Ondertussen een gewaardeerd wegrenner blinkt Iljo Keisse (32) nog steeds als hij praat over de zesdaagse van Gent, die komende dinsdag voor de 75e keer op gang wordt geschoten. De Keizer over zijn Kuipke: een monoloog.

ILJO KEISSE: ‘Als prof zijn er niet zo veel momenten waarop je je kunt tonen voor eigen publiek of in eigen stad. Voor mij is er de Omloop Het Nieuwsblad, maar dat is heel vluchtig. Het beperkt zich tot een kwartiertje, van de bus naar de start en dan is het over. Bovendien rijd ik die wedstrijd volledig in dienst van anderen. De Gentse zesdaagse, dat is iets anders. Dat is mijn échte thuiswedstrijd. Daar rijd ik met een andere ingesteldheid, ik kan er mijn eigen wedstrijd rijden. Ik heb dat nodig als renner.

‘Als kind zat ik bijna elke dag in het Kuipke tijdens de zesdaagse. Het was een van de belangrijkste redenen waarom ik begon te koersen. Het was mijn droom om er zelf eens te rijden. Ik ben begonnen als pistier en heb jaren na elkaar alle zesdaagsen gereden. Mijn hoofddoelen liggen al enkele jaren niet meer op de piste, maar dat neemt niet weg dat ik er alles voor doe om top te zijn in Gent.

‘Ernaar uitkijken zou ik het niet noemen. Daarvoor ligt het tijdstip voor mij te moeilijk. Met de zesdaagsen van Rotterdam en Londen erbij zit ik in 2015 al aan om en bij de 110 koersdagen. De zesdaagse van Gent ligt in principe in mijn (maakt met zijn vingers aanhalingstekens) rustperiode. Honderd procent toeleven naar de zesdaagse gaat niet meer, want dan boet je in voor het wegseizoen. Het is voor mij een beetje schipperen tussen zo goed mogelijk aan de start staan en niet forceren.

‘Binnen de ploeg krijg ik geregeld de opmerking: ‘Waarom rijd je nog zesdaagsen? Je hebt het financieel toch niet nodig.’ Ik word inderdaad zeer correct betaald op de weg, maar ik probeer er nog altijd het positieve uit te halen. Ik voel me er namelijk goed bij om na het wegseizoen slechts een korte rustperiode in te bouwen en mij snel weer te concentreren op de fiets en alles wat daarbij komt kijken. Ik let in deze periode op mijn voeding, ik ga naar de kinesist, ik ga op tijd slapen. Ook in de winter leef ik dus honderd procent als prof. Ik merk bij verscheidene renners, binnen de ploeg of mannen met wie ik ga trainen, dat ze nu hun ‘feestseizoen’ beleven. Dan ga ik ervan uit dat het beter is om zesdaagsen te rijden.’

STRESS EN EEN KLEIN HARTJE

‘Ik ben blij dat ik de twee kan blijven combineren, maar voor de Gentse zesdaagse voel ik elke keer weer meer stress dan ik zou willen. Het is niet zo dat ik op dinsdagavond op mijn fiets stap en denk: ik ga me eens zes dagen amuseren. Dat zou de ideale situatie zijn, maar jammer genoeg werkt het zo niet bij mij. Als ik in Gent rijd, dan wil ik winnen. Die drang om zo goed mogelijk te presteren heb ik nog steeds, ondanks het feit dat ik er nu minder naar toeleef dan vroeger.

‘Het zou niet mogen, maar ook prestige speelt een rol. Ik ben het zo gewoon dat wanneer ik op mijn pistefiets stap, ik aanzien word als de beste of een van de beteren. Dat geeft een heel speciaal gevoel waar ik, toegegeven, op kick. Het steekt dat mannen die zich honderd procent concentreren op de zesdaagse, mij pijn kunnen doen. Vorig jaar had ik het daar echt moeilijk mee. De eerste drie dagen heb ik verschrikkelijk afgezien en beleefde ik er maar weinig plezier aan. Gelukkig kwam ik er daarna door.

‘Angst is een groot woord, maar ik sta toch altijd met een klein hartje aan de start van de Gentse zesdaagse. Het is nu van 2012 geleden dat ik nog eens kon winnen in Gent. Het wordt tijd om daar verandering in te brengen. Ik moet er veel voor doen om in deze periode een bepaald niveau te halen, ik moet er evenveel voor doen om te winnen als om tweede of derde te worden. Als je wint, verzacht het de pijn, maar als je ernaast grijpt, doet het dubbel pijn. Je hebt bij wijze van spreken nog een keer je winter opgeofferd voor niets.

‘Geld is voor mij geen drijfveer om een zesdaagse te rijden, maar puur bijkomstig is het niet. Zeker op dit moment niet, want we zijn aan het verbouwen en we kunnen elke euro gebruiken. (lacht) In de contractbesprekingen met Patrick (Lefevere, nvdr) kwam het winterprogramma aan bod. Mijn vraag lag wat hoger dan wat de ploeg bood, maar Patrick stelde: ‘Als je de zesdaagsen erbij telt, kom je aan wat jij vraagt.’ Het maakt deel uit van onze afspraak dat ik een aantal zesdaagsen mag blijven rijden.

‘Patrick wordt soms afgeschilderd als een tegenstander van zesdaagsen, maar dat beeld klopt niet. Ze moeten mij een heel jaar betalen en als ze mij in Gent in de trui van Etixx – Quick-Step willen zien, dan moeten ze nog eens extra geld op tafel leggen. Ik begrijp dat Patrick het daar moeilijk mee heeft, maar hij ziet er toch altijd gelukkig uit als ik hem ontmoet op de piste.’ (lachje)

EXTRA MOTIVATIE

‘Ik haal veel voldoening uit wat ik doe op de weg, maar het gevoel op de piste blijft bijzonder. Ook al is het een klein wereldje, je kan het ergens vergelijken met een kopman op de weg: op de piste draait het om mij. Daarvoor begin je uiteindelijk met koersen. Ondertussen besef ik wel dat ik op de weg beter een goede knecht kan zijn dan een halve kopman of een kopman die het niet kan afmaken. Ik voel me uitstekend in mijn rol binnen de ploeg, maar zelf eens in de picture staan geeft extra motivatie.

‘Daartegenover staat dan weer dat het gevoel om een belangrijke wegwedstrijd te winnen een zesdaagsezege overstijgt. Mijn overwinning in de laatste rit van de Ronde van Italië dit jaar is zonder twijfel het sportieve hoogtepunt in mijn carrière tot dusver. Ik zou gerust mijn 24 zesdaagseoverwinningen willen inruilen voor ritwinst in de Tour. Nu ja, allemaal misschien niet. Eén zege in Gent zou ik niet willen afgeven. (grijnst)

‘De jongste jaren leg ik het accent op het wegseizoen, maar de drie weken voor Gent doe ik er alles aan om mijn kansen zo goed mogelijk te verdedigen. Omdat ik uit een rustperiode kom, moet je weer gaan opbouwen en dan is drie weken voorbereiding krap. Maar ik ben er absoluut mee bezig, ik probeer elke dag twee, drie keer op de piste te trainen. Door dat voorval in de zomer (Keisse geraakte zwaar gewond aan zijn schouder bij een incident met een agressieve automobilist, nvdr) vreesde ik in eerste instantie dat mijn pistecarrière erop zat, maar in Londen verliep alles naar wens. Maar Londen is Gent niet, op een korte baan met een veel zwaarder programma, zullen de krachten op de schouder een stuk groter zijn. Ik zal sowieso drie, vier keer per week naar de kinesist moeten blijven gaan en oefeningen moeten blijven doen. Alleen door die spieren op spanning te houden, kan ik vermijden dat mijn schouder weer uit de kom geraakt.

‘Zeker met de manier waarop er gereden werd, is de extra zesdaagse in Londen voor mij een goede zaak. Omdat ik nauwelijks getraind had, was ik bang dat ze me van het kastje naar de muur zouden rijden, maar omdat het zo’n kort programma was, kon ik beter mee dan verwacht. Ook de sfeer was fantastisch, vooral de laatste twee dagen toen de zaal afgeladen vol zat. Bij de kilometer, gewonnen door een jong Brits duo, werden de toeschouwers helemaal zot. Geweldig vond ik het, ik heb er zelfs een filmpje van gemaakt met mijn smartphone. Het deed me denken aan Gent.’

VOORDEEL VOOR DE WEG

‘Het is fantastisch dat er een nieuwe zesdaagse bijkwam, vooral omdat ze in Groot-Brittannië over heel veel mogelijkheden beschikken. De interesse voor de koers is er enorm, geld lijkt evenmin een probleem – ze vinden de sponsors – en qua accommodatie baden ze in weelde: Londen, Manchester, de nieuwe baan in Glasgow zijn maar drie voorbeelden. De Revolution Series die ze organiseren, zijn prachtige meetings. Het zou super zijn, mochten ze zoiets naar de zesdaagsen kunnen overbrengen. Het zou het hiaat van Duitsland kunnen opvullen. De tanende belangstelling daar – met het verdwijnen van een monument als München op kop – blijft immers pijnlijk.

‘Dat piste en weg combineerbaar zijn, blijkt in veel landen. Bestaat er een beter voorbeeld dan Groot-Brittannië? Ze hebben een van de allerbeste ploegen op de weg en op de piste zijn ze hét toonaangevende land. Natuurlijk, het is geen geheim hoe ze dat voor elkaar krijgen. Ze hebben evenveel geld voor de pisteploeg als voor een supergestructureerde wegploeg. Ze bezoeken scholen en pikken er de meest sportieve jongeren uit. Daarmee gaan ze aan de slag en de besten blijven over. Bij ons gebeurt dat niet. Ze hebben er geen geld voor en ze steken er hun tijd niet in. Moet dat? Misschien niet, maar dan moet je achteraf niet verbaasd zijn als je geen succes haalt. Als je het echt goed wil doen, dan moet er iets tegenover staan, hetzij geld, hetzij een toekomstperspectief. Zou ik morgen nog opnieuw op de piste starten, mocht ik 14 jaar zijn? Ik vraag het mij af.

‘Versta me niet verkeerd: ik ben blij dat ik op de baan begonnen ben. Ik ben prof geworden dankzij de piste en ik heb dan de stap kunnen zetten naar de weg. Ik ben ervan overtuigd dat de piste een goede aanvulling kan zijn bij de weg, dat het geen nadeel hoeft te zijn als wegrenner. Ik vind het zelfs een voordeel. Zolang ik kan, wil ik dan ook zesdaagsen blijven rijden, en uiteraard vooral die van Gent.’

DOOR ROEL VAN DEN BROECK – FOTO’S KOEN BAUTERS

‘In Gent voel ik elke keer weer stress. Als ik daar rijd, wil ik winnen.’ – ILJO KEISSE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content