Zaterdag trekt Hugo Broos met SV Zulte Waregem naar Club Brugge, waar hij in elf seizoenen een blauw-zwart hart kreeg. ‘Geregeld wijzen mensen mij erop dat ik mijn carrière bij Club Brugge zal afsluiten. Maar had het moeten zijn, dan was het wellicht al gebeurd.’

HUGO BROOS – DE SPELER (1983-1988)

Wedstrijden – 202 (1 doelpunt)

Kampioen – 1988

Beker van België – 1986

Europees – halve finale UEFA Cup 1988

Interlands – 24 (6 als lid van Club

Brugge)

Na twaalf seizoenen bij Anderlecht voelt Hugo Broos (31) dat zijn carrière in het Constant Vanden Stockstadion ten einde loopt. Hij vraagt aan Gille Van Binst, met wie hij samen in het leger zat en bij Anderlecht en de Rode Duivels de kamer deelde, of hij geen makelaar kent die hem aan een Franse ploeg kan helpen. Een paar dagen later belt Van Binst, bij Club de assistent van George Kessler, terug. Of hij naar Club wil komen?

Hugo Broos: “Mijn eerste reactie was: niet zeveren hé, Gille. Maar dat deed hij dus niet. (blaast) Hij had met George Kessler gesproken en die wou me. Mijn eerste idee was nochtans vertrekken naar het buitenland. Financieel leek dat de beste optie, want Standard en Club Brugge zouden geen voetballer van 31 jaar komen halen. Dácht ik. Naar Club Brugge… Bij Gille, een goede vriend. We hebben samen veel meegemaakt. Of ik met hem, het is maar zoals je het bekijkt .(lacht) Een paar dagen later belde Antoine Vanhove of ik eens wilde praten. Ik dacht: ‘Zal ik te voet komen?’ Ik denk niet dat het gesprek, met Antoine en voorzitter Fernand De Clerck, langer dan een half uur geduurd heeft. Ik heb moeten inleveren, ja, maar niet drastisch. 25 procent of zoiets… Maar dat was geen punt: ik wilde nog voetballen en plots kon dat bij Club Brugge! Welke gek begint dan over geld te praten? Het moest correct zijn, dat wel, maar ik had al snel door dat ik niet meer op het niveau van Anderlecht betaald zou worden.

“Dat Kessler trainer was, speelde ook mee, maar ik wou ‘het’ toch nog eens bewijzen. Bij Anderlecht had Paul Van Himst voor het duo Morten OlsenLuka Peruzovic gekozen, zodat ik veel minder speelde dan de seizoenen ervoor. Geen revanche nemen, maar toch… Ik hoopte dat ik gratis zou mogen vertrekken, maar daar wou Michel Verschueren niet van weten. Anderlecht had in 1970 amper 900.000 frank (22.300 euro, nvdr) aan Humbeek betaald, terwijl ik toch twaalf jaar gepresteerd had. Maar neen… Michel D’Hooghe is toen gaan eten met Constant Vanden Stock en heeft hem verrast: ‘Wij willen Hugo Broos kopen!’ Constant schrok en ging akkoord met een transfersom van 3.750.000 frank (93.000 euro, nvdr). Ik heb mij bij Club nooit ‘de ex-speler van Anderlecht’ gevoeld, van supporters zelden negatieve reacties gekregen. Later, als trainer, wel eens, maar dat had te maken met de resultaten, niet wegens mijn Anderlechtverleden. Als voetballer paste ik zelfs meer bij Club dan bij Anderlecht.

“Club Brugge werd in die periode amateurisme verweten, al ging dat voor mij vooral over stijl, over wat je zág. Michel Verschueren zat aan zijn bureau in hemd en das en schreef, bij manier van spreken, met een gouden pen. Bij Club Brugge tekende ik mijn contract in de living van Antoine Vanhove. Ik vond het al vreemd dat dat bij Antoine thuis gebeurde en dan zat hij daar ook nog in zijn overall en slippers… Maar ik heb de twee stijlen altijd kunnen appreciëren. Verschueren stond meer in de schijnwerpers, maar als je het parcours van Antoine bekijkt, welke spelers hij kocht en wat hij voor Club betekend heeft… Ook de supportersavonden waren nieuw. Elke week werd een lijst opgehangen: drie spelers naar daar, vier man naar ginder… Ik ben in cafeetjes geweest – een zakdoek groot – waar een tafel en een stoel stond, met daarvoor 35 man. ‘Wat gebeurt hier allemaal? Wij zijn profs, dat kan toch niet?’ Want na de maandagavond kwam de dinsdagmorgen: training… (zucht) In Anderlecht bestond dat niet. Als je in Brussel een pint ging pakken, was de kans groot dat je de dag erna naar het bureau van Verschueren mocht. ‘Waar heb je gisteren gezeten?’ Maar in Club werd dat gestimuleerd en zag ik dat het ook op díé manier kon… Soms een beetje té los, maar dat was de eigenheid van Club Brugge.

“Ik wou in een huis of een appartement in de buurt van het stadion wonen, gaf ik aan. Elke dag over en weer naar Humbeek, dat zag ik niet zitten, al was dat aanvankelijk wel de bedoeling. We woonden pas vijf jaar in ons nieuwe huis, dat min of meer afgewerkt begon te raken. Alleen de kamers op de bovenverdieping waren nog niet in orde. Plus: mijn vrouw was niet happig om naar Brugge te verhuizen – ook daarom wilde ik maar voor twee jaar tekenen – maar we deden het toch. Het is maar voor twee jaar, zei ik, maar we wonen er nog altijd. Twaalf jaar in een huurhuis in Jabbeke en vijftien jaar in ons huis in Varsenare.” (lacht)

Geen versterkingen

“De rode draad doorheen die vijf seizoenen was dat er zelden een speler binnengehaald werd, van wie we onmiddellijk zeiden: dit is een versterking. Jongens met kwaliteiten, dat wel, maar ze stonden meestal aan het begin van een carrière. Na de Happelperiode is het op het vlak van transfers stilgevallen. Spelers als Ulrik Le Fèvre of Roger Van Gool – internationals – kwamen niet meer. Jan Ceulemans wel, maar uiteindelijk was Jan pas 21 toen hij naar Brugge kwam. Dat leefde in de spelersgroep. ‘Koop eens een náám.’ René Verheyen was dat wel, ja, maar net als ik ook al 31 jaar. Ik denk dat Henk Houwaart ook wel eens aangedrongen heeft om x, y of z te kopen. Toen Ronald Spelbos – international in Nederland – naar Ajax vertrok, werd Franky Van der Elst bij RWDM weggehaald. Wie waren Leo Van der Elst of Luc Beyens? En Jean-Pierre Papin? Na de eerste trainingen was de algemene reactie binnen de spelersgroep: wat hebben ‘ze’ nu weer gekocht? Een spits met één voet… Maar Papin werd week na week beter, puur door zelftraining. Soms bleef hij vier keer per week door trainen met Philippe Vande Walle, die door Papin van alle kanten bekogeld werd. Ik ken geen enkele spits die acht keer op de tien binnen het kader shotte. ‘Verdomme, het is toch een goeie…’ Hij lag iets minder in de groep, maar hij had een doel voor ogen en wou dat absoluut bereiken. Dat kan je hem niet kwalijk nemen, vind ik. Wie kan er zeggen dat hij voor AC Milan en Marseille gevoetbald heeft? Papin is nu nog altijd een grote mijnheer in Frankrijk, hé. En misschien was dat wel de sterkte van Club, dat het spelers gemáákt heeft.

“Na mijn eerste seizoen werd Kessler opgevolgd door Houwaart, zijn absolute tegenpool. En de mijne ook .(lacht) De eerste weken was ik absoluut geen fan van Houwaart, ook al omdat ik niet bij de stappers behoorde. Ik vond het soms echt niet kunnen, vooral niet op het vlak van discipline. Maar die losse aanpak rendeerde. En ik heb Houwaart léren appreciëren: een voetbalkenner die als geen ander een ploeg kon zetten. Ik heb ook de verhalen gelezen dat Houwaart maar negentig minuten per week goed was en dat zijn trainingen op niets trokken, maar uiteindelijk is het totaal onbelangrijk hóé je successen behaalt. Kampioen, beker van België, vier seizoenen na elkaar Europees gespeeld en de halve finale van de UEFA Cup bereikt. Maar er wordt, ook nu nog, alleen maar over ‘stappen’ gesproken… Daarmee doe je Henk oneer aan, al blijft het wel zo dat die verhalen zich later tegen hem gekeerd hebben.

“In 1986 pakten we ei zo na de dubbel, alleen werd de bekerwinst tegen Cercle – 3-0 op Olympia – iets te uitbundig gevierd. Drie dagen erna moesten we de terugmatch van de testwedstrijden tegen Anderlecht in Brugge spelen. We hadden het wat strakker moeten houden: een glas champagne en meteen op afzondering, zoals nu het geval zou zijn. Die testmatch is nog altijd een van de grootste ontgoochelingen uit mijn carrière. Niet omdat het tegen Anderlecht was, maar na de 1-1 in de heenwedstrijd speelden we Anderlecht op Olympia in de eerste helft volledig weg. 2-0 aan de rust, maar na de 2-2 hadden we zelfs tegen tien man – René Vandereycken was uitgesloten – de kracht niet meer om door te duwen. We kregen nog genoeg kansen, maar Jacky Munaron speelde een schitterende match. En in de slotminuten trapten we nog op de paal.”

Opnieuw international

“Bij Club ben ik opnieuw international geworden, nadat ik sinds 1979 – door een rugblessure miste ik in 1980 het EK in Italië, waar Luc Milllecamps definitief doorgebroken is – niet meer opgeroepen werd. Toen de nationale ploeg nog kans maakte om zich te plaatsen voor het WK’86, vroeg Michel D’Hooghe of ik na het seizoen 1984-1985 veertien dagen mee wilde naar Mexico om, samen met de technische en medische staf, een aantal zaken te onderzoeken. De speler moest volgens D’Hooghe aan drie criteria voldoen. 1. Een hele competitie gespeeld hebben. 2. Ervaring hebben met hotels en sportaccommodatie. 3. Het moest een speler zijn die niet meer in aanmerking kwam om, bij kwalificatie, naar het WK te gaan. (lacht) Ik zag dat niet zitten, ook omdat er met Club een trip naar Senegal gepland was. Uiteindelijk overtuigde mijn vrouw mij om naar Mexico te gaan. En een jaar later was ik er terug… (lacht) Door blessures en schorsingen werd ik door Guy Thys opgeroepen voor Nederland – België. Op de terugweg kwam Thys in de bus naast me zitten. ‘Als je zo verder speelt en niet geblesseerd raakt, ga je mee naar Mexico.’ En Thys hield woord. Drie keer aan de aftrap, een strafschopdoelpunt tegen Spanje, vierde plaats. En dat voor iemand die afgeschreven was bij Anderlecht.

“Mijn laatste seizoen was een boerenjaar: kampioen en halve finale van de UEFA Cup, waarin we pas in de verlengingen door Espanyol Barcelona uitgeschakeld werden. Een on-waar-schijn-lijk parcours. In Leningrad, Belgrado en Dortmund zwaar klop gekregen, maar thuis… Aanvalleuh… 5-0 tegen Zenith, 4-0 tegen Rode Ster en 5-0 tegen Borussia. We waren niet te stoppen, met de Caje, Marc Degryse, Ronny Rosenthal, Kenneth Brylle. En een middenveld met Franky en Leo Van der Elst, Luc Beyens en Peter Crève… Ongetwijfeld de sterkste ploeg uit die vijf seizoenen. En in de laatste match van mijn carrière pakten we op de Heizel nog de supercup, tegen Anderlecht. Op mijn 36e! Een nieuw contract zat er niet meer in, een bepaalde strekking binnen de club wou mij in de technische staf. Maar Houwaart en Raymond Mertens, zijn assistent, bleven, zodat de voorzitter en Marcel Kindt een stap verder wilden gaan. Ik zou technisch directeur worden. Na twee, drie gesprekken dacht ik dat het in orde zou komen. Tot ik plots te horen kreeg dat de club niet klaar was voor zo’n constructie… ”

HUGO BROOS – DE TRAINER (1991-1997)

Kampioen – 1992, 1996

Beker van België – winnaar (1995, 1996),

finalist (1994)

Europees – 1992 (halve finale beker der

bekerwinnaars), 1994 (kwartfinale beker der bekerwinnaars)

Trainer van het Jaar – 4 (1992 en 1996

bij Club Brugge, 2004 en 2007)

Na een trainersdebuut bij RWDM wordt Hugo Broos tijdens het eerstecommuniefeest van zijn zoontje door Fernand De Clerck opgebeld. Club is op zoek naar een opvolger voor Georges Leekens en wil met hem spreken. Of hij onmiddellijk naar de villa van Michel Van Maele kan komen?

Broos: “In dat gesprek, met vijf bestuursleden van Club, vroegen ze mij wat ik wou verdienen. Ik liet hen een bedrag zeggen en wist niet wat ik hoorde… Drie dagen later heb ik getekend voor twee seizoenen, die er uiteindelijk zes zouden worden. Onlangs hoorde ik dat ik de langst zetelende trainer van Club sinds Felix Schavy – in de beginjaren vijftig, toen ik nog niet geboren was – ben. Iets op om mijn cv te schrijven .(lacht) Ik heb in die periode altijd heel veel steun van Antoine Vanhove gekregen. Toen we in het tweede jaar geen Europees ticket pakten, kreeg ik meteen een nieuw contract voor twee seizoenen. In mijn voordeel sprak natuurlijk dat we het eerste seizoen meteen kampioen werden en de halve finale van de Europese beker der bekerwinnaars speelden. Zonder die campagne was het misschien na twee seizoenen al over and out. Ik heb het nooit als een probleem aangevoeld dat ik plots de trainer was van de Caje, Franky, Beyens of Crève, allemaal ex-ploegmaten. Niemand haalde het in zijn hoofd om mij in de groep met ‘Hugo’ aan te spreken. Jan heeft in mijn eerste seizoen nog een wedstrijd gespeeld, een korte invalbeurt tegen GKS Katowice, waarna hij een paar dagen later naar mijn bureau kwam. ‘Trainer, ik stop met voetballen.’ Zijn knieën waren kapot, het ging niet meer. Met zulke spelers kón je geen problemen hebben.

“Die groep reguleerde zichzelf, terwijl je nu als trainer veel meer tijd in peoplemanagement moet steken. Een trainer die nu moet beginnen, heeft het moeilijker dan pakweg 25 jaar geleden. Het grootste verschil is dat de sociale contacten weggevallen zijn. Als we op afzondering gingen, waren de spelers aan vier tafels aan het kaarten. Wij hadden geen iPad, iPod of PlayStation en waren verplícht om met elkaar te spreken. Ik heb de kaarttafels jaar na jaar zien verdwijnen. Ik ben, bij manier van spreken, geboren in de middeleeuwen, toen het respect groter was. Als ik thuiskwam van school en iets zei over de meester, had ik al een patat vast. Ik heb het meegemaakt dat mijn schoonzus, die les gaf in het vijfde studiejaar, een leerling strafwerk gaf, maar de dag erna van de ouders hoorde dat straffen niet in hun manier van opvoeden paste… Dat zet zich voort, ook in het voetbal. Spelers hebben zo veel keuzes, dat ze alleen nog de gemakkelijke weg inslaan.

“In die zes seizoenen heb ik één vedette gehad: Robert Spehar. Door zijn doelpunten kon hij zich iets meer permitteren, maar als hij niet meer scoorde, liet de groep hem vallen. Mario Stanic, een hele joviale gast, mocht gerust drie wedstrijden niet scoren, maar Spehar? Totaal andere mentaliteit. Robert was de mooie, sierlijke voetballer. Meer voetbalkwaliteiten dan Mario, die meer op kracht speelde, maar geen gemakkelijke mens. Heel egoïstisch. Na de match op Antwerp, waar we uiteindelijk de titel aan Lierse verloren, ging hij bijna op de vuist met Eric Addo. ‘Ik zal hem wel kneden’, zei Erik Gerets, maar uiteindelijk heeft Spehar Erik ook laten vallen… (in het seizoen 1997-1998 weigerde Spehar om Europees te spelen, zodat hij een paar dagen later naar AS Monaco kon vertrekken, nvdr) Als je de carrières van Stanic en Spehar naast elkaar legt, dan weet je het wel. Spehar heeft heel veel transfers gedaan – Monaco, Verona, Sporting Lissabon, Galatasaray… – maar nog amper gespeeld, terwijl Mario in Parma en Chelsea wél een mooie carrière uitgebouwd heeft.”

Geen vedettestreken

“Net als in mijn periode als speler werden ook nu weer geen vedetten gekocht en daar had ik het af en toe moeilijk mee. Op de persconferentie van mijn tweede seizoen, bijvoorbeeld, heb ik toch een beetje uitgehaald naar het bestuur. ‘Ze doen niets…’ Ik wou Gert Verheyen, maar veertig miljoen frank (een miljoen euro, nvdr) vond het bestuur te veel. Omdat ik toen druk op de ketel zette, is hij tóch gekomen. Maar zijn eerste seizoen was verre van briljant. Gert, 22 jaar, kwam op een dag naar mijn bureau en zei: ‘Trainer, je moet mij niet meer opstellen.’ (lacht) Pas op: Antoine deed goede transfers, maar het waren ook toen geen namen. Spehar en Stanic kostten samen nog geen vijftig miljoen (1,25 miljoen euro, nvdr), maar werden wel doorverkocht voor 375 miljoen (9,3 miljoen euro, nvdr). Bijna maal acht! Boerenverstand, werd gezegd, maar als Antoine zijn zinnen op een speler zette, kwam hij meestal. ‘Hij is duur, maar ik krijg hem wel.’ Sven Vermant, Foeke Booy, Eric Deflandre, René Eijkelkamp, Dirk Medved, Paul Okon, Pascal Renier… In die zes seizoenen hebben we ons alleen vergist in Tomasz Dziubinski, die de opvolger van Frank Farina moest worden. Na drie maanden hadden we door dat hij niet voor zijn sport leefde. Maar tegelijk met zijn mislukking, zagen we de ontbolstering van Daniel Amokachi. Ronny Desmedt, mijn assistent, was onder de indruk van zijn kracht en snelheid, ook al was Daniel nog maar achttien jaar. Heel complementair met Foeke, een slimme en ervaren targetspits die spelers naar zich toe trok, waar Amokachi van kon profiteren. Een schitterend aanvalsduo, met daarachter een sterk middenveld – Crève, Lorenzo Staelens, Franky Van der Elst en Stephan Van der Heyden. Geen vedetten, neen, en vooral geen vedettestréken.

“Vier prijzen – twee keer kampioen en twee keer de beker – in zes seizoenen is mooi, denk ik. En het is nooit onrustig geweest, met één uitzondering: na de uitschakeling door Real Zaragoza. Toen zijn er dingen gebeurd die niet… normaal waren. We hadden in Zaragoza met 2-1 verloren, de dag voor de thuiswedstrijd vroeg Luc Uyttenhove, journalist van Het Laatste Nieuws, hoe ik de match zag. Scoren in de 89e minuut is het ideale scenario, zei ik. De dag erna stond in zijn krant dat Club niet mócht scoren voor de 89e minuut. Sorry, maar dat is totaal iets anders. En er werd ook nog een bericht gelanceerd dat ik trainer van Anderlecht zou worden. Na een misverstand tussen Dany Verlinden en Paul Okon – in de 89e minuut trouwens – werd het 0-1. (zucht) Supporters gooiden een ruit van het logegebouw kapot, anderen drongen het spelershome binnen en riepen ‘Hugo buiten’. Mijn twee dochters die in het spelershome waren, begonnen te schreeuwen… Het absolute dieptepunt. (blaast) Maar toen we op het einde van het seizoen de dubbel pakten – voor de eerste keer sinds de Happelperiode – smaakte dat toch wel zoet. Stanic zou de finale tegen Cercle niet spelen, omdat hij al op trainingskamp was met de Kroatische nationale ploeg, die zich voorbereidde op het EK in Engeland. Uiteindelijk mocht hij toch spelen – nu zou dat ondenkbaar zijn – en scoorde hij de twee doelpunten.

“In het zesde seizoen voelde ik een bepaalde verzadiging van de spelers naar de trainer. Le courant ne passe plus, zeggen ze in het Frans. Er was geen chemie meer. Er kwam wat kritiek, zoals van Tjörven De Brul, die in een studentenkrantje zei dat ik te veel op weerstand trainde. Onzin… Maar aan zulke dingen voel je: het is te veel. Er werd opnieuw gesproken over een functie als technisch directeur – Antoine Vanhove wilde dat – maar ook nu werd het niets. De club was er nog altijd niet klaar voor. Uiteindelijk was Marc Degryse de eerste die zo’n functie invulde. In 2003… Geregeld wijzen mensen erop dat ik ooit nog voor Club zal werken. ‘Hugo, je zal bij Club Brugge je carrière afsluiten .‘ Best vervelend, al had ik dat gevoel tot voor twee, drie jaar óók. Het zal er ooit nog wel eens van komen… Als technisch directeur of sportmanager, wat bij een club als Club Brugge een schitterende job is. Maar ik begin daar hoe langer hoe meer aan te twijfelen. Had het moeten zijn, dan was het wellicht al gebeurd. Denk ik…”

DOOR CHRIS TETAERT

“Ik wilde nog voetballen en plots kon dat bij Club Brugge! Welke gek begint dan over geld te praten?”

“Ik wou Gert Verheyen, maar het bestuur vond 40 miljoen frank aanvankelijk te veel.”

“Jean-Pierre Papin? Na de eerste trainingen was de algemene reactie binnen de spelersgroep: wat hebben ze nu weer gekocht?”

“Als je bij Anderlecht een pint ging pakken, was de kans groot dat je de dag erna naar het bureau van Verschueren mocht.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content