Van kletterende frustratie tot uitzinnige vreugde. In zijn emotionele beleving zit keeper Silvio Proto op een roetsjbaan. Benieuwd waar zijn karretje zondag blijft hangen, als hij met ‘zijn’ Germinal Beerschot speelt tegen ‘zijn’ Anderlecht.

Een vulkaan kun je niet plots omtoveren tot een ijsberg. En mocht het kunnen, dan zou Silvio Proto het niet eens willen. De 25-jarige doelman, die door Anderlecht voor een jaar aan Germinal Beerschot is uitgeleend, heeft vrede met zijn onvermogen om een pokerface op te zetten als felle emoties opborrelen. “Noem het gerust een gebrek”, zegt hij. “Maar zo ben ik op de wereld gezet. Zo is het altijd geweest. Vooral als ik me opjaag, kan ik dat niet wegmoffelen. Ook niet in het verkeer, als voor mijn neus stommiteiten gebeuren. Dan reageer ik te heftig. Op het veld is dat geen voordeel. Ik ben een heel slechte verliezer. Maar of dat op zich zo’n verwerpelijke eigenschap is, weet ik niet. Het kan vervelend zijn, dat wel. Maar het is niet iets wat ik uit mijn persoonlijkheid zou willen knippen.”

Natte brieven

Van wie heb je die driftige reacties?

Silvio Proto: “Mijn vader is súpernerveus. Die enerveert zich diréct, bij het minste. Ik slaag er soms nog in mijn kalmte te bewaren. Hij niet. Ik heb de versie extra light ( lacht). Maar gelukkig lijk ik wat meer op hem dan op mijn moeder. Zij heeft van werkelijk alles schrik. Elke keer als de andere keeper in een match uittrapt, is ze bang dat de bal in mijn doel zal vallen.”

Heb jij dat vurige temperament op jouw beurt doorgegeven aan je zoontje? Lijkt die op jou?

Kenzo is pas vijftien maanden, maar nu al is duidelijk dat hij veel braver is dan ik als kind was. Hij luistert beter. Op school eindigde ik vaak als de eerste van de klas, maar ik haalde dikwijls stommiteiten uit. Als mij gezegd werd dat ik iets niet mocht doen, deed ik het toch.

“Toen ik vijf of zes was, ging ik in het zog van de postbode de straat wel eens af met een volle emmer. Dan vulde ik elke brievenbus met water. De buren konden nadien hun post nauwelijks lezen. Ik stak nooit echt kwaadaardige dingen uit, het bleef altijd wel binnen de grenzen van het aanvaardbare, maar toch.

“Op een dag wilde ik ergens afspringen en werd ik langs alle kanten gewaarschuwd dat ik me pijn zou doen. ‘Doe dat niet.’ Ik gehoorzaamde niet en had prijs. Een open wonde aan mijn knie, die genaaid moest worden. Diezelfde dag sprong ik enkele uren later stiekem opnieuw. Die wonde weer helemaal open, weer naar het ziekenhuis, weer naaien. En of mijn ouders toen ziedend waren …”

Stel dat Kenzo over een paar jaar voor jou komt staan en zegt: “Papa, ik wil doelman worden.” Wat antwoord je dan?

Oeh … Als hij dat echt wil, zal ik zijn eerste supporter zijn. Maar ik zal hem zeker niet in die richting duwen.”

Wat zal je hem vertellen als hij vraagt of het een goed idee is?

“Ik zal hem zeggen dat er meer negatieve kantjes aan zitten dan positieve. Het wordt normaal gevonden dat jij de fouten van anderen corrigeert, maar als jij een uitschuiver maakt, is er meestal niemand om die recht te trekken. Het is een beroep waarin je niet altijd erkenning krijgt voor wat je doet. Je wordt meer bekritiseerd dan op het voorplan geschoven. En ik zal er hem dan vooral voor waarschuwen dat hij zich niet te erg moet verheugen in een bepaalde situatie, want de volgende dag keert dat zich tegen jou. Je duikt heel snel van alles naar niks.”

In een mum twee kilo kwijt

Dat weet jij als geen ander. Jij verkende de laatste jaren de donkerste krochten van het keepersvak. Wat was het moeilijkste moment?

“Mijn blessure ( aan de knie, nvdr). En eigenlijk niet zozeer dat moment zelf, maar vooral de periode nadien, waarin het begon te dagen dat mijn plaats me ontglipte. Je ziet je vervanger goede matchen spelen en beseft stilaan dat die zijn stek niet meer kwijtraakt als hij geen dwaasheden uithaalt. Gelukkig was mijn vrouw zwanger tijdens mijn revalidatie. Dat bracht me vaak op andere gedachten.

“Maar ik speelde uiteindelijk twee jaar niet. Dat was niet gemakkelijk. Als je traint om op de bank te zitten, word je nerveus. Dan wil je misschien ook te veel doen, de zaken forceren.”

Hoe ging je daarmee om?

“Ik trek een duidelijke lijn tussen mijn beroep en mijn privéleven.

“Als ik hier het stadion uit wandel, zitten mijn vrouw en zoontje op mij te wachten. Ik hecht veel belang aan mijn familie. Als ik een slechte match afwerk of een mindere training, moeten zij daarvoor niet boeten. Ik mag mijn humeur niet op hen uitwerken.

“Zelfs al voelde ik me miserabel in het Astridpark, omdat ik niet in de basis stond, thuis had dat geen weerslag.”

Maar zo simpel is dat toch niet? Je gooit toch niet met een vingerknip een dam op voor je gevoelens?

“En toch moet dat.

“Toen mijn zoontje geboren werd, verliep de bevalling heel moeilijk. Er waren problemen. Als zulke dingen gebeuren, voel je je compleet machteloos. Je staat erop te kijken, wil helpen, maar kan niks doen. Dat is de hel. Enkele dagen na zijn geboorte werd hij erg ziek. Ik verloor in een mum van tijd twee kilo. Ik praat daar niet graag lang over, maar zulke zaken veranderen wel je kijk.

“Ook was me opgevallen hoeveel mensen ik rond mij had toen het goed ging, en hoe weinig er overbleven toen ik geblesseerd was. Dat zet je aan het denken.

“Op een moment heb ik geconcludeerd dat voetbal niet het belangrijkste is in het leven. Er is veel meer.”

Beste niveau

Kon je het voetbalwereldje blijven relativeren toen je zag hoe bepaalde supporters van Germinal Beerschot net voor je komst naar het Kiel riepen dat je kon oprotten?

“Je moet dat in zijn context zetten. Er waren de verklaringen die ik afgelegd had ( Proto had zich vorig seizoen na de bekermatch van Anderlecht op het Kiel minachtend uitgelaten over de supporters van Germinal Beerschot, omdat die met hem gespot hadden na een blunder in die wedstrijd, nvdr). Het was een beetje normaal dat ze niet achter mij stonden.”

Het bracht je nog serieus aan het twijfelen of je echt wel zou komen.

“Ja. Maar ik praatte dan bij Anderlecht met trainer Ariël Jacobs, keeperstrainer Filip De Wilde en teammanager José Garcia en zij zeiden dat die heisa wel zou overwaaien. Ze hamerden erop dat dit een goede kans was, dat ik dit moest doen om weer naar mijn beste niveau te groeien.”

Allemaal goed en wel, maar dan doe je het toch wel een beetje in je broek als je hier die eerste dag het Olympisch Stadion binnenwandelt?

“Vanaf het moment dat ik de knoop had doorgehakt, hield ik mezelf voor dat het geen nut had om me te blijven afvragen of het wel zou lukken. Ik nam me voor om hard te werken en om dan te zien waar ik uitkwam.”

Je bood eerst je excuses aan ten opzichte van de fans. Was dat je eigen initiatief of fluisterde de club je in dat dat misschien geen slecht idee was?

“Nee, dat kwam van mij. Ik ben een correct en eerlijk persoon. Iedereen die me kent, weet dat. Ik ben geen jongen die links en recht even bommetjes gooit.”

En dan kantelde de houding van de supporters in enkele weken tijd.

“Ze zien dat ik alles geef wat ik in me heb. Maar als ik straks drie grote fouten maak, zal ik daarvoor veroordeeld worden. Dat weet ik maar al te goed.”

Omgaan met blunders, dat moet zowat het moeilijkste aspect zijn van jouw vak. Jij beging er al wel eens. Word je daar dan echt bang voor?

“Als je op het veld stapt met de schrik om een fout te maken, dan gebeurt het.”

En als het gebeurt, hoe verwerk je dat?

“Je moet je blijven realiseren dat fouten menselijk zijn, dat iedereen er maakt. Zonder fouten zouden er geen doelpunten zijn. Net als je er maakt, ga je vooruit. Je trekt daar conclusies uit.”

Dankzij het onverwachte doelpunt dat jij zelf maakte tegen Gent, sloten de fans je volledig in de armen.

“Omdat het bewees dat ik het onderste uit de kan wil halen om hier resultaten te boeken. Ik kon evengoed gezegd hebben: ‘Ik blijf in mijn goal, het kan me niet schelen dat we verliezen.’ Maar zo zit ik niet ineen. Ik ben een winnaar.”

Zeg je tegen jezelf dat je hier bent om te bewijzen dat je de basisplaats bij Anderlecht onder de lat waard bent?

“Dat vonden veel mensen ook al toen ik nog bij paars-wit zat.

“Natuurlijk wil ik dat bewijzen. Dat is normaal. Als ik me dat niet aantrok, was ik als tweede keeper in het Astridpark op de bank blijven zitten. Zo ben ik niet. Ik heb ambitie.

“Ik raakte twee jaar kwijt. Ik ben er zeker van dat ik zonder mijn blessure nu nog altijd als titularis bij Anderlecht zat. Maar goed, ik neem het leven zoals het komt. Dat het nu niet zo is, zorgt er niet voor dat ik minder gelukkig door het leven stap. Ik zit hier goed.

“Mijn doel is nu: weer op mijn beste niveau raken.”

Lollige trucjes

Maar als je bij paars-wit weer onder de lat zou gaan staan, zo luidt een van de commentaren, dan moeten die reacties verdwijnen tegenover supporters van de tegenpartij die dingen naar je roepen. Zoals je in de thuismatch van Germinal Beerschot tegen Gent deed Dan denken wij vanuit de tribune: ‘Silvio, in godsnaam, hoe is het mogelijk?!’

“Wel, zet je daar eens in mijn plaats. Ik zal in de tribune komen zitten. We zullen dan eens zien of je niet hetzelfde doet. Wat ga jij doen als je straks de straat op wandelt en wordt beschimpt?”

Het is waar; als je er niet staat, weet je niet wat het is. Maar je kan dat toch ook proberen te negeren?

“Zo gemakkelijk is dat niet. Kijk, het is niet goed dat ik reageerde, maar het is gebeurd. Ik heb mijn kwaliteiten, maar ook mijn mankementen. In de thuiswedstrijd nadien schoffeerden de fans van Charleroi mij ook, maar toen deed ik niks. Ik hoorde het, maar bleef kalm. Ik let erop. Het lastigste voor hen is als je niet reageert.”

Natuurlijk. Maar dat is kennelijk niet gemakkelijk voor je.

“Voor niemand, denk ik.

“Ik heb er geen probleem mee om bekritiseerd te worden. Dan mogen ze alles tegen mij zeggen. Maar als ze over mijn familie beginnen … Het getuigt van een gebrek aan respect.”

Maar Silvio, ze kennen die niet eens. ‘Laat ze maar doen’, moet je dan toch bedenken?

“Dat is zo. Toen ik thuis met mijn vrouw de video van de thuismatch tegen Gent herbekeek, hoorde ik op de achtergrond dingen die ik tijdens de wedstrijd niet opgevangen had. En toen moest ik lachen. Ze zoeken zoveel trucjes om je te destabiliseren dat het op den duur nog lollig wordt ook.”

En wat concludeer je dan? ‘Verdomme, dat ene moment ga ik erop in en hebben zij gewonnen.’

“Ja, maar vanaf nu reageer ik niet meer op spreekkoren. Het is gedaan.”

Doelman met doel

Hoe anders voelt de Silvio Proto die van vandaag zich in vergelijking met enkele maanden geleden, voor zijn komst naar het Kiel?

“Ik ervaar nu veel genoegdoening. Als je ’s maandags naar de club vertrekt, dan is dat om de match van het komende weekend voor te bereiden. Dat is een belangrijke motivatie. Trainen zonder een duidelijk doel voor ogen is lang niet zo gemakkelijk.”

Gaat het over het gevoel om weer belangrijk te zijn?

“Je maakt weer deel uit van een ploeg. Als je op de bank zit zegt iedereen dat dat ook wel zo is, maar je beleeft alles dan veel meer van buitenaf.”

Jij staat dus nu ’s morgens met meer goesting op?

“Dat is zeker een deel ervan. Maar eigenlijk gaat het nog meer over het gevoel op zaterdagavond. Als je dan naar huis rijdt na een goede match, dan voel je je onnoemelijk lekker in je vel. De rest van het weekend surf je voort op die golf.”

Wist je nog hoe het voelde?

“Het was lang geleden.”

Soms lijkt het een beetje alsof jij na twee jaar weer bent beginnen te leven.

“Op het professionele vlak dan. Als ik bij Anderlecht plots wel gespeeld zou hebben, zou mijn privéleven er niet ineens anders uitgezien hebben. Daar zat ik altijd met een voldaan gevoel. Een vrouw en zoon die gelukkig zijn, wat kan daar tegen op? Niks. Ik ben er niet van overtuigd dat een voetballer die de Champions League wint, maar naast het veld niemand heeft om dat mee te delen, gelukkiger is dan iemand die op de bank van Anderlecht zit, maar mensen rond zich heeft die van hem houden.” S

door kristof de ryck – beelden: jelle vermeersch

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content