Tien jaar nadat hij zich in zijn Sint-Michielsgestel tot wereldkampioen bij de elite kroonde, probeert Richard Groenendaal als ploegleider van het Rabobank-Giant Offroad Team het Nederlandse veldrijden uit het slop te trekken. Een job in de schaduw, maar daar vertoeft hij het liefst.

Let niet op de rommel. Ik moet nog opruimen”, excuseert Richard Groenendaal (39) zich wanneer hij ons naar de living van zijn bescheiden huurwoning in Sint-Michielsgestel leidt. Een tijdelijk onderkomen voor de Nederlander, die in de Noord-Brabantse gemeente zijn droomhuis aan het bouwen is vlak bij het oude Superprestigeparcours van ‘zijn’ Grote Prijs. “Puur toeval hoor, het is gewoon een mooie plek: vlak bij een riviertje, heel rustig.”

De nabijheid van een crossparcours – tweehonderd meter verder wordt in januari het Nederlands kampioenschap georganiseerd – is voor de Gestelnaar geen motivatie om nog dagelijks de benen te strekken. “Twee dagen nadat ik in Oostmalle mijn fiets aan de haak gehangen had, ging ik weer trainen, puur uit gewoonte. Onderweg bekeek ik mezelf in een etalage. Ik dacht: ‘Richard, dat strakke pakje, het zíét er niet uit. Net een wielertoerist … Wat zullen de mensen van jou denken?’ Ik ben naar huis teruggekeerd en heb dat toertje nooit meer gereden. Heel af en toe fiets ik nog – om toch een beetje fit te blijven – maar nooit meer dan twee uur. Het doel is weg. Of ik nu een gemiddelde van 25 of 35 kilometer per uur haal, het interesséért me geen bal meer.

“Mezelf soigneren mis ik ook niet. Ik was het moe: drie keer per week naar de masseur, vroeg gaan slapen, voedingssupplementen slikken … Ook mijn controlereflex is verdwenen: als ik vroeger wakker werd, checkte ik meteen of mijn benen hersteld waren, of ik geen last van mijn keel had … Iedere dag was het een opluchting: ‘Oef, ik ben niet ziek. Ik kan weer trainen.’ Nu is dat het verste van mijn gedachten.”

Groenendaals afgetrainde sportlichaam is ook verleden tijd: acht kilogram erbij, weg strakke buik en gespierde dijen. “Dat vind ik niet erg. Ik heb toch al een relatie, hé. Is het niet, Evelien? (lacht naar zijn vriendin) Ik let ook niet op mijn voeding, vreet alles op en snoep veel. Al wil ik niet té dik worden, acht kilogram is meer dan voldoende. De goesting om weer meer te fietsen zal mettertijd wel terugkomen. Veel ex-renners vertelden me dat ze na hun carrière een hele poos geen fiets meer hadden aangeraakt, maar na een paar jaar toch weer zin kregen. Hopelijk is dat bij mij ook het geval.”

Toen Groenendaal op 22 februari 2009 in Oostmalle een laatste keer over de streep bolde, was hij 37. “Juist op tijd”, zegt de ex-wereldkampioen. “Lichaam en geest waren op. Na een val liep ik twee weken rond als een stram, oud ventje. Dan weet je dat het tijd is om te stoppen. De laatste jaren diende ik bovendien alleen nog als pelotonvulling, al kon ik dat wel relativeren. Ik heb heel lang geknokt tegen de nieuwe lichting, maar op een bepaald moment moest ik eerlijk met mezelf zijn: ik was niet goed genoeg meer. Het klinkt raar, maar ik heb me in die laatste jaren meer geamuseerd dan in mijn topperiode. Sporten omdat ik het gráág deed, niet omdat ik per se móést winnen. Natuurlijk baalde ik soms na een slechte prestatie, maar de grote druk was weg. Viel het mee, des te beter, werd ik pas twaalfde, geen probleem, volgende keer beter …

“Veel topsporters kunnen moeilijk afscheid nemen van de aandacht en de roem, maar dat kon mij gestolen worden. Ik vond het leuk om in de schaduw van Nys en co te vertoeven. In stilte genieten van je sport … Zalig! Zeker na al die jaren waarin iedere scheet die ik liet in de krant stond. Net daarom wilde ik niet dat er na mijn laatste seizoen nog een aparte afscheidswedstrijd georganiseerd werd. Begin januari had ik, in een échte cross in Sint-Michielsgestel, al alle mensen uitgenodigd die veel voor mij betekend hadden. Ik heb niet eens gewonnen, maar dat hoefde niet. Ik wilde er geen optocht van maken.”

Geen regelmaat meer

Na een rennerscarrière van 23 jaar begon de zoon van ex-nationaal kampioen Rein aan een nieuwe carrière als ploegleider bij AA Drinks, de ploeg waarbij hij zijn laatste twee seizoenen gereden had. Begin dit jaar stapte hij over naar het nieuwe Rabobank-Giant Offroad Team, een opleidingsploeg voor mountainbikers en veldrijders, waarin ook Bart Aernouts en Gerben de Knegt een plaats kregen. “Ik heb er even over nagedacht om uit het wielrennen te stappen, maar ik had nooit echt gewerkt en had alleen een diploma bouwkunde op zak. Ik kwam vlug tot de conclusie dat ik niets leukers zou vinden dan een job in mijn veldritwereldje.

“Nochtans liep de overgang van renner naar ploegleider niet vlekkeloos. Ik heb moeten groeien in mijn nieuwe rol. Véél ingewikkelder dan ik dacht. Renner zijn is heel eenvoudig: je moet niets doen, behalve het zwaarste. Maar als ploegleider moet je álles doen, behalve het zwaarste: sponsors en renners tevreden houden, trainingen leiden, materiaal en kledij bestellen … En er vooral op letten dat je financieel alle eindjes aan elkaar kunt knopen. Ik heb dat moeten leren, ja. Bij Rabobank kreeg ik als toprenner bijna alles wat ik wilde. Effe bellen en ik kon op stage … Dat leek poepsimpel, maar dat ís niet zo. Geld is rap op, hé. Dat besef ik nu, ook omdat ik in de organisatie van de cross in Sint-Michielsgestel gestapt ben. Dan ontdek je dat een wedstrijd op poten zetten niet zo eenvoudig is als renners denken. Eigenlijk zouden alle coureurs eens een week moeten meelopen in de entourage van een ploeg of in de organisatie van een veldrit. Dan pas zouden ze beseffen hoe verwend ze zijn.

“Ook met mijn tijdsindeling heb ik moeite gehad. Vroeger leefde ik volgens een vast stramien: opstaan, trainen, douchen, eten, massage, rusten … Iedere dag opnieuw. Alleen met mezelf bezig zijn, terwijl je als ploegleider voor verschillende mensen verantwoordelijk bent. Bovendien is het een heel onregelmatig bestaan: een e-mail hier, een telefoontje daar, dit regelen, dat in orde brengen. Ik probeer er ritme in te krijgen, maar het lukt me (nog) niet. Ik heb ook veel meer sociale verplichtingen. Vroeger kon ik die afwimpelen met het excuus dat ik moest rusten, maar nu kan ik daar niet onderuit. (lacht) Misschien moet ik beseffen dat het bij deze job hoort …

“Ik was tijdens mijn carrière een controlefreak en heb dat moeten afleren. In het begin wilde ik van alles op de hoogte zijn en eiste ik dat alle renners zich zouden voorbereiden zoals ik het altijd gedaan had – als een honderd procent prof – maar ik had al snel door dat dat niet lukt. Je ergert je alleen maar en je wordt helemaal gek. Ik probeer mijn renners wel te overtuigen om het anders aan te pakken als ze verkeerd bezig zijn, maar als ze dat niet willen, dan houdt het voor mij op. Het doet me pijn als iemand zijn capaciteiten niet benut, maar ik zal er niet van wakker liggen.”

Lulverhaaltje

Bart Aernouts, renner bij het Rabobank-Giant Offroad Team, omschrijft Groenendaal als ‘een nuchter, rustig mens die constant motivatie uitstraalt.’ “Geen geschreeuw en gescheld, dat klopt, maar ik ben wel rechtuit. Als een renner een slechte cross achter de rug heeft, vertel ik geen lulverhaaltje, maar probeer ik erachter te komen waaróm het fout liep, op een rustige manier. In die zin ben ik geen ploegleider zoals op de weg, die soms op tafel móét slaan omdat je daar meer als een team koerst. Ik ben eerder een begeleider van verschillende individuen. In die rol heeft het geen nut om keihard te zijn.

“Ik wil mijn jongens vooral duidelijk maken wat het is om een profrenner te zijn. Hen leren om regelmaat in hun leven te brengen, aangeven hoe ze moeten omgaan met teleurstellingen, wanneer ze een hersteltraining moeten inlassen, hoe ze een cross moeten voorbereiden … Niet zomaar bevelen zoals de meeste trainers, maar ook uitleggen wat het nút is.

“Renners beter maken geeft me het meeste voldoening, ook al gaat het vaak om kleine zaken. Als ik er met een paar tips voor kan zorgen dat iemand na lang sukkelen probleemloos door een bocht vlamt, dan maakt dat me echt gelukkig. Zeker als hij nog eens langskomt: ‘Bedankt Richard, je had gelijk, ik voel dat het beter gaat.’ Om die reden werk ik het liefst met beloften. Die kunnen veel meer leren dan ervaren profs.

“Ik wil mijn beloften laten doorgroeien tot volwaardige profrenners. Andere dromen heb ik niet. Ik zie deze job niet als een opstapje naar de wegploeg van Rabobank, al wil dat niet zeggen dat ik dit nog tien jaar zal doen. Als mijn aanpak geen vruchten afwerpt, dan zet ik meteen een stap opzij. Voorlopig vallen de resultaten echter goed mee en bovendien voel ik nog elke cross de adrenaline door mijn lijf stromen. En als er een van mijn jongens wint, ben ik oprecht blij. Wat kan een mens op zijn 39e nog meer wensen?”

DOOR JONAS CRETEUR – BEELDEN: REPORTERS

“Ik was tijdens mijn carrière een controlefreak en heb dat nu moeten afleren.” “Ik vond het leuk om in de schaduw van Nys en co te vertoeven.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content