Nadat hij er ten onrechte van werd verdacht illegaal een kind naar België te hebben gesmokkeld, mocht Désiré Mbonabucya, spits van Sint-Truiden, de gevangenis verlaten. ‘Ik herhaal het : er zijn veel te zware woorden gebruikt.’

N atacha heet ze, ze is 10 en het oog van de storm waarin DésiréMbonabucya twee weken geleden terechtkwam. Vier dagen gevangenis en onterechte allusies van kinderhandel aan zijn adres later blikt de STVV-spits terug.

Hoe voel je je nu ?

Désiré Mbonabucya : “Goed, ik voel me ontspannen. Maar de voorbije twee weken hebben mij erg geraakt. In 1999 is een vroegere vriendin van mij in Afrika overleden en een andere vrouw is met haar kind naar de luchthaven van Zaventem gekomen. Ze zei dat het kind van mij was. Dus ik dacht : dan moet ik het accepteren en adopteren. Maar we werden naar het office des étrangers geroepen. Onmogelijk, zeiden ze, dat ik het kind zou krijgen, want de vrouw had het kind met een vals visum naar België gekregen. En zelf had ik het ook niet aangegeven als mijn kind toen ik naar België kwam, zeiden ze. Maar ik had toen helemaal de intentie niet om het te adopteren. Ik was getrouwd en het kind was op dat moment gelukkig bij zijn moeder in Afrika. Maar ik heb om zeker te zijn een DNA-test laten doen, die ik heb betaald voor mij én het kind. Daaruit bleek dat het dan toch niet mijn kind was.”

Maar je dacht : ik adopteer het tóch.

“Omdat er die band was geweest met de moeder en ik het kind ook gekend had toen het heel klein was. Ik heb haar nodig, dat is een erezaak. Kijk, ik stel me in haar plaats : in het OCMW van Ieper, waar ze verblijft, zal ze misschien wel vriendjes maken en goed opgevangen worden door het personeel daar, maar dat is geen familie. Mij en mijn familie kent ze, dus het zou goed zijn voor haar als ik ze adopteer. Als ze achttien wordt, zal ze mij anders verwijten dat ik haar heb laten vallen. Want ook al hebben tests uitgewezen dat het niet mijn dochter is, ik weet wél dat haar echte vader niet is komen opdagen. Dus ik móet die verantwoordelijkheid opnemen. Hoe zal haar leven er straks anders uitzien ? Wat zal er van haar worden als ze opgroeit zonder familie ? Later zal ik haar alles uitleggen en zal ze mij dankbaar zijn.”

Wat weet je nog van haar moeder ?

“Ze is overleden na een ziekte. Ze was mijn vriendin, maar aangezien haar dochter geen kind van mij is, weet ik nu dus dat ze mij destijds heeft be- drogen. Ze heeft mij bedrogen en ik ben er nog eens door in de gevangenis geraakt ook. Maar ik wil daarom haar dochter niet laten vallen, daarvoor heb ik te veel mooie herinneringen aan haar. Als bewijs dat er toch iets moois gegroeid was tussen ons, wil ik haar dochter adopteren.”

En dat kan dus niet.

“Neen, ik moet het proces afwachten tegen de vrouw, een Afrikaanse uit Aalst, die haar naar België bracht.”

Hoe goed ken je je vermeende dochter ?

“In 1997 heb ik haar in Afrika gezien. Ik heb haar daarna nog eens gezien voor de DNA-test. Voordien wou ik haar bezoeken, maar dat mocht niet, zeiden ze. Ik heb haar dus maar twee keer gezien. Maar het contact met haar is heel goed. Ze dénkt zelfs ook dat ik haar vader ben. Als ze me ziet, noemt ze me papa. Dus dat ze dan woorden als mensenhandel gebruikten in de pers, was helemaal niet correct. Je kan dat zeggen als er helemaal geen sprake zou zijn van contact tussen mij en het kind, maar ik hád contact met haar. Al van in Afrika.”

Je eigen vrouw zag adoptie niet zitten, maar je bent ondertussen gescheiden ?

“Nog niet. We hebben besloten een tijdje gescheiden te leven om te kunnen nadenken. We leven nu tien maanden apart. Ik ben nog maar 27 en ik ben, denk ik, te vroeg getrouwd. Ik was 24, maar ik had moeten wachten.”

Waarom ?

“Dat hou ik liever voor mezelf.”

Hoe kreeg je te horen dat je naar de gevangenis moest ?

“De politie heeft mij hier op de club dinsdag na het middageten apart geroepen omdat ze mij iets moesten zeggen. Ze waren in burger en vertelden mij dat ze mijn huis gingen doorzoeken. Ze zochten papieren om te bewijzen dat ik dat verdacht koppel uit Aalst kende. Ook al hebben ze dat rustig gedaan, zonder de boel overhoop te halen, dat is niet plezant. Vooral ook omdat ik van niks wist. Ze hadden, zeiden ze, twee weken geleden aan de DNA-testen gezien dat ik niet de vader van dat kind was. Maar ik kende die uitslag al van in juli ! Zeven maanden geleden !”

Daarna moest je dus mee naar Brussel.

“Ik vroeg of ik met mijn auto mocht, maar ik moest mee met hen. Dus ik dacht : als ik zo opgepakt word, moet ik mijn advocaat kunnen verwittigen. Maar dat mocht ik niet. Ik heb hem zelfs niet kunnen bellen toen ik al in de gevangenis van Vorst zat. Ik vraag mij af waarom ze mij dat recht ontnomen hebben. Toen we op de luchthaven aankwamen, waar ze mij eerst zouden verhoren, hebben ze mij in het cachot gestoken. Van twee uur in de namiddag tot middernacht hebben ze mij daar verhoord. Toen kreeg ik te horen dat ze nog geen beslissing konden nemen en ik daar moest blijven slapen. Ik heb ook niets te eten gekregen, alleen wat brood, zonder iets bij, en water. Voor de nacht hebben ze mij dus opgesloten.”

Dan gaat de deur dicht en…

“… dan is het precies of je in een gat valt waar je nooit meer uit raakt. Je hoort zelfs niks meer. Je bent volledig afgesloten van alles. Je kijkt naar de muur links, de muur rechts, het plafond en je krijgt het gevoel dat alles op je gaat vallen. Je wil van alles kapot maken om je woede kwijt te raken, maar er is niks. Dus je kan alleen kalm blijven. Maar dat ze mij niet de kans gegeven hebben mijn advocaat te contacteren, zit mij hoog. Hijzélf heeft de gevangenis uiteindelijk gebeld omdat de club hem verwittigd had dat ik was opgepakt.

“Ik had nog nooit een gevangenis van binnen gezien. Er was een klein toilet en het was er niet warm. Twee meter bij twee meter. Geen vensters. Niks. Toen heb ik tegen mezelf gezegd : voor mij is de vrije wereld gedaan. Ik zat mij voortdurend af te vragen of ik daar nu zat voor die zaak met dat kind, of dat er nog iets anders was dat ze voor mij verborgen hielden. Hoe zou het met mijn voetbalcarrière verder gaan ?”

Heb je goed geslapen ?

“Ik heb níet geslapen. Om zes uur ’s ochtends kwamen ze mij zeggen dat we naar elders in Brussel moesten om de rechter te spreken. Daar werden we, dat koppel uit Aalst en ik, in afwachting weer apart in een cel gestopt. Om drie uur moesten we bij de onderzoeksrechter komen en die begreep niks van de hele zaak. Hoe kon de vrouw uit Aalst aan mijn telefoonnummer komen ? Zij had in Afrika gezeten, dus ik zei : ‘Meneer, er zijn ik-weet-niet-hoeveel mensen in Afrika die mijn nummer hebben’. Maar de rechter begreep dat niet. Dus ik moest een paar minuten buiten wachten met handboeien om voor ze beslist hadden wat ze met mij gingen doen. ‘Nu gaan we naar de gevangenis van Vorst’, zei de politieman mij daarna. Ik zeg : wat ? ! Woensdag om halfvijf ben ik met mijn handboeien om naar Vorst gevoerd.

“Ik kreeg andere kleren, gevangeniskleren. De eerste dag zaten we met drie in de cel. Twee andere Afrikanen en ik. Ik sliep op de grond, op een matrasje onder het bed, want de twee anderen lagen in het stapelbed. Op donderdag ben ik bij de directeur geroepen en heb ik hem uitgelegd dat ik daar niet kon slapen. Veel te veel stof, veel te klein. Drie bij vier meter voor drie personen, met nog een toilet erbij. Als er dan iemand naar de wc ging… Ik zag het eigenlijk allemaal als een film aan mij voorbij trekken. Mijn lichaam zat in de gevangenis, maar mijn gedachten waren de hele tijd elders.

“Wat ik wel goed beseft heb, is dat een gevangenis geen plaats is voor iemand die niks gedaan heeft. Je léért er slechte dingen. Dus het was best dat ik daar niet te lang bleef. Daar zitten mensen die écht kwaad gedaan hebben. Ik vroeg me de hele tijd af waarom ik daar zat. Waarom ? De tweede dag hebben ze mij bij een andere in een cel gestoken, maar daar was maar één bed, dus moest ik weer op de grond slapen. Die andere gevangene mocht zes dagen later naar huis, maar gepraat met hem heb ik nauwelijks. Gegeten ook niet trouwens. Ik proefde er wel van, maar ik had geen trek. Twee kilo ben ik zo vermagerd. Ik dacht : als God vindt dat ik kwaad heb gedaan, dat hij me dan in de gevangenis laat ; zoniet zal ik vrijkomen. Elke dag heb ik gebeden en op zaterdag ben ik om vijf uur vrijgelaten.”

Hoe hard is de gevangenis voor een zachtmoedig iemand als jij ?

Vous savez, in de gevangenis is iedereen vriendelijk, hé. Iedereen zit daar omdat hij iets mispeuterd heeft en iedereen denkt aan hulp van anderen. Dus niemand is erop uit om een ander kwaad te doen. De bewakers waren wel heel streng. Il faut être en bas de la loi. Maar ze waren ook nieuwsgierig : ze herkenden mij en vroegen wat ik daar kwam doen. ‘Jij hoort hier toch niet te zitten ?’, zeiden ze allemaal.”

Was je bang ?

“Ja, ik was bang. Het was de eerste keer in mijn leven dat anderen mij moesten bewaken en dat ik opgesloten zat. Maar ik voelde me niet schuldig. Ook al werd er in de pers gesproken van kinderhandel. Dat heeft mij wel gechoqueerd : dat ik twee dagen ben afgeschilderd als verdachte van kinderhandel. Dat is goed om iemand te breken of in de put te duwen ! Men heeft te snel te zware woorden in de mond genomen. En nu ? Nu komen ze niet langs, hoor, die van de tv, om mijn verhaal te horen. Alleen TV Limburg is komen filmen om de mensen duidelijk te maken dat er niks aan de hand was. Ik voel mij gebruikt.”

Overdrijven hoeft nu ook weer niet, hé : van je onschuld hebben de media achteraf duidelijk bericht, hoor.

“Maar er is niemand die míj komt zien. Gisteren had ik een afspraak voor een interview en een uur voordien belt die journalist ze af. De tv heeft twee dagen lang beelden getoond en gezegd dat ik in de gevangenis zat, maar nu ik vrij ben, zie je ze niet. Ik had meer respect en vertrouwen verwacht.”

Wat onthoud je uit deze periode ?

“Ik heb geleerd dat het soms pijn kan doen als je altijd goed wil doen. Ik probeer mensen te helpen en nu krijg ik het op mijn kop. Misschien moet ik veranderen en niet altijd goed willen doen voor iedereen.”

Aruna kwam ook in aanraking met de politie en kende ook privé-problemen, twee van de redenen waardoor hij sportief helemaal wegzakte. Zal het jou ook zo vergaan ?

“Het is niet helemaal dezelfde situatie. Ik heb in de gevangenis gezeten, maar ik wist de hele tijd dat ik onschuldig was. Ik ben nu heel ontspannen. Maar wat ik nog altijd niet begrijp, is dat ze mij, een bekende in het voetbal, zomaar zijn komen oppakken. Hadden ze mij in een brief geschreven dat ik mij moest komen melden, dan was ik toch gewoon gekomen ?”

Wat vond je familie ervan ?

“Mijn familie ? Mijn familie wist twee dagen niet waar ik was ! Op donderdagmorgen pas wisten ze waar ik sinds dinsdag zat. Ze waren heel ongerust natuurlijk, want anders bel ik hen bijna elke dag ; nu ineens niet. De politie had mijn gsm afgenomen û ze hebben hem nu trouwens nog altijd. Mijn broer is op den duur op Sint-Truiden komen vragen waar ik zat, want hij heeft de sleutels van mijn huis en had gemerkt dat er iets aan de hand was. Maar dat is toch schandelijk ? ! Dat je familie na twee dagen zo moet vernemen dat je in de gevangenis zit ? !”

Hoe reageren ze in Rwanda ?

“Ik ben daar heel bekend, nog meer dan hier, want ik ben de kapitein van de nationale ploeg. De journalisten schrijven daar natuurlijk ook dat ik in de gevangenis heb gezeten voor mensensmokkel. Dus ik ga de komende dagen veel interviews moeten geven aan de pers ginder om alles te weerleggen. Vanavond belt Radio Rwanda mij bijvoorbeeld. Het volk zal de volgende keer dat ik daar kom anders naar mij kijken. Hopelijk denken ze nu niet dat ik van de maffia ben, want ik ben daar altijd al heel graag gezien geweest. Ik kocht zelfs truitjes en trainingspakken voor de nationale ploeg. Mijn goed imago mag niet besmeurd raken door leugens. Want sommigen heb echt overdreven. Overal waar ik kom, vragen de mensen nu wat er gebeurd is. Ik ben hier straks op twee dagen even bekend als Dutroux ! Er zijn er zelfs die denken dat ik een soort papa Wemba ben (de Congolese zanger werd ervan beschuldigd illegaal Afrikanen naar België te smokkelen, nvdr). Terwijl ik mijn carrière toch niet zou hypothekeren voor iets waarvoor ik alle middelen heb om dat correct af te handelen ? Ik herhaal het : men heeft veel te zware woorden gebruikt.”

Miste je in deze periode ondanks de onderlinge problemen je vrouw niet ?

“Mmm… we leven apart, maar we zijn nog altijd vrienden, hé. Soms zoeken we mekaar ook op en de zaterdagmorgen dat ik vrijgelaten ben, stond ze daar : ze schoven het raampje van mijn deur open en zeiden dat er bezoek was voor mij. Ze weende. Ze kende het verhaal van het kind dat ik wou adopteren, maar ze begreep niet dat ik daarom in de gevangenis zat. Ik was blij dat ze daar stond, maar ik had dat niet verwacht. Dat bewijst dat ze toch nog altijd aan mij denkt. Dat heeft mij geraakt. (Denkt na.) Ja, dat heeft mij geraakt…”

Misschien kan de hele affaire daardoor nog een positief gevolg krijgen ?

“Misschien, ja. De tijd zal het uitwijzen, we zullen zien. Maar weet je wat mij ook geraakt heeft ? De manier waarop de trainer nadien op mij ingepraat heeft en hoe Sint-Truiden mij opgevangen heeft. Toen op Standard alle spelers na de gelijkmaker naar BennyLiebens liepen en mijn truitje met nummer 15 in de hoogte staken, heb ik zitten schreien in de tribune. Die solidariteit heeft mij echt gepakt. Want toen voelde ik : ik hoor er nog altijd bij. Daardoor ben ik alle narigheid eigenlijk ook al vergeten (glimlacht).”

door Raoul De Groote

‘Mijn familie wist twee dagen niet waar ik was. Een schande !’

‘Ik zei tegen mezelf : voor mij is de vrije wereld gedaan.’

‘Mijn lichaam zat in de gevangenis, maar mijn gedachten waren de hele tijd elders.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content