Volgens Rudolf Vanmoerkerke in zijn boek is Ralph Biggs de beste Amerikaan die Oostende ooit had. Vorige zomer verliet hij de kustploeg voor Luik. ‘Ik kon niet blijven laten gebeuren dat Oostende altijd het beste stuk van de taart kreeg.’

Als er één naam het Belgische basketbal domineerde de laatste jaren, dan die van Ralph Biggs. Een naam is het die de tegenstanders angst inboezemt. Biggs (27) was beste speler van Nederland (1999), beste speler van België (2002), tweemaal landskampioen met Oostende en eenmaal bekerwinnaar. Op dit moment is hij topschutter van zijn nieuwe ploeg Euphony Luik. Buiten het veld staat de Amerikaanse springveer bekend als de beminnelijkheid zelve. Als we meer dan eens (lacht) aan zijn woorden toevoegen, is dat omdat de man voor ons voortdurend een glimlach om zijn mond tovert, een brede rij witte tanden ontbloot en kleine pretoogjes trekt. “Ik heb gewoon weinig om over te klagen”, klinkt hij haast verontschuldigend.

Een monoloog van een gelukkig mens.

Place to be

Ralph Biggs : “Toen ik in Luik arriveerde was ik zenuwachtig. Het was de eerste keer dat ik Giovanni Bozzi ontmoette. Ik kende hem alleen van de wedstrijden die we met Oostende tegen Charleroi speelden. Hij maakte geen grapjes over de rivaliteit tussen Oostende en Charleroi. Omdat wij altijd wonnen, denk ik (lacht). Het is vreemd om mij na vier jaar weer aan van alles te moeten aanpassen. Als ik naar de Delhaize ga, kan bijna niemand me helpen omdat weinig mensen hier Engels kennen. In het begin miste ik de kust wel. Na vier jaar wist ik perfect waar ik lekker kon eten, waar ik kon winkelen, waar ik videogames kon spelen. Nu weet ik alleen dat mijn appartement aan de andere kant van de berg ligt. Luik is een stuk donkerder, de mensen werken hard, de fabrieken spuwen vuur… Een beetje als in een horrorfilm : je hoopt dat je wagen het niet begeeft ! (brede grijns)

“Eigenlijk wilde ik in Oostende blijven, maar ze vonden me er te duur. Ik had het gevoel dat ik de club al heel wat diensten had bewezen en dat ik het verdiende om daarvoor betaald te worden. Let’s face it : ze betalen anderen veel meer dan mij. Mijn vertrek bij Oostende was louter een business decision. Het was zwaar om met die harde realiteit te worden geconfronteerd. Voor het eerst zei mijn manager me : Oostende wil je dit bieden, maar ik vind dat je meer waard bent. Ik antwoordde hem dat ik wilde blijven, dat hij dus maar een oplossing moest vinden.

“Maar zo simpel lag het niet. Het is zijn taak om over mijn toekomst te waken en hij wist dat het beter was om elders meer betaald te krijgen. Ik kon het niet blijven laten gebeuren dat Oostende altijd het beste stuk van de taart kreeg. In zulke ben ik wat te easygoing, daarom heb ik een manager nodig. Dus tekende ik bij Charleroi, dat me een jaartje aan Luik uitleende. Ik begreep Charleroi, want zij hadden hun team al klaar voor dit seizoen. En het laatste wat ik wil, is dat ploegmaats bang zijn dat ik hun werk kom afpakken.

“Dat ik vaak optrek met jongeren, heeft een reden : ze houden me jong. Ik hou van lachen en grapjes maken. Ik ben zelf nog een groot kind. Jongeren denken niet aan geld of de stress van een onzekere toekomst. Ze willen dunken, driepunters gooien, nummertjes opvoeren, om ter meeste shots binnengooien vanaf de middenlijn : ik hou van die mentaliteit. De laatste tijd begin ik er wel steeds vaker aan te denken me te settelen. Ik ga niet meer zo vaak uit als vroeger. Je kan niet eeuwig een kind blijven, hé, ook al doe ik hard mijn best het te proberen (lacht). Mijn vriendin is daar niet zo mee opgezet, ze wil dat ik met verantwoordelijkheid leer omgaan. Trouwens, volgende zomer ga ik trouwen. Lina is half Belgisch, half Afrikaans. Ik heb haar drie jaar geleden in Antwerpen leren kennen, via Michael Huger. (Fijntjes) Ik moet hem dus nog een etentje, geloof ik.

“Voor Amerikanen is Antwerpen the place to be. Een leuke stad waar iedereen Engels begrijpt. Brussel ik ook interessant, maar daar praten de meeste mensen Frans. In Antwerpen vind je bovendien veel toffe clubs en a lot of girls(lacht). Het is aangenaam wonen in België. De mensen laten je met rust, je vindt veel gezellige plekjes en de levensstandaard ligt hoog. Van racisme heb ik hier nog niet zoveel gemerkt. Enkel als ik mijn haar loslaat (een indrukwekkend afrokapsel, nvdr), staren de mensen mij aan (lacht). Slechts één keer hebben ze me geweigerd in een bar, omdat ze dachten dat ik een ruziestoker was. Toen ben ik braafjes vertrokken. En neen, ik maakte geen gebruik van mijn naam.”

Beetje smal

Ralph Biggs : “Bij Oostende was ik de man die de nieuwkomers opving. Ik stelde ze aan een aantal mensen voor, zodat ze zich niet te eenzaam voelden. Want dat is het moeilijke deel van de job, het basketbal zelf is the easy part. Over het algemeen vielen de nieuwkomers zeer goed mee. Uiteraard was ik niet met iedereen even close, maar dat hoeft ook niet, zolang je maar overeenkomt op het veld. Uit mijn eerste jaar herinner ik me wel Pete Van Elswick, die vent was helemaal getikt. Hij was Canadees, ik weet niet of dat er mee te maken had… (lacht). Ik speelde heel graag samen met Praskevicius – al werd die altijd kwaad omdat ik zijn naam verkeerd uitsprak -, met Teo Cizmic, Ed Cota en JR Holden. Maar degene die ik het minst graag zag vertrekken, was Lucien Van Kersschaever. Zijn ontslag tijdens mijn eerste seizoen raakte me persoonlijk. Lucien was de man die me naar Oostende haalde en die van een jonge groep een hecht team maakte. Hij was een soort van vader voor mij.

(We vertellen Biggs dat Rudolf Vanmoerkerke hem in zijn memoires de Amerikaan noemt aan wie hij de beste herinneringen bewaart. ) “Heeft hij dat echt gezegd ? ! (blaast) Pfff, that’s a compliment ! Ik had het ook wel voor hem, hij was altijd rechtuit. Ik herinner me nog de eerste keer dat we elkaar ontmoetten. Hij zei : ‘ Ze hadden gelijk, je bent redelijk groot, maar wel een beetje smal, niet ?’ (lacht) Voor een belangrijke wedstrijd kwam hij soms langs en dan zei hij : ‘ Big game, big players got to play !’ Dan wist ik wat er me te doen stond. Pressure makes diamonds. Voor een grote afspraak ben ik altijd supergeconcentreerd. De nacht voordien overloop ik al alle mogelijke scenario’s, zodat ik op alles voorbereid ben. Later zei Mister V me eens : ‘ Ik wist dat je goed was, maar niet dat je zó goed zou zijn.'”

De grootste en de stilste

Ralph Biggs : “Mijn jeugd was heel onbevangen. Ik speelde altijd buiten met mijn jongere broer : baseball en American football. Ik hield van het fysieke contact bij het football, hoe vreemd dat ook mag klinken. Pas op mijn dertiende kwam er basketbal bij. Op school combineerde ik die sporten, tot de coach me zei dat ik te goed was in basketbal om mijn gezondheid te riskeren met football.

“Eigenlijk wilde ik sportverslaggever worden. Ik heb een diploma in de communicatie, behaald tijdens mijn collegeperiode. Al voelde ik ook wel iets voor het vak van een elektricien. Ik wou óf commentaar geven bij wedstrijden óf lampen uitdraaien (lacht). Ooit heb ik een zomer lang als elektricien gewerkt and I just loved it ! Op het einde van de dag zie je, wanneer je de lichten aanknipt, het resultaat van je werk… Prachtig ! Basketbal blijft hoe dan ook maar een spelletje . It’s a kidsgame that grownups play ! Het is een spel voor kinderen dat volwassenen spelen. Niet belangrijk, maar leuk dat het bestaat.

“Pas op college realiseerde ik me dat ik in Europa mijn brood kon verdienen met de sport. Ik heb wel altijd beseft dat ik niet het NBA-type ben omdat ik te smal ben. Ik was wel lange tijd de grootste van de klas, én de stilste. Altijd met een glimlach, maar vooral uit verlegenheid. Ik was bijlange niet zo zelfverzekerd als nu, trok me graag terug in mijn eigen kleine wereldje. Het basketbal heeft me daar uitgehaald. Ik leerde dat je met verlegenheid niet ver komt, dat de mensen je niet zien staan als je stil in een hoekje kruipt. Gaandeweg leerde ik dat je meer fun hebt als je aansluit bij een groepje. Vooral wat vrouwen betreft dan (grijnst). “Het stoorde mij vroeger geweldig dat iedereen er altijd maar over sprak dat ik te mager was. Ze zagen niet dat ik ondanks mijn gebrek aan gewicht toch in staat was mijn werk uit te voeren. Alleen moest ik het op een andere manier doen : door mijn snelheid of lenigheid te gebruiken, bijvoorbeeld. Soms hoor ik de spelers van de tegenpartij me pesten : (met een zeurstemmetje) he’s too skinny ! Ik heb wel al veel fitness gedaan om sterker te worden, maar het werkt niet. Mijn lichaam reageert niet.”

Positivo

Ralph Biggs : “Ik ben een zeer gelukkig mens. Ik zeg altijd : good things happen to good people. Ik had vroeger nooit durven dromen dat ik ooit zoveel geld zou verdienen. Met basketbal dan nog ! Ik heb gewoon niet veel om over te klagen. Toch is het soms moeilijk om altijd de positivo te zijn. Want die ene keer dat je kwaad wordt, zijn de mensen geschokt. Terwijl ik toch ook maar een mens ben ? Maar ik speel geen rol, ik ben echt wel zo goedlachs. Enkel op het veld durf ik agressief te zijn, maar dat doe ik meer om mezelf te beschermen. Omdat ik smal ben, denken de meesten : we blijven erop doorgaan, dan zal hij wel stoppen. Ze verplichten me om agressief te spelen.

“Afstuderen aan de universiteit was tot nu toe mijn grootste verwezenlijking. Mijn moeder was toen zó fier ! Mijn eerste kampioenstitel met Oostende was ook speciaal, ik had nog nooit een titel gewonnen voordien. En ik vind het ook wel knap dat ik mijn aanstaande vrouw vond (lacht).

door Matthias Stockmans

‘Ik ben een zeer gelukkig mens.”Basketbal is een kinderspelletje dat door volwassenen gespeeld wordt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content