Met lede ogen volgt Eric Verhoeven de overlevingsstrijd van Beerschot. Tien jaar voetbalde hij er als kind, dertien jaar vervulde hij er allerlei functies. ‘Het is een heel moeilijke wereld. Het vergt veel van een mens. Je gaat eraan kapot.’

Geen drie stappen kan Eric Verhoeven op het Kiel zetten zonder iemand een hand te moeten schudden. Iedereen daar kent hem. Hij kent daar iedereen. Verhoeven belichaamt Beerschot, ‘het echte Beerschot’. 54 is hij. Een koddige figuur. Sappig taalgebruik, meestal sigaret in de hand, altijd te vinden voor een grap. Maar wie alleen die aspecten van hem ziet, mispakt zich. Verhoeven moet je de voetbalwereld niet leren kennen, en al zeker niet die op het Kiel. In 1968 werd hij als klein ventje supporter en ging hij er sjotten. Hij schopte het tot de reserven. In 1993 ging hij er werken, kort nadat hem gevraagd was om als bedrijfsrevisor van KPMG de club eens door te lichten. Hij werd op het Kiel verantwoordelijk voor de loonadministratie, hij maakte onderhandelingen met spelers mee, stelde contracten op, bracht licentiedossiers in orde, regelde praktische zaken. En ook al werkt hij sinds 2008 niet meer voor de club, nog altijd is hij, beter dan wie ook, op de hoogte van wat er achter de schermen reilt en zeilt bij Beerschot.

Naïef

“Ik groeide op in Niel,” zegt Verhoeven, “bij Boom. Op m’n tiende wou ik bij Beerschot gaan spelen. Ik vond de clubkleuren mooi. Er waren toen nog geen nationale jeugdcompetities, onze tegenstanders waren Antwerp, Lierse, KV en RC Mechelen, Duffel, Heist. In die context waren wij de beste. Beerschot kwam overal als favoriet aan, iedereen wilde winnen tegen de mannen van ’t stad. Onze jeugdtrainers pakten de zaken ook serieus aan. Wie zijn schoenen niet gepoetst had of zijn pas niet bij zich had, mocht niet meedoen. En wie uit de ploeg gezet werd, kon niet zomaar naar een andere club, zoals nu. Juan Lozano bleef bijvoorbeeld tot zijn 24e bij Beerschot. Vandaag zou zo’n talent zijn zestiende verjaardag niet halen bij Beerschot. Dat is waarom mijn Beerschotgevoel vandaag anders is; de tijden zijn anders.

“Toen ik in 1993 gevraagd werd om fulltime voor de club te werken, zei ik ja. Dat was een impulsieve beslissing, meer gebaseerd op emotie dan op doordachtheid. Ik vond het een eer. Spijt heb ik er niet van, maar of het voor mijn beroepscarrière zo’n fantastische zet geweest is, valt toch te betwijfelen. Ik koesterde geen ambities als het ging over machtsposities, ik wou mij inzetten voor die club. In eerste instantie denk je dat iedereen daar met die bedoeling binnenkomt. Misschien was ik op dat vlak wat naief.

“Het is een heel moeilijke wereld. Dertien jaar heb ik erin gefunctioneerd. Dat vergt veel van een mens. Je gaat eraan kapot. Compleet leeg raak je. ’s Vrijdags ga je naar de reserven, ’s zaterdags naar de match, waar je blijft tot het licht uitgaat, ’s zondags naar de uitlooptraining en ’s maandags begin je opnieuw. Je wordt geleefd binnen dat kader. De impact op je privéleven is enorm. Zo veel jaren gaf ik het beste van mezelf. Dát is waarom ik het erg zou vinden als alles nu weer naar de knoppen zou gaan.

“En dan hoor ik dat de commerciële man begin dit seizoen op vakantie was terwijl er nog geen hoofdsponsor was. ‘Mijn reis was al geboekt.’ Ja, sorry hé.”

Sociaal engagement

“Ik heb tegen Patrick Vanoppen (huidig voorzitter, nvdr) al eens gezegd: ‘Jij moet een sjaal aandoen om Beerschot te zijn, ik niet.’ Dat is niet slecht bedoeld, maar het komt wel vanuit mijn binnenste. Paul Nagels moet ook geen sjaal aandoen. Toen ik bij de club kwam, was hij voorzitter. Hij investeerde indertijd niet uit bedrijfseconomische overwegingen, maar uit sentimentele overwegingen, de club was toen ook nog een vzw.

“In die tijd waren er geen mails of Twitter, en zeker geen internetforum. Er was veel sociaal contact. Mensen voelden zich ook meer sociaal geëngageerd. Op het jeugdtoernooi dat Beerschot altijd organiseert op het eind van het seizoen, nu nog, moesten wij in de jaren negentig medewerkers weigeren. Nu zijn er altijd te weinig.

“Vroeger was er ook een oudervereniging, die een bepaalde schwung bracht. Maar met de oprichting van Germinal Beerschot in 1999 kwam er een nv-structuur en werd die oudervereniging afgeschaft. Want die had een aparte kas. En wie geld heeft, wil invloed.”

Iedereen ongelukkig

“Toen Beerschot eind de jaren negentig failliet ging, is het echte Beerschot gestorven. Op dat moment kwam Jos Verhaegen met Germinal Ekeren naar het Kiel.

“Het Germinal Beerschotverhaal, waar ik zelf aan meeschreef, was niet verkeerd. Alleen kwamen er heel veel strubbelingen op het eigendomsniveau. Eerst was er de instap van een beursgenoteerde vennootschap, Ajax. Het werd een bedrijfseconomisch verhaal. Dat kon niet meer anders. Ajax wilde Germinal Beerschot als satellietclub, om er de beste Belgische jeugd te verzamelen. Qua jeugdspelers kon Germinal Beerschot op dat moment wedijveren met teams als Anderlecht, dankzij Ajax. Dat verhaal stopte in 2004, omdat dat toen in Nederland zo beslist is. Intussen was hier ook een negatieve sfeer gecreëerd. Er werd gezegd: ‘Ze zijn hier al onze talenten komen weghalen.’ Maar Ajax heeft ook geïnvesteerd op het Kiel. Germinal Beerschot had nooit even ver kunnen raken zonder Ajax.

“In 2004 nam Verhaegen het roer weer over. Jos had geen emotionele binding met Beerschot, Jos is een zakenman, hij deed een goede zaak. In 1999 verkocht hij aandelen aan Ajax voor een bepaald bedrag en dat pakket kreeg hij achteraf voor niks terug. En dan heeft hij de zaak nog eens verkocht, aan Vanoppen. Die stapte er ook in uit bedrijfseconomische overwegingen. Vanoppen is een vastgoedmakelaar, die de bouw van een nieuw stadion voor ogen had. Hij wierp zich op als het alternatief voor Verhaegen, die tussen de regels liet aanvoelen dat hij voor een fusie met Antwerp was. Iedereen was dus blij dat Jos weg was. Zoals iedereen in 2004 ook blij was dat die Hollanders weg waren. Zoals iedereen vier jaar eerder ook blij was toen Ajax instapte. Iedereen is altijd blij, maar op het eind van de rit blijkt iedereen nu ongelukkig. Omdat elk zijn agenda had. Op veertien jaar tijd zijn er al drie verschillende invalshoeken qua strategie geweest.”

Goed nieuws

“Vanoppen bracht heeft veel mooie verhalen. Er was het nieuwe logo. Dat was prachtig. Retrotruitjes, met het juiste paars. Die waren prachtig. Paars-witte netten, nieuwe stoeltjes, een nieuw scorebord. Vanoppen ging in een berenpak naar het stadhuis, hij wilde nadenken over paars gras, hij wou overwegen om stamnummer 13 weer binnen te halen. Allemaal fantastisch nieuws voor de Beerschotsupporter, maar daar hebben we geen punt mee gewonnen.

“Tegelijk maakte Vanoppen veel vijanden. Heel veel mensen gaan er plezier in hebben als Beerschot degradeert. Vanoppen heeft dat zelf voor een stuk gevoed. Zo wilde hij niet tegen Antwerp spelen, dat was onder ons niveau. Bij de supporters ging dat erin als zoete koek, maar of het strategisch een goeie zet was, betwijfel ik. Je moet die mensen ook niet schofferen.

“Vanoppen doet dingen die een Antwerpenaar niet doet. Hij is agressiever. Ik kan hem dat niet kwalijk nemen, want hij is geen Antwerpenaar. Een Antwerpenaar zwijgt als het moet. Als wij indertijd eens zeven keer na elkaar wonnen, kwam die schalkse humor naar boven: ‘Hoe laat begint dat hier, want ik moet straks nog naar een feestje.’ Dat is speels, dat is Antwerps. Maar als het slecht ging, waren wij zeker geen grootpraters. Onlangs, na onze nederlaag tegen Waasland-Beveren, was Ludo Van Campenhout (schepen van Sport, nvdr) voor Vanoppen de gebeten hond. Waar sláát dat op?! Die man heeft niet één transfer gedaan, die heeft de ploeg niet opgesteld.

“Vanoppen zei me al dat ik positiever moet zijn, maar je mag van mij niet verwachten dat ik iets goed ga vinden terwijl ik weet dat het verhaal niet goed in elkaar zit. Als je een nieuw managementteam samenstelt, met allemaal mensen die je zelf kiest, en binnen de kortste keren verander je dat, dan maak je mij niet wijs dat dat allemaal slechte mensen waren. Zoals het ook onmogelijk is dat die 39 spelers van de afgelopen twee seizoenen allemaal slechte spelers waren. Er zijn allang signalen van een neerwaartse spiraal. Dat kun je niet verdoezelen door te proberen goed nieuws te brengen dat er niet is. De mooie verhaaltjes moeten stoppen. De waarheid moet gezegd worden.”

Film

“In Beveren zag ik bij Beerschot zeven spelers aan de wedstrijd beginnen die twee maanden bij de club waren. Dat is geen verwijt aan die jongens, maar díé mensen beslissen mee over de toekomst van Beerschot. En daar zou ik mij druk over moeten maken? Ik probeer het los te laten, maar dat gaat niet. Ik zie elke keer weer die film van mijn tijd bij de club.

“Ik ben bij Beerschot niet één dag tegen mijn zin gaan werken, maar als je me nu vraagt of het allemaal de moeite waard was, zeg ik: in principe niet. Er waren weinig mooie momenten. Er gebeurden veel dingen die je niet in de hand had. En altijd weer draait het om macht. Daar komen de problemen van.”

Overeenkomen

“Een Antwerpenaar wil altijd meer. We moeten eens gelukkig leren zijn met wat we hebben en stoppen met denken dat we alles kunnen krijgen zonder ervoor te betalen. Beerschot zal nooit de finale van de Europa League winnen, Beerschot zal waarschijnlijk nooit meer kampioen van België worden. Dat heeft met budgetten te maken. Wel, laat ons dan een club creëren waar iedereen zich thuis voelt. Een club die sluitende rekeningen heeft. Die een sociale functie heeft. Een club waar iedereen welkom is. En wie de bazen zijn, dat maakt mij niet veel uit. Maar dat ze in godsnaam overeenkomen.” ?

DOOR KRISTOF DE RYCK – BEELDEN: JONAS HAMERS/ IMAGEGLOBE

“Altijd weer draait het om macht. Daar komen de problemen van.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content