Middenvelder Julien Gorius kleurt het najaar van Genk. Soms zetten zijn goals de bekerwinnaar op weg naar een zege, af en toe leveren ze rechtstreeks punten op, nu en dan zit er één tussen die een mens naar adem doet happen. ‘Op mijn doelpunt tegen Kiev ben ik het meest trots.’

De fotograaf zou graag enkele beelden maken in een maïsveld vlakbij. “Zijn daar mensen in de buurt?”, vraagt Julien Gorius (28). “Neen”, luidt het antwoord. Minutieus monstert Gorius de blik van de fotograaf. “Zeker?” De Fransman is een koele minnaar van de schijnwerpers die profvoetballers weleens verblinden. In zijn vorige grote interview met dit blad, in februari 2011, kwam ter sprake dat hij bij KV Mechelen na wedstrijden zelfs een geheime uitgang nam om de horde fans niet te hoeven doorploegen. Maar willens nillens zuigt Gorius dit seizoen de spotlights aan.

In Genk loop je pas nu, tijdens je tweede jaar bij de club, voor het eerst in de kijker. Hoe blik je terug op je vorige, anoniemere seizoen?

Julien Gorius: “Op collectief vlak ging het goed: we wonnen de beker, in Europa legden we een geweldig parcours af en we plaatsten ons weer voor de voorrondes van de Europa League. Ook op persoonlijk vlak was ik tevreden, ik integreerde me vrij snel. Op geen enkel moment zat ik echt in bloedvorm, maar ik speelde zogoed als elke match en maakte enkele goals. Ik wist wel dat ik nog beter kon, ik ben altijd al iemand geweest die in zijn tweede seizoen bij een club beter presteerde dan in zijn eerste.”

Bijna logisch

Wat was het moeilijkste aan je integratieproces?

“Me aanpassen aan mijn nieuwe positie op het veld.”

Wist je vooraf dat de trainer je als een nummer 8 zou uitspelen?

“Neen, ik kwam hier aan met het etiket van een offensief ingestelde middenvelder. Maar toen ik met Gunter Jacob (sportief directeur, nvdr) de posities overliep waarop ik zou kunnen spelen, zat deze er wel tussen. Uiteindelijk is het bijna logisch dat ik ze kreeg. Bij mijn vorige clubs speelde ik meestal in een 4-3-3, maar Genk hanteert een 4-4-2. De vier meest offensieve posities in een 4-4-2 passen niet echt bij mij: het is nogal duidelijk dat ik de plaatsen van onze nummers 9 niet kan innemen en de flankspelers zijn hier echte vleugelspelers, geen verdoken nummers 10. Ik speel nu op mijn beste positie. Als ik vijf jaar eerder op deze positie was beland, had ik nu al andere dingen kunnen tonen.”

Ben je beter als nummer 8 in deze 4-4-2 dan als nummer 10 in een 4-3-3?

“Dat denk ik wel. Ik merk dat ik het nodig heb om ook eens de bal te gaan opvragen bij de verdedigers. Ik schep er veel plezier in om de verbindingsman te zijn tussen mijn verdedigers en mijn aanvallers, om de anderen te laten spelen, tussen de lijnen te bewegen, opties aan te reiken, met een pass het spel te versnellen. Dat is mijn ding. In Mechelen zat ik meer in de rol van afwerker. Daar had ik de verplichting om te scoren, ze hadden mij nodig op dat vlak. Daardoor nam ik minder deel aan het spel dan nu in Genk. Als nummer 10 speel je vlak achter de spitsen: als je dan te ver afhaakt, veroorzaak je een onevenwicht.”

Je ploegmaat en landgenoot Fabien Camus speelt in Genk soms zoals jij bij KV: vanaf de linkerkant als een soort nummer 10. Je droomt er niet van om op een dag zijn rol over te nemen?

“Helemaal niet. Ik kan de ploeg het meest bijbrengen op mijn huidige positie.”

Welke lessen trok je uit je eerste jaar als nummer 8?

“Dat ik bij balverlies een heel belangrijke rol heb, dan moet ik echt mee verdedigen. Ik hou nu altijd een oog op het evenwicht in het elftal. Misschien kun je zeggen dat ik tijdens mijn eerste jaar hier wat minder offensieve impulsen gaf omdat ik zo veel aandacht besteedde aan dat aspect van mijn positie, omdat dat nieuw was voor mij en ik me wou bewijzen op dat vlak.”

Verdedig jij graag?

“Zoals alle spelers val ik liever aan, heb ik liever de bal. Daar ligt ook de sterkte van Genk: in balbezit. Hoe langer wij de bal hebben, hoe meer we de tegenstander kunnen vermoeien en hoe minder gevaar we lopen. Dat is de filosofie van de trainer én van mij. Maar als we de bal niet hebben, help ik met verdedigen, dat is van groot belang.”

Vijf uur slaap

Was het moeilijk om je aan te passen aan het ritme van Genk, met naast competitie- en bekermatchen ook nog wedstrijden in de Europa League?

“Als je in één maand acht matchen speelt, voel je op het eind van die maand dat er minder jus in je benen zit. Het is dus het beste om in de namiddag thuis te blijven, vaak te rusten, goed te eten en veel te drinken. Dat wordt bijna even belangrijk als de trainingen. In Mechelen deed ik twee siësta’s per week, nu zijn dat er vaak vier of meer. Dan slaap ik een uur, maximaal een uur en twintig minuten. Het grote probleem van een voetballer is dat hij na een match bijna niet slaapt. Je speelt om acht uur, bent weer thuis rond elf uur en dan val je vóór drie uur niet in slaap. Er is de adrenaline, je speelt die match in je hoofd nog eens opnieuw. Maar de volgende dag moet je om negen uur wel weer in het stadion zijn voor een training. In het beste geval heb je vijf uur nachtrust. Dat is te weinig. Dus moet je inhalen.”

Wat doe jij na een match van elf tot drie? De wedstrijd herbekijken?

“Neen. De club geeft ons een warme maaltijd mee, zodat we geen vuiligheid gaan halen – want je weet hoe dat gaat: ’s avonds laat kruip je niet meer tussen de potten en de pannen. Die maaltijd eet ik eerst op, dat is ook een deel van de recuperatie. Daarna kijk ik wat tv en rond één uur ga ik naar bed, tegen beter weten in.”

Hoe groot is het verschil tussen de trainingen bij KV en die in Genk?

“In Mechelen waren er in een week telkens twee dagen waarop we twee trainingen deden van elk twee uur. Bij Genk spelen we zo vaak dat de meeste trainingen louter gericht zijn op het onderhouden van de conditie. Ze zijn korter en lichter voor de spelers die matchen spelen. Maar op het eind van de rit heb je natuurlijk harder gewerkt, want je speelt meer matchen. Dat is nog altijd het zwaarste in het voetbal. Je mag tijdens een training zo veel fysieke oefeningen doen als je wilt, niets komt nog maar in de buurt van een match. Om na een match weer volledig op je effen te raken heb je 48 uur nodig.”

Een speler vindt dat ritme van Genk natuurlijk het leukste.

“Ik toch. Als je op maandag weer begint te trainen en de volgende match is pas op zaterdag, dan duurt de week lang.”

Foto’s maken

Je maakte dit seizoen al belangrijke goals. Verandert dat je positie in de groep?

“Het is moeilijk om over jezelf te praten. Voor mij verandert het niets.”

Voor ploegmaats word je wel een speler die het team over de streep kan trekken in moeilijke momenten.

“Ploegmaats zijn er altijd bij op training, ze zien meer dan buitenstaanders en hebben soms zulke goals niet nodig om te weten dat deze of gene speler nuttig kan zijn.”

Op welke van je goals van dit seizoen ben je het meest trots?

“Op die tegen Kiev. Daar gaan winnen is héél moeilijk. Het is een ploeg die de capaciteiten heeft om in de Champions League te spelen. Die club heeft een budget dat het onze vele keren overstijgt én een groot stadion.”

Veel spelers van Genk, onder wie jij, stonden bij de inspectie van de grasmat in Kiev foto’s te maken van dat stadion. Analist Johan Boskamp krijgt daar ‘de schijterij’ van, hij vindt dat je zo de indruk wekt veeleer een toerist te zijn dan een profvoetballer.

“De mensen mogen zeggen wat ze willen. Die foto’s zijn gewoon herinneringen voor later of om te tonen aan vrienden. Er zijn ook veel spelers die op de sociale netwerken zitten en die foto’s dan delen met fans. Ik vind dat tegenspelers die naar Genk komen ook foto’s zouden moeten maken van ons stadion.”

Door in Kiev foto’s te maken verklapten jullie wel dat jullie onder de indruk waren.

“Als je zó onder de indruk bent, verlaat je Kiev niet met drie punten. De mensen die het milieu goed kennen, weten dat het niets wil zeggen.”

De stijfkop uithangen

Jij had ook al zeven goals achter je naam kunnen hebben, als in Wenen Kara niet plots beslist had dat hij die penalty tegen Rapid zou trappen.

“Ik denk dat het best is om in zo’n situatie elkaar zeker niet af te snauwen op het veld.”

Het is al de tweede keer dat je dat overkomt, tegen Zulte Waregem was het Pelé Mboyo die ineens besliste om te trappen.

“Ja, maar toen was ik nog niet echt de vaste strafschopnemer. De tweede tegen Zulte Waregem nam ik wel en sindsdien deed ik het normaal gezien – vaak waren het Jelle Vossen (dekapitein, nvdr) en de coach die dat beslisten. Toen die penalty tegen Rapid kwam, wisselde ik blikken uit met Jelle, hij wist dat ik zou trappen. We hadden niet verwacht dat Kara plots de bal zou nemen.”

En toen deed of zei Jelle niets meer?

“Neen, maar zulke momenten zijn ook moeilijk te sturen. Als je dan de stijfkop uithangt, geeft dat een slecht gevoel.”

Ontstaat nu niet de indruk dat je je te makkelijk laat passeren?

“Denk je dat Kara meer of minder respect voor mij gaat hebben als ik die bal opeis? Als ik dat doe en ik begin te bekvechten met hem, dan heb ik meer kans om die penalty te missen dan wat anders. Achteraf hebben we erover gepraat. Hij zei me dat hij zich heel goed voelde en het absoluut wou doen. En dat het niet meer zal gebeuren.”

Je was niet opgezet met zijn actie.

“Hij scoorde, dus is er geen probleem. Als hij gemist had, zou er wel een probleem geweest zijn.”

Zou het niet simpeler zijn als de trainer een pikorde zou vastleggen voor strafschoppen?

“We hebben erover gepraat. Voortaan beslist de kapitein.”

Waarom niet de trainer?

“Bij zo’n penalty telt ook je gevoel op dat moment. Ik maakte het als jonge gast al mee dat ik niet goed in een match zat en dan een penalty moest trappen: dat is geen cadeau. Maar in zo’n situatie kun je niet vlug even aan de zijlijn gaan overleggen.”

Het summum

Fabien Camus droomt nog altijd van de Ligue 1, jij ook?

“De Ligue 1 blijft mijn favoriete competitie, daar kijk ik de hele tijd naar op tv. Maar ik heb in Genk ongeveer alles: ik speel voor de trofeeën en ik kan voetballen in de Europa League. Welke Franse clubs kunnen me dat bieden? PSG, Marseille en Monaco. Maar die drie gaan nooit interesse tonen in een speler uit de Belgische competitie, die halen jongens als Zlatan Ibrahimovic of RadamelFalcao.

“Wel zou ik graag ooit tegen zulke clubs spelen. Dat moet fantastisch zijn. De Champions League blijft het summum voor een voetballer en dan maakt het weinig uit in welk land of met welke club je daarin speelt. Als ik volgend jaar met Genk naar de Champions League mag, ga je een heel gelukkige Gorius zien.”

Wie in België de titel pakt, mag weer rechtstreeks naar die Champions League. Kan Genk dat?

“Dat weet ik niet. Een plaats in de top drie moet zeker mogelijk zijn.”

Enerzijds zijn er zo’n vijftien spelers die al wat bewezen hebben, anderzijds zijn er de jongeren. De titel lijkt alleen haalbaar als er met die eerste vijftien niet al te veel gebeurt.

“Heeft Anderlecht of Club Brugge er meer dan vijftien?”

Standard misschien wel.

“Zij hebben er misschien één of twee meer. Maar veertien of vijftien jongens die in aanmerking komen voor een positie als titularis en enkele jongeren die daarachter duwen, ik vind dat al goed. Ik denk dat we met onze kern mooie dingen kunnen doen.”

Op financieel vlak is de keuze tussen de Champions League en de Europa League simpel. Maar Belgische teams moeten in de Champions League harken om aan punten te raken. Denk je soms niet dat een goeie campagne in de Europa League een team misschien een beter gevoel geeft?

“Als PSG naar Anderlecht komt, droomt iedereen in België van een knalprestatie. Als Anderlecht dan met 0-5 verliest, zeggen de mensen hier: wat een catastrofaal niveau. Maar het is echt niet zo dat alleen Belgische teams zoiets meemaken. Vandaag gaat het merendeel van de ploegen met veel goals verschil verliezen van PSG. Even na die 0-5 maakte Ibrahimovic in de Franse competitie weer drie goals in één match.

“PSG heeft een ongelimiteerd budget en hun spelers zijn internationale sterren die in aanmerking komen voor de Gouden Bal, je moet je niet schamen als je tegen zo’n team de boot ingaat. De Belgische clubs hebben in de Champions League vaak het kleinste budget van allemaal. Het stoort mij dat veel mensen die clubs nogal snel bekritiseren in plaats van hen aan te moedigen.”

Wat kies je: in de Champions League met 0-5 verliezen tegen PSG of in de Europa League met 0-1 winnen in Kiev?

“Het is niet die vraag die je moet stellen. Je kúnt verliezen tegen een grote ploeg in de Champions League. Maar er zijn ook andere ploegen. Anderlecht heeft veeleer een steek laten vallen door te verliezen tegen Olympiacos.

“Ik geef de voorkeur aan de Champions League, dat is het meest prestigieuze. En na de Champions League is er nog altijd het vangnet van de Europa League. Een club heeft er alle belang bij om in de Champions League te spelen, zelfs als je daar vaak verliest. Spelers leren uit die nederlagen. Kijk naar Anderlecht: twee weken na die 0-5 stunten ze in Parijs. Misschien net omdat ze lessen trokken uit die vorige match.”

DOOR KRISTOF DE RYCK – BEELDEN: KOEN BAUTERS

“Als ik vijf jaar eerder op deze positie was beland, had ik nu al andere dingen kunnen tonen.”

“In Mechelen deed ik twee siësta’s per week, nu zijn dat er vaak vier of meer.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content