben ik hier begonnen op 21 augustus, terwijl de competitie al bezig was. Met de ploeg meespelen deed ik vanaf september. En je hebt dan wel de hele zomer gelopen, maar dat is toch niet hetzelfde.”

Kun je dat echt niet tijdens het seizoen met trainingen bijbenen?

“Neen. Je doet niet zoveel arbeid in de loop van het jaar. Je onderhoudt vooral, bent bezig met andere dingen, specifiek gericht op wedstrijden. Soms ook fysiek, maar niet zoals in de voorbereiding waarin je élke dag fysiek bezig bent en kilometers maakt. De winterstage is ook te kort om in te halen, conditioneel kun je niet top zijn op tien dagen.”

Parallellen met Genk

Ben je tevreden over je rendement voor de ploeg?

“Laat me eerlijk zijn: het is in de competitie iets minder dan ik zelf had gedacht, maar anderzijds leef ik me meer uit op het veld. Ik voetbal op dit moment heel graag. Maar de goals blijven wat uit. Ik leg sneller en vaker een bal af, naar Joseph ( Akpala). Dat deed ik vroeger nooit. Er mocht iemand anders vrij staan, als ik zelf een kans zag, schoot ik. Nu niet. Misschien moet ik weer wat meer egoïst zijn. Anderzijds, ik speel voor de ploeg, niet alleen voor mezelf. Ik heb geen enkel probleem met assists geven. Dat is ouder worden, en anders denken, meer aan het teambelang. Eigen succes is soms plezant, maar het is toch belangrijk wat de ploeg ervan bakt.”

Is de band die je met Joseph Akpala ontwikkelt stilaan vergelijkbaar met de band die je had met Moumou Dagano bij Genk?

“Neen. Er zit muziek in, hij voelt me goed aan en ik hem. Joseph luistert goed, is snel en sterk, ik heb een heel goed iemand gevonden om mee samen te spelen. Hij is niet de meest technische speler, maar heeft andere kwaliteiten. Moumou was technisch iets sterker. Hij kon de bal als geen ander bijhouden, hoe hard je tegen hem ook ging duwen en boenken. Joseph is eerder een loper. Niet dezelfde types, maar twee jongens waarmee het goed samen spelen is.”

Conclusie: Dagano liet jou meer toe te scoren, Akpala zal ze eerder zelf maken.

“Moumou maakte er in zijn eerste jaar ook 20, maar als je toen de ploeg zag, met Bernd ( Thijs), Skoko, Koen ( Daerden) links en Mirsad ( Beslija) of Thomas ( Chatelle) rechts. Dat waren voetballers die per seizoen zeker zes, zeven assists gaven. Skoko was iemand waarvan er geen twee meer lopen in België. Die kon een bal bijhouden, een actie maken, en een heel goeie bal trappen. Ivan Leko is anders, hij is meer de man van de passing, hij zal niet zo snel iemand met een actie of op snelheid uitschakelen.”

Dirar-Vargas, benadert dat Daerden-Chatelle of Daerden-Beslija?

Vargas is geen echte flankspeler, denk ik. Hij kan er spelen, maar ik weet niet of hij in zijn land of in de nationale ploeg echt op de flank heeft gespeeld. Eerder hangend vanaf rechts is de info die ik al meekreeg. Een offensieve middenvelder, nog wat afgeremd door het taalprobleem, waardoor de communicatie op het veld niet altijd snel genoeg verloopt.

Nabil kan dat flankenspel wel aan, die kan zonder en met bal de flank af. Hij heeft snelheid, is sterk, tweevoetig, kan zo makkelijk iemand in de wind zetten, soms op het belachelijke af. Hij begint stilaan beter zijn momenten te kiezen. We zijn hem aan het wijsmaken dat hij ook af en toe zonder bal moet lopen. Dan kunnen wij hem ook eens voor de goal brengen. Als hij dat ook nog leert, wordt hij heel goed. We werken eraan, het is een ruwe diamant.”

Hij is laat begonnen met clubvoetbal, misschien ligt het daaraan.

“Inderdaad en als ik dan hoor dat hij zelfs een keer gestopt is en voor zijn plezier in de zaal ging voetballen, dacht ik: vriend, besef jij wel welke kwaliteiten je hebt? Dat kan toch niet, dat hij zo een stuk miste van zijn opleiding.”

Zo is hij: emotioneel en impulsief.

“Je ziet dat op het veld. Hij dribbelt twee, drie mensen, zonder na te denken, terwijl wij ook een keer de makkelijke oplossing zoeken. Hij maakt het soms moeilijk, maar komt er dan even vaak nog goed uit. Had ik zijn snelheid en zijn bewegingen, dan speelde ik hier niet. Ik heb misschien een goeie kop, een goed lichaam, doorzettingsvermogen, maar misschien niet wat mannen als Nabil wel hebben. Die dribbel, de snelheid …”

Niemand nodig

In Gent vond je jezelf niet goed, op KV Mechelen vonden wij dat van jou.

“Dat klopt, maar dat had een heel andere oorzaak. Daar lag het aan hoe de ploeg speelde. Ik stond diepe spits en als je geen ballen krijgt, houdt het op. Ik moest achter veel verloren ballen lopen en kon daar niks van maken. Dan kan je niet goed spelen.”

Iemand van de club zei toen achteraf: Sonck diep in de spits, dat is over. Maar dan speel je diep in de spits bij de nationale ploeg en moeten we concluderen: het is niet over.

“Natuurlijk is het niet over, maar daar sta je in een heel andere context. Daar speelt de top van België en krijg je de ballen wél. Niet dat ik de jongens hier te kort wil doen, maar daar staan anderen. Marouane ( Fellaini) is een topper aan het worden en Jan ( Vertonghen) kan met één pass over 60 meter iemand voor de goal zetten. Dat hebben wij in deze ploeg niet. Alleen in de spits, ik kan dat, als de ballen maar komen waar ik naartoe loop. Philippe ( Clement) en Karel ( Geraerts) zijn niet de mensen die de bal in de ruimte spelen. Die hebben andere kwaliteiten. Je kan dus niet vergelijken, neen, je mag dat zelfs niet.”

Twee quotes nu. De eerste van Luc Devroe: “Net omdat Akpala zoveel werk verzet, komt Sonck zo goed tot zijn recht.” Daarnaast leg ik die van Sef Vergoossen: “Sonck is niet afhankelijk van een andere aanvaller.” Wie heeft gelijk?

Sef, denk ik. In de nationale ploeg speel ik zonder Akpala. Daar ben ik niet afhankelijk van een andere spits en toch scoor ik vijf keer in vier interlands. Je bent als spits wel afhankelijk van de mensen achter je. Anderzijds: wat Luc zegt, is ook waar. Het is altijd prettiger om naast je iemand te hebben die meewerkt. Dan moeten ze niet alleen naar mij kijken. En als hij er niet is, zoals in Mechelen, en je bent niet dominant, dan is het misschien makkelijker om me uit de wedstrijd te houden. Ze hebben dus allebei gelijk. Misschien rendeer ik wel beter mét iemand.”

In de krant zei je al: dit is niet de beste Sonck, wel de slimste. Wat bedoel je daarmee?

“Dat de ervaring helpt. Je belandt in situaties op het veld die je al zoveel hebt meegemaakt. Op de duur weet je waar mensen lopen, waar de ruimte ligt en wat je moet doen. Je kan dat moeilijk vertellen, je ziet het of niet. Je weet dat sommige verdedigers nooit volgen, daar profiteer je van. Ben je daarom slim? Ik weet het niet. Maar je krijgt wel meer ervaring.”

Vergeleken met vorig seizoen lijk je over meer vrijheid te beschikken.

“Dat dwing je ook wat af. Ik moet wel zeggen dat ik tegenwoordig veel meer mee verdedig. Niet dat ik ballen afpak, maar ik doe nu iets wat ik nog nooit heb gedaan. Ik ben niet te beroerd om 70 meter te lopen, om iemand te helpen. Vroeger zou ik dat nooit hebben gedaan.”

Een schop in uw …

Hoe is je relatie met de trainer?

“Zoals die altijd al is geweest. Open en goed, soms met meningsverschillen.”

Had hij gelijk, toen hij je vorig seizoen een tijdje op de bank zette?

“Moeilijke vraag. Ik vind dat ik hier altijd in de basis moet staan, maar dat zal iedereen misschien wel van zichzelf denken. Het is wel zo dat ik vorig jaar fysiek niet top was. De positiediscussie had er ook mee te maken. Ik weet wat ik kan en wat niet en op de flank spelen kan ik niet.”

Dus zette hij je op de bank …

“Misschien had hij op dat moment wel gelijk Maar als ik zo blijf spelen, is daar dit jaar geen sprake van, denk ik.”

Wie zijn hier de leiders?

“Philippe en Stijn ( Stijnen) zijn de twee aanvoerders, Geert ( De Vlieger) en ik hebben daarnaast de meeste ervaring. Je mag stellen dat die kliek hier de lakens uitdeelt.”

Luisteren de jongeren?

“Misschien minder naar Stijn dan naar mij. Dat heeft zijn redenen. Stijn is iemand die altijd heel rechtuit is. Hij zal nooit wat achter je rug zeggen. Ik had dat vroeger ook, maar nu weet ik dat je tegen sommige mensen de zaken op een rustige manier moet zeggen. Niet altijd op het veld, of op een luide toon. Philippe voelt mensen heel goed aan en ik kan dat ook veel beter inschatten dan zes, zeven jaar geleden.”

Wie moet je rustiger aanpakken?

Gertjan De Mets is een supergast, tegen hem zal ik nooit uitvliegen. Hij weet wat hij kan en niet kan. Hij luistert als het moet en zegt iets als er iets te zeggen valt. Tegen Stijn mag je dan weer wel wat meer zeggen. Ik heb al geroepen op training: ‘Als je zo verder doet, klop ik op je gezicht.’ En hij heeft al gezegd: ‘Als je zo verder traint, schop ik in je gat.’ Hij is geen echt trainingsbeest, maar wie maalt daarom? Hij zal zelf wel weten wat hij nodig heeft en wat niet. Als je naar zijn prestaties kijkt, kun je er weinig op zeggen.”

Play-off? Stop ermee

Dit weekend is er de topper tegen Anderlecht.

“Twee topploegen tegen mekaar, maar het blijven slechts drie punten als inzet. Leuke match, daar niet van.”

Volgend jaar slankt de competitie af tot zestien en ga je meer van dat soort topwedstrijden spelen, zeker later, tijdens de play-off. Kijk je uit naar de nieuwe experimenten?

“Totaal niet. En dat meen ik. Ik heb bij al die veranderingen serieuze bedenkingen en ben blij dat ik die eindelijk eens mag uiten. In Nederland gaan ze het systeem afschaffen omdat ze het niet goed vinden. Wat AZ overkwam, een heel jaar bovenin staan en uiteindelijk in de play-off quasi alles verliezen, dat vind ik niet kunnen. Sorry, ik vind een play-off zever. Als je wil veranderen, doe het dan radicaal, zoals in Zwitserland of Schotland en speel vier keer tegen mekaar. Maar niet zo’n tussenvorm. Idem met dat kerstvoetbal. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat het volgend jaar hard vriest en ze alles moeten uitstellen. In Engeland is het traditie, maar in Nederland hebben ze het afgeschaft, omdat er niemand voor te vinden was. Wij zijn allemaal familiemensen.”

Heeft Marc Degryse gelijk als hij denkt dat we onze zomervoorbereiding misschien moeten herdenken, nu de Europese kwalificatierondes steeds vroeger vallen?

“Wat is het alternatief? Een zomercompetitie zoals in Rusland en voetbal van maart tot november? Wat als Belgische ploegen overwinteren in de Europabekers? Moeten die dan blijven trainen, drie maanden aan een stuk, terwijl de anderen vakantie nemen? Wanneer krijgen die spelers dan rust? Of wil je een competitie van juni tot maart?”

Je kan ook zeggen: het gegeven van die Europese bekerkwalificaties is er, zorg ervoor dat je klaar bent medio juli. Valt het op te lossen door een vroegere voorbereiding?

“Dat denk ik wel, ja. Waarom moeten wij anders doen dan de anderen? Anderlecht heeft toch een paar weken gehad om zich voor te bereiden. En was BATE dan geen goeie ploeg misschien? Ik kan hier niet direct een antwoord op geven. Russen trainen gewoon verder, maar daar staat financieel een pak tegenover. Dat is maal tien.”

Denk je daar nog aan, aan een transfer naar het buitenland?

“Soms wel. In het voetbal weet je nooit wat er volgend jaar gebeurt. Brugge kan de optie lichten of zeggen: het is toch niet wat we ervan verwachtten, je moet weg. Of er kan een andere ploeg geïnteresseerd raken.”

Nationale ploeg

22 doelpunten als international. Nog acht en je haalt de recordhouders Paul Van Himst en Bernard Voorhoof bij. Ben je daarmee bezig?

“Eigenlijk niet, maar toen iemand me zei dat ik op één goal van Marc Degryse en Jan Ceulemans stond, dacht ik: ‘Wesley, je bent niet slecht bezig.’ Marc was voor mij altijd een voorbeeld. Bij Germinal Beerschot heb ik veel van hem geleerd. Ik luisterde heel graag naar hem als hij wat zei. Hij had het ook voor mij, en dat zal ik nooit vergeten. Hem tegenkomen doet me nu nog altijd iets. Als ik hem dan kan evenaren … Alleen zou ik even moeten verifiëren in hoeveel interlands hij dat deed.”

In 63 interlands 23 doelpunten. Jan Ceulemans deed het in 96 matchen. Jij zit aan 22 goals in 46 interlands …

“Mmm, eigenlijk had ik dus niet zoveel matchen nodig. Ook in de Belgische competitie valt mijn cijfer vrij goed mee.”

Heeft hij gelijk als hij zegt dat je opmerkingen over de beloften tijdens de Olympische Spelen niet slim waren? Je zag ze te veel als mogelijke concurrenten, vond hij, en niet als collega’s.

“Ik ben al wat ouder, ik mag mijn mening geven, vind ik. Een nationale ploeg moet presteren op korte termijn en dat is niet evident. Het is goed dat René zijn goesting heeft gedaan, want er zit ongelooflijk veel talent in deze nationale ploeg. Loop het lijstje maar af van zij die aantraden tegen Spanje. Allemaal spelen ze op een hoger niveau dan ikzelf. Die gasten hebben zoveel meer kwaliteiten … Als je ziet wat Vanden Borre presteerde tegen Spanje. Waarom kan die jongen dat niet elke keer? Vincent, hoe is die gegroeid? Die was al heel goed, maar nu begint hij ook nog efficiënt en slim te spelen. Als je nu Moussa ziet spelen. Jongen toch, zulke kwaliteiten! Ik zeg hem dikwijls: ‘Doe je actie op 20 meter van de goal in plaats van op 30 meter, schakel één man uit en knal naar de goal.’ Hij zal veel meer scoren en veel verder raken. Op training speelt hij soms tegen Marouane of Vincent en hij zet die zo makkelijk weg. Hij is écht wel goed. Maar tegelijk zeg ik: het moet nú. Niet over vijf jaar, want dan zullen ze het WK van 2010 zien als een gemiste kans. Dat bedoelde ik toen met die opmerking: de beloften, dat is mooi, en de Olympische Spelen waren dat ongetwijfeld ook. Ik heb Jeroen ( Simaeys) een paar keer gebeld en hem gezegd dat ik hoopte dat ze een medaille zouden halen. Maar een WK met de eerste ploeg is toch nog iets anders. Mijn opmerking was niet denigrerend bedoeld, ze was heel genuanceerd. Zij die het live hoorden, beaamden dat. De uitspraak werd uit zijn context gehaald. En zo los van de context kan ik Marc begrijpen.”

Voor alle duidelijkheid: er is geen generatieconflict binnen de nationale ploeg?

“Helemaal niet, dat zijn misverstanden die je zo moeilijk recht kan zetten.” S

door peter t’kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content