Acties maakt Mbark Boussoufa sinds dit seizoen met AA Gent op de Belgische velden. En af en toe in de tuin. ‘Techniek moet bij je blijven.’

Ajax en hijzelf hadden begrepen dat hij beter naar een andere club uitkeek als hij in een eerste elftal wilde voetballen. Hij ging naar Chelsea, maar voor het sterrenbal van RomanAbramovich bleken de toegangskaartjes beperkt. Dus moest Mbark Boussoufa (20) nog eens hopen op een kans elders. AA Gent bood ze hem dit seizoen en hij greep ze. Met verve. “Ik kijk terug op een paar goeie maanden,” zegt hij, “maar dat het goed gaat met de club blijft het belangrijkste natuurlijk. Dan gaat het aanpassen makkelijker. Maar het kan nog veel beter en daar probeer ik naartoe te werken.”

Wat kan er nog beter ?

Mbark Boussoufa : “Nou, ik wil altijd hogerop met mijn niveau. Zeggen dat het niet beter kan, zo ben ik niet opgegroeid. Het kan altijd beter. Nooit echt tevreden zijn, dat heb ik geleerd bij Ajax. Maar ik denk dat we met Gent voetballend ook veel beter kunnen. De resultaten zijn goed maar het voetbal is er nog niet echt. Vanaf het aanvallend middenveld tot voorin hadden we meer moeten brengen. Veel doelpunten kwamen uit stilstaande fasen, terwijl we meer uit een aanval of tegenaanval zouden moeten kunnen scoren.”

Kan dat met een veldbezetting waarin een vroeger hoofdzakelijk recupererende speler als Matthieu Verschuere bijvoorbeeld hoger op het veld voor creativiteit moet zorgen ?

“Hij vervult zijn rol heel goed, vind ik, en hij kán snel spelen, maar hij heeft toch dat verdedigende in zich waardoor hij terug denkt. Met iemand als Davy De Beule er straks bij zal ik het ook prima kunnen vinden. Hij denkt, merk ik op training, heel snel. Hij heeft een individuele actie in zich. Samen voetballen, naar voren kunnen gaan, de link kunnen leggen met de spitsen : daarin kunnen we veel beter worden. Als er dan ook spelers uit blessure terugkomen en er nieuwe spelers bij komen, worden we sterker na de winterstop. Ik moet zeggen dat onze spitsen niet veel kansen hebben gemist, maar ze hebben vertrouwen nodig. Tim Matthijs bijvoorbeeld scoort drie keer en scoort dan ook op Genk weer, ook al speelde hij niet even sterk. Dat is vertrouwen hebben. Als ik straks een half jaar niks meer doe, zullen de mensen ook heel anders praten. Zo gaat dat. Van een profvoetballer wordt het beste verwacht. Je moet durven en daar is vertrouwen voor nodig.”

Hoe zat het met jouw vertrouwen voor je hier kwam ?

“Ik heb altijd met hoge verwachtingen te maken gehad : bij Ajax op grote jeugdtoernooien, bij Chelsea… Dit is nog niks, vind ik. Dit zijn geen hoge verwachtingen. Straks als je bij een grote club zit, Anderlecht, Club Brugge, Barcelona of Real Madrid, dát zijn hoge verwachtingen. Dan móét je winnen. Zodra het één, twee wedstrijden niet gaat, wordt er direct iets van gezegd. Dat hoort ook. Een voetballer moet elke wedstrijd scherp zijn. Hier bij Gent moeten we geen druk op ons leggen. Dat hoort niet, want wij zijn geen Anderlecht of Brugge. Hier druk leggen, kan vertrouwen wegnemen bij spelers. Maar mijn vertrouwen is altijd optimaal geweest. Ook in mindere periodes heb ik vertrouwen in mezelf gehad.”

Dus je zal hier mocht het minder goed gaan niet mentaal wegzakken ?

“Neen, vind ik niet. Stiekem denk je natuurlijk wel eens : goh, het gaat niet zo goed. Maar juist dan moet je sterk blijven en weten wat je kan. Want waarom speelde ik niet bij Chelsea ? Omdat er zoveel spelers waren. Dan is het niet erg om niet bij het eerste te zitten. Ik was 19 en ik speelde waar ik hoorde te spelen : in het tweede. Ik wil gewoon altijd voetballen en dat kon ik daar. Ik had kunnen zeggen : ik zal er nooit komen. Maar ik zei tegen mezelf : ik ga een nieuwe start maken in België of Nederland. Je moet vooruit denken en niet blijven stilstaan omdat het minder gaat. Je moet naar de goeie periode toe werken, die er toch altijd weer aan komt.”

Je gaat uit van ‘kunnen voetballen’, niet van ‘prijzen willen’.

“Kijk, als ik bij een topclub zit, wil ik wel kampioen worden, omdat je er dan voor in aanmerking komt. Maar bij Gent komt dat niet ter sprake.”

Is dat niet wat te bescheiden van jullie : na nieuwjaar gaan jullie nog sterker worden en Gent staat nu al bovenin.

“Het kan net zo zijn dat we met al die versterkingen in januari naar de achtste plaats zakken. Ja, toch ? Na drie speeldagen stonden we zeventiende, en toen kwamen al die blessures en toestanden en stonden we derde. GBA heeft dat nu ook : ze hebben een goeie ploeg, maar ze missen het geluk dat wij net wel konden afdwingen. Dus we kunnen echt nog zakken, hoor. Maar we leven er wel naartoe, dat we over een jaar of twee voor de derde plek of de titel meedoen.”

Je hebt ondertussen bijgetekend tot 2008. Hoe groot is de kans dat je hier dan nog voetbalt ?

“Ik weet het niet ( grijnst). Ik hou niet van voorspellen. Het kan straks ook minder of helemaal niet met je gaan. Maar het kan ook dat ik hier straks niet meer ben. Het kan alle kanten opgaan in het leven en in het voetbal ook. Ik doe gewoon mijn best. Als jonge jongen droom je natuurlijk van een grotere club, maar ik ben hier nu gelukkig, daarom heb ik ook bijgetekend. Ik heb er een week of twee over nagedacht.”

Waarover moest je nog nadenken ? Wat moest er nog afgewogen worden ?

“Ach, ik ben gewoon niet iemand die zo snel beslissingen neemt. Mijn vader zegt altijd : neem rustig je tijd, wat het ook is.”

Als er bij AA Gent iets leuks te zien was, kwam het vaak van jou.

“Ja kijk, zo’n type voetballer ben ik. Dat mooie laten zien zit in mijn spel. Ik probeer het publiek te vermaken, want koude tribunes, ik weet hoe het is : in Chelsea heb ik er ook genoeg op zitten kijken naar de eerste ploeg. Dan is het leuk als je iemand als Gianfranco Zola iets moois ziet doen.”

Is hij een van jouw voorbeelden ?

“Ja. Ook als persoon. Altijd gericht bezig met z’n carrière, rustig, vriendelijk, nooit problemen. Daar probeer ik ook naartoe te werken. Iedereen heeft het er altijd over hoe fysiek en snel het er in Engeland toe gaat, maar hij heeft me kunnen overtuigen dat je het daar ook als kleine speler kan maken. Als ik ooit naar Engeland terug zal gaan, zal ik nooit denken dat ik daar niet thuis hoor. Ik weet dat het kan, als je goed voetbal laat zien.”

Sebastian Kneissl, die ook van Chelsea komt, vond het bij Westerlo lelijk schrikken van het fysieke niveau hier. Hoe zie jij dat ?

“Het is in Engeland niet zo hard trainen, terwijl je hier echt traint om beter te worden. Je speelt zoals je traint, zeggen ze wel eens, maar in Engeland is dat niet echt zo. Daar gaat het rustig aan, tot ze het veld op komen. Dan gaat de knop om. Dat kan enorm hard aankomen. Maar ik had het hard trainen al van die vijf, zes jaar jeugdopleiding bij Ajax in me. Dat raak je niet kwijt. Daarom is het voor mij geen grote omschakeling geweest om naar België te komen. Ik hou er wel van.”

Fysiek, zegt Georges Leekens, zat je in de medische tests bij de beteren van Gent.

“Dat heb ik denk ik nog van in Engeland, waar ik aan de linkerkant stond en van voren naar achteren moest rennen. Maar conditioneel heb ik altijd sterk gestaan.”

Kracht in de persoonlijke duels, waarin je vaak hard aangepakt wordt, is een andere zaak, natuurlijk. Daar lijk je het moeilijker mee te hebben.

“Als je niet sterk bent, moet je slim zijn. Ik probeer het te vermijden door zo snel mogelijk op de bal te zijn of de bal langs achteren af te pakken als ze wat staan te aarzelen. In dat soort dingetjes ben ik wel sterk. Voor de rest ga ik niet zoveel in duels, dat is niet mijn spel. Bij balverlies moet ik natuurlijk goed in positie gaan staan, maar in balbezit mag ik af en toe naar links en rechts drijven. Dat zijn ook mijn sterke punten, denk ik. Echt op één stek blijven spelen, daar ben ik niet zo goed in.”

Mario Melchiot, ook ex-Ajax, zei ooit dat jullie zelfs in Chelsea nog op pleintjes gingen voetballen.

“Ja, ik speelde daar vaak met hem. Veel spelers of jongens van de straat kwamen dan op zondagmiddag meevoetballen. Soms doe ik het nog hoor, op een pleintje of thuis in m’n tuin. Techniek moet bij je blijven. Dat kan een enorm voordeel zijn als je op het veld in een kleine ruimte terechtkomt. Maar het is vooral heel plezierig, een beetje dollen met elkaar. Eén tegen één proberen elkaar voorbij te komen.”

Wat ze in Amsterdam ‘panna’ noemen, Surinaams voor…

“… elkaar door de benen spelen, ja. Als je door de benen gespeeld wordt, kan je beter naar huis gaan ( grijnst). Dat moet je niet laten doen, want dat is een schande eigenlijk. Elk jaar vindt in Amsterdam ook een toernooi, de Panna Knock-Out, plaats : één tegen één en wie het eerst twee keer scoort wint, maar wie door de benen gespeeld wordt, ligt er meteen uit. Leuk ( lacht).

Hoe speel je iemand door de benen ?

“Tja, ik heb gewoon veel bewegingen. Maar ik ga er in een wedstrijd niet echt naar op zoek. Want kijk, als je de bal daarna niet meer hebt, haal je geen rendement, dus daar heb je niet veel aan. En de tegenstander voor schut zetten, zo ben ik niet. Als het komt, komt het.”

Iets anders : in tegenstelling tot Nordin Jbari hebben jij en Maâmar Mamouni wel strikt de ramadan gevolgd. Hoe belangrijk is de islam voor je ?

“Het is mijn geloof en ik hou mij er het liefst zoveel mogelijk aan. Al heb je als voetballer wel af en toe eens last van de ramadan. Eén keer heb ik wel een foutje gemaakt, zeg maar. In Engeland voetbalde ik altijd ’s avonds, maar hier was ik vergeten dat we op Cercle Brugge ’s namiddags moesten voetballen. Dus ik had vooraf te weinig gegeten. In de eerste helft voetbalde ik nog prima, maar in de tweede kwam ik niet meer vooruit. Ik stond daar gewoon maar een beetje. Ik was helemaal, maar echt helemaal leeg. Achteraf bekeken, had ik die dag gewoon moeten eten, zoals ik tegen Brussels deed. Dat zijn dan gewoon twee dagen vasten die ik achteraf moet inhalen.”

Dit zijn, met laatst nog de moord op Theo van Gogh, bewogen tijden voor moslims.

“Ik wil me daar niet zoveel mee bezighouden omdat het negatief is. Jammer en triest dat zoiets gebeurt met hem, net zoals het jammer en triest is wat hij zelf uitsprak. Maar wat met hem is gebeurd, is verkeerd. Ik probeer zelf gewoon een goed voorbeeld en een goed iemand te zijn. Er zijn heel veel goeie mensen in de moslimwereld, zoals er overal ook wel slechte zijn. Moslims – over de Marokkaanse gemeenschap heb ik het dan – zijn emotionele mensen als je over de islam gaat praten. Dat kan heel fataal aflopen. Je kunt kritiek hebben op mensen, maar zodra je er het geloof bij gaat halen, is het jammer. Omdat één Marokkaan niet deugt, wil dat nog niet zeggen dat álle Marokkanen niet deugen.”

Kijken mensen door die tijdsgeest anders naar jou, vind je ?

“Ik heb in Amsterdam wel eens gezien dat ik op straat liep en de vrouwen hun tas ineens goed vastpakten als ik voorbijkwam ( lacht). Ik moest erom lachen. Wat kan je anders doen ? Je kunt toch niet boos worden op die vrouwen ? Ik dacht : is het echt zó ver ( grijnst) ?”

Welke band heb je met Marokko ? Je bent in Nederland geboren en je hebt er nooit gewoond.

“Ik hóu op een of andere manier van Marokko. Het is toch je vaderland, mijn hele familie komt van daar. Ik ben er al acht keer geweest of zo. Ik zou er later wel een huis willen hebben, zodat ik daar af en toe lekker kan gaan genieten van het leven. Het is een warm, vriendelijk vakantieland. Misschien is het anders om er te wonen, maar het blijft mooi. En iedereen is Marokkaans, hé ( lacht).”

Je vader zat tot voor kort bij elke training van Gent geduldig in de kantine te wachten tot hij je weer naar huis kon brengen. Hoe belangrijk is hij voor je carrière ?

“Heel belangrijk. Hij is mijn inspirator geweest in alles. Wat hij gedaan heeft, is nooit terug te betalen : me naar school gebracht, naar de trainingen gebracht bij Ajax, hij staat altijd klaar. Ook al kom ik niet uit een rijke familie, als ik wat nodig had, probeerde hij er alles aan te doen opdat ik het zou kunnen krijgen. Daar ben ik hem heel erg dankbaar voor. Wat hij gedaan heeft, is gewoon te veel. Toen ik het even moeilijk had bij Chelsea is hij bijvoorbeeld gewoon met de auto naar Engeland gekomen. Hij is hier in Gent een tijdje bij mij gebleven, maar ik kan nu op eigen benen staan.”

Een paar weken geleden hadden jullie op Gent een fondue-avond en de week daarna was jij ziek. Niet van de fondue, maar van het feestje daarna, grapten sommigen.

“( Lacht.) Ik ben niet eens mee geweest naar dat feestje nadien en ik drink ook geen alcohol. Ik ga wel eens uit, hoor, dat is leuk. Maar ik heb een weddenschap met m’n halfbroer lopen dat ik voor m’n vijfentwintigste niet drink. ‘Jij gaat zeker drinken voor je vijfentwintigste’, zei hij ( lacht). Hij bood mij op m’n vijftiende een biertje aan, maar ik zei dat ik niet dronk. ‘Kom op,’ zei hij, ‘vijftien en je bent nu al een man, drink nu maar’. Maar ik wou niet. Dus hebben we voor wat geld gewed. Ik denk wel dat ik het van hem ga winnen ( grijnst).”

Hoe vergaat het ondertussen je boezemvriend Quincy, die je graag mee naar Gent had zien komen ?

“Hij is een goeie voetballer : hij zit inmiddels vast in de A-kern van Arsenal. Elke dag hebben we nog contact met elkaar. Het is jammer dat ik daar weg ben : het laatste half jaar dat ik in Chelsea was, is hij zelfs bij me ingetrokken. We hebben dezelfde zaakwaarnemer, Herman Rijkaard, de broer van Frank Rijkaard.”

Dan zal je overstap naar Barcelona snel geregeld zijn, natuurlijk.

“Zo gaat het niet, jammer genoeg, ik zal het toch op het veld moeten laten zien ( lacht).”

Succes daarmee.

Raoul De Groote

‘Ik heb wel eens gezien dat de vrouwen hun tas ineens goed vastpakten als ik voorbijkwam. Ik moest erom lachen.’

‘Ik heb een weddenschap lopen dat ik voor m’n vijfentwintigste niet drink.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content