Het mocht zelfs Afghanistan zijn, als hij maar een nieuwe club had. Zo redeneerde Nabil Dirar dit voorjaar. Een paar sterke prestaties in de play-offs, gevolgd door een goed gesprek met de Brugse top, stuurden zijn leven evenwel een heel andere richting uit. De nieuwe Nabil Dirar voetbalt gewoon voor Club Brugge. Hij legt uit wat er gebeurde en kijkt daarbij recht in de spiegel.

Ongeveer een jaar geleden zat Nabil Dirar diep in de put. Er waren al een paar incidenten geweest en toen hij zich in een nabespreking door Adrie Koster onterecht aangepakt voelde, ging hij door het lint. De minzame Nederlander stuurde Dirar voor drie weken naar de B-kern. Daar trainde hij met de beloften, met jongens als Jannes Vansteenkiste of Jimmy De Jonghe.

Twaalf maanden later komt hij die jongens opnieuw tegen. Dit keer in de kleedkamer van de A-kern, waar ze buren zijn, twee jongeren die vorig seizoen nog verrast opkeken toen hij zijn opwachting maakte. Het is een andere Dirar die nu naast hen zit, een vrolijke, breed lachende. Het gaat goed met Nabil Dirar. Heel goed. Hij speelt, maar dat doet hij eigenlijk wel altijd als hij fit is, maar hij scoort ook geregeld. Of hij geeft een assist. Hij is beslissend, heeft een impact. Is gelouterd, zegt hij. Dirar: “Zie ik er gelukkig uit? Ik ben het ook, in supervorm, ik heb overal plezier in, en dit keer ga ik het ook laten duren. Het is de eerste keer dat het echt loopt zoals ik wil, zoals de Club het wil. Al drie, vier maanden lang. Alles wat we doen, daar slagen we in. In andere seizoenen ging er altijd wel iets fout. We pakten niet veel punten, waren niet altijd geconcentreerd, we namen ook niet altijd de wedstrijden au sérieux. Nu heeft iedereen, de voorzitter, SvenVermant… druk gelegd, duidelijk gemaakt dat de mensen iets van ons verwachten. Aan ons om resultaten te brengen.

Zijn ommekeer situeert hij in de play-offs van vorig seizoen. Dirar: “Ik heb een jaar vol merde gekend, was reserve, wilde van lucht veranderen.” In de play-offs speelde hij op revanche, voor een transfer. “Voetballen deed ik voor Club, maar mijn hoofd zat elders. Ik dacht: speel je wedstrijden, Nabil, maar kijk uit naar wat anders, speel voor je transfer. En dat mocht echt naar om het even waar zijn. Zelfs Afghanistan, bij wijze van spreken. Dat was ook mijn discours op straat, als ik mijn vrienden tegen het lijf liep. Tegen iedereen zei ik dat ik wegging. Beeld je dan hun reactie in toen ik bijtekende tot 2016. Mijn vrienden begrepen er niks meer van. En eerlijk: ikzelf ook niet, ik verwachtte het zelf niet na alles wat er was gebeurd.”

Een kind

Twee zaken acht hij verantwoordelijk voor de metamorfose die hij zegt te hebben ondergaan: zijn huwelijk, maar dat in mindere mate. Het was vooral een namiddag rond de tafel zitten met de coach, Sven Vermant, Henk Mariman en de voorzitter. Dirar: “Ik ben op 11 juni getrouwd, en iets minder dan drie weken voordien ben ik met hen gaan praten. Er waren wat voorstellen uit het buitenland. Griekenland, Italië, Frankrijk, Turkije, keuze genoeg. Zelfs Standard. Als ik in België zou blijven, wilde ik daar naartoe. Om wat te bewijzen, om te tonen dat het beeld dat de mensen van me hadden een verkeerd beeld was. ”

Hij verwachtte gehoor te vinden voor zijn wens, er was immers zo veel gebeurd. Maar tot zijn grote verrassing klonk het discours van de Brugse delegatie heel anders … Dirar: “We zijn rustig gaan zitten en hebben een hele middag gepraat. Bij Brugge vonden ze dat ik ongelijk had. Dat ik wél een goed mens was, en dat ze hard op me rekenden voor dit seizoen. De coach loofde mij en zei dat ik de mensen moest tonen wat mijn kwaliteiten waren. Echt een heel genereus man, na alles wat er tussen ons al gebeurde. Adorable, iemand om van te houden. Soms te vriendelijk, is weleens de kritiek die je hoort. Er was niks blijven hangen van wat er tussen ons al gebeurd was, zei hij, hij had niks tegen me. En hij rekende voor dit seizoen op mij. Na dat gesprek dacht ik: ik moet blijven en dat beeld dat van mij bestaat veranderen.”

Toen in de loop van vorig seizoen Wilfried Dalmat na een paar goeie momenten zijn plaats kwam opeisen, vergeleek Koster de statistieken van de Fransman met die van de Marokkaan. Zowel fysiek als qua rendement. Dalmat moest toen toegeven dat Dirars objectieve cijfers beter waren en inbinden. Dirar: “In de play-offs had ik zelfs zéér goeie statistieken, ongeveer in elke wedstrijd een assist. Ik heb toen echt gevoetbald voor een transfer. Clubs waren ook wel écht geïnteresseerd. Ondanks mijn problemen. Clubs trekken zich daar niks van aan. Zij kijken naar de wedstrijden en al in de play-offs zagen zij een andere speler. Ik was wat geïrriteerd en wilde me wreken. Zoiets. Zoals een kind.”

En daar slaat hij de nagel op de kop. Hij gedroeg zich wat als een kind, lichtgeraakt. Chaud, de motor snel hoog in de toeren. Want dat imago … Hij knikt: “Het imago dat van mij bestaat, heb ik voor het grootste deel zelf gecreëerd. Dat besef ik. Ik moet de fout niet bij de anderen leggen. Ik heb dat aanvaard. Jullie, de media, hebben wel wat geholpen, maar ik legde wel de basis. Ik ben iemand die drijft op emotie, op warmte. Ik vond Brugge vorig jaar te koel.”

Pet op

Hij gedroeg zich als een stommerik. En dan kijkt hij met een pak schaamte terug op zijn dispuut met Vadis Odjidja, tijdens het duel tegen Kortrijk begin maart. Dirar, nerveus, zocht er eerst de confrontatie met zijn ploegmaat en daarna met het publiek, waarna Koster hem van het veld haalde, ook al waren alle wissels al opgebruikt. Dirar: “Die discussie met Vadis, een groot speler, een man die goed is opgevoed … Ik zat in een moeilijke periode en ging op dat moment met iedereen in de clinch. Zocht zelf de merde, min of meer. En ik heb ze gevonden.

“Toen ik nadien de beelden zag van dat incident … Ik schaam me diep. Ik kan ze zelfs niet zien, eigenlijk. Alleen naar het begin kijk ik, om dan weg te zappen. Denkend: dat kan toch niet, dat ben ik niet. Ik had het idee dat iedereen tegen me was. Een vreemdeling voor mezelf, zo voelde ik me. Ongelooflijk, want ik zat goed in de match. En toch voelde ik me aangevallen. De dag erna schaamde ik me diep. Ik heb toen een pet opgezet. Als er toen een mogelijkheid had bestaan waarop de aarde zich opende, ik had mezelf begraven. Echt waar. Mijn moeder, iedereen, ze zien me altijd lachen en grapjes uithalen en dan gedraag ik me commeun malade, ziekelijk. Triest voor al die kinderen aan wie ik voordien een handtekening had gegeven. Die moeten zulke dingen niet zien. Vandaar de schaamte, vandaar de wens om te vertrekken, maar vandaar ook de kracht om in de play-offs te laten zien wie de echte Dirar was. Daar heb ik getoond dat ik de kwaliteiten heb. Die lijn trek ik door. Wedstrijden zoals die ene, die gaan we niet meer zien van deze Dirar.”

Terrorist

Hij is nerveus, zijn karakter is vrij heet, maar gewelddadig wordt hij nooit. Toen hij vorig seizoen op Lokeren Tiko even zwaar aantrapte in een ander onbesuisd moment excuseerde hij zich duizend keer. Dirar: “Recent heb ik het opnieuw gedaan, dat ben ik echt niet.” Maar zijn woorden, dat beseft hij, die kunnen mensen doden. Die zijn wel gewelddadig. Zijn karakter, dat is iets fundamenteels, dat kun je niet snel veranderen, denken wij dan.

Dirar: “Wel probéren, via sessies met de psycholoog, zoals ze me hier hebben aangeraden. Hij leert mij met dingen om te gaan, maar brengt ook zaken die ik zeg over aan de coach. Zo groeit een goede feeling. Ik zie hem nog steeds, tussendoor. Hij komt eens langs, maakt een praatje, we drinken samen een koffie. Wie zin heeft, praat 20, 30 minuutjes met hem. Hij is ook op wedstrijden en observeert ons. Ons gedrag op het veld.”

Zich daar opwinden gaat hij dus niet meer doen. Dirar: “Maar zwijgen ook niet, als iets me ergert. Tegen Ghomsi onlangs nog, op Mechelen. ‘ Mon frère,’ zei ik, ‘jij bent geen voetballer. Verander nu toch een keer!’ Hij enerveerde me. Dat zal ik verbaal uiten, of in gebaren. Er gaan nog spelers zijn die me gaan trachten te provoceren zoals Ghomsi. Het publiek ook. Nabil janet, Nabil dit, Nabil dat. Wat ze in Lokeren allemaal naar mijn kop slingerden om me uit het spel te halen. ‘Terrorist!’ Dat soort dingen. In Waregem speelden we in de periode van de ramadan. Toen was het van: ‘Durum! Kebab!’ Zeg alsjeblieft, ga naar school, ik ben geen Turk. Triest, maar ik laat ze doen, ik ga niet reageren. Vorig jaar zou ik nog uit mijn rol vallen en uit de wedstrijd verdwijnen, nu verlies ik mezelf en de controle niet meer. Het zijn toch mensen die niks kennen van voetbal, die zich willen amuseren, een pint drinken, een friet eten.”

En ergens, zo verrast hij, is hij er ook wel trots op, dat ze hem uitfluiten. Dirar: “Dat wil zeggen dat ik kwaliteiten heb en dat ze het de moeite vinden om te proberen me uit mijn concentratie te halen. Ze zijn bang van me.”

Een huis

Er is nog wel meer veranderd in zijn leven. Zo woont hij nu meer in Knokke dan in Brussel, in dezelfde residentie als zijn ex-coach Jacky Mathijssen, met wie hij onlangs nog een duelletje op de weg had. Even plagen, wat vertragen en de andere een rood licht aansmeren. Hij was als eerste thuis …

Dirar: “Knokke is wel wat ver van vrienden en familie, maar minder vermoeiend. En ik kom nog wel in Brussel, er is tijdens de week altijd wel een dag waarop het lukt. Maar er de hele tijd wonen was te vermoeiend en stresserend. Met dat verkeer wist je nooit of je tijdig op de club zou zijn.”

Hij heeft er zijn vrouw. Ook zij heeft hem geholpen. “Uiteraard”, zegt Dirar. “Ze schaamde zich ook voor mijn gedrag, we kregen berichten op Facebook wat voor een stommerik ik was. Het deed haar ook pijn om mij zo te zien. Maar ons huwelijk kwam daardoor niet in gevaar. ( lacht) Zij kent de echte Nabil. Dankzij haar eet ik nu ook wat evenwichtiger. Mijn vrouw werkte lange dagen. Als ik dan ’s middags thuiskwam… Je kent dat: honger, veel lekkers in Brussel, ik at een durum, elk uur wel iets, ik ben ook zo verzot op snacks, weet je. Maar nu heb ik een programma. Kooklessen? De club gaf ze nog niet, maar mijn vrouw kan goed genoeg koken, die heeft daar geen cursussen voor nodig.”

Van hem mag er snel aan een nageslacht worden gewerkt. Dirar: “Ik wil kinderen, ja. Ik ben er klaar voor. Later wil ik ze in het centrum van Brussel grootbrengen, die stad kan ik niet missen. Daar kleine Dirartjes laten opgroeien … Goeie Dirartjes, veel beter dan hun vader. We gaan beginnen met twee en daarna zien we wel. ( verrast) Ik heb ook zin om kinderen te adopteren, kinderen die nu de middelen niet hebben. Afrikanen, Marokkanen, mensen die ik kan helpen. Ik kan die kinderen adopteren, betalen voor hun studie. Niet hun moeder afpakken: tijdens de vakanties kunnen we terug naar Marokko, op bezoek bij hun ouders. Eén of twee, dat moet werken.”

Liever dat dan een stichting in het leven roepen, zegt hij. Hij wil mensen helpen. Later ook spelers. In zijn wijk zijn er veel ouders van wie de kinderen talent hebben, maar die bijvoorbeeld de lidgelden bij sportclubs niet kunnen betalen. Dirar: “Ik kan dat niet voor iedereen doen, maar nu en dan iemand helpen, dat moet lukken.”

DOOR PETER T’KINT

“In Waregem riep het publiek: ‘Durum! Kebab!’ Zeg alsjeblieft, ga naar school, ik ben geen Turk.”

“Iedereen heeft druk gelegd: de mensen verwachten iets van ons.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content