De Standardverdediger over de nationale ploeg en

Kom maar bij mij thuis”, zegt Laurent Ciman. “Dat praat makkelijker.” In Presles, de groene voorstad van Charleroi, maakt Ciman (28) een tussenbalans op van zijn carrière. Na een moeilijk jaar gaat het hem weer goed. Ondanks de nederlaag op Zulte Waregem heeft Standard een fantastische start gemaakt, en bij de Rode Duivels is hij een van de weinige spelers die voor een Belgische club spelen.

Standard

Is dit je beste jaar ooit?

Laurent Ciman: “Vorig seizoen haalde ik al een heel goed niveau, maar ik voel me nu nog beter. Eind vorig seizoen stelde ik me vragen toen Dino Arslanagic begon door te breken en er geen duidelijkheid kwam over mijn contractverlenging. Maar angst voor concurrentie heb ik nooit gehad.

“Het gedrag van Mircea Rednic heb ik wel nooit begrepen. Eerst maakte hij van mij een basispion, daarna viel ik naast de ploeg, terwijl ik slechts één keer door het ijs was gezakt, op Lokeren (4-1). Daar was ik niet als enige slecht, maar ik betaalde daar wel als enige de prijs voor. Misschien speelde mee dat ik einde contract was, terwijl er een veelbelovende jongere aan de poort stond te kloppen die men een kans wilde geven. Dan hadden ze me dat in mijn gezicht moeten zeggen.”

Hoe nam je het op dat jij pas als allerlaatste van de groep een nieuw contract kreeg?

“Aangezien ik niet langer een prioriteit was onder Rednic, vertelde voorzitter Roland Duchâtelet me dat hij zijn tijd zou nemen. Daarna is Guy Luzon gekomen. Zowel hij als zijn assistent heeft me op mijn vakantiebestemming opgebeld om te zeggen dat ze nog op me rekenden. Bij mijn terugkomst ben ik naar de voorzitter getrokken, die me een eerste voorstel gedaan heeft. Ik was daar niet echt tevreden mee. Er lag op dat moment een contract voor me klaar in Rusland. Ik kon naar Grozny en naar Samara, maar dat betekende ook dat ik mijn familie moest achterlaten, wat ik niet wou. Uiteindelijk hebben de voorzitter en ikzelf wat water bij de wijn gedaan en kwamen we tot een akkoord.”

Hoe verklaar je dat de groep vorig seizoen zo lang achter Ron Jans is blijven staan, terwijl de resultaten niet goed waren?

“Zijn tactiek was misschien niet de goede, maar als mens en als trainer was hij een geweldige man. Echt grote klasse. We hadden vooraf nochtans onze twijfels. Een Nederlander die naar een Waalse club komt, dat werkt maar zelden… Maar na twee maanden sprak hij al Frans. Hij ging ook eerlijk met ons om en zei rechtuit hoe het zat. Toen hij ontslagen werd, dachten we als spelers niet aan onze carrière, maar vonden we dat we hem moesten steunen. Achteraf gezien zou ik het opnieuw op dezelfde manier doen, en ik denk dat Poco (Sébastien Pocognoli, nvdr), Régi (Goreux) en Jelle (Van Damme) er precies hetzelfde over denken.”

Uiteindelijk heeft Rednic Standard gereanimeerd.

“Hij stelde orde op zaken op tactisch vlak. De verdediging stond als een huis en enkele kleine details hebben het verschil gemaakt. Daarna hoorde ik plots over Luzon praten. Een Israëliër, in het begin vind je dat een bizarre keuze. Maar hij heeft me op korte tijd weten te overtuigen van zijn manier van werken. Hij is eerlijk en komt uit voor zijn overtuiging. Dat slaat aan.”

Charleroi

Welke herinneringen hou je over aan Charleroi?

“Dan denk ik aan Dante Brogno. Die zag me in derde klasse (bij Olympic Charleroi, nvdr) en fluisterde mijn naam in het oor van Jacky Mathijssen. Toen Thierry Siquet uitviel, moest ik al na vijf minuten de mat op tegen Anderlecht. Ik stond te bibberen op mijn benen tegenover Aruna Dindane. In de kleedkamer hadden ze me tussen Mustapha Sama en Ibrahima Kargbo gezet, een groentje tussen twee kleerkasten. Maar die mannen beschermden me en gaven me goede raad.Eenmaal in de ploeg ben ik mijn plaats niet meer kwijtgeraakt. Mathijssen stond achter mij en zat me ook op training constant achter de veren. Toen vond ik dat overdreven, maar het deed me goed opdat ik niet op mijn lauweren zou gaan rusten. Telkens ik dreigde te ontvlammen, maande Frank Defays me tot kalmte aan. De kleedkamer van Charleroi was een goeie mix van rustige types (Defays, Bertrand Laquait, Sébastien Chabaud) en ontvlambare karakters (Grégory Christ, Fabien Camus, Majid Oulmers). Ook al hadden we niet debeste infrastructuur, de sfeer was er geweldig.”

Club Brugge

Brugge was een pijnlijk hoofdstuk in je carrière.

“Ik dacht niet eens aan een transfer. Bij Charleroi was Thierry Siquet Mathijssen en Philippe Vande Walle opgevolgd als trainer en plots was ik geen titularis meer. Misschien omdat ik zijn plaats had afgepakt toen hij zelf nog speelde. Dat Brugse aanbod viel volledig uit de lucht. Ik kreeg ’s morgens een telefoontje en ’s avonds had ik al getekend. Mathijssen was er toen trainer, maar lang is hij niet gebleven. Aangezien ik de Olympische Spelen in Peking had gespeeld met de beloften, miste ik de voorbereiding bij Club Brugge. Ik kwam snel in het vizier van de supporters, die veel verwachtten van de rechtsachter. Er was enorm veel druk, iets wat ik bij Charleroi nooit had meegemaakt. Ik had tijd nodig om me aan die nieuwe omstandigheden aan te passen. Meteen daarna kwam Adrie Koster, die geen Frans sprak, terwijl ik amper iets van zijn Nederlands snapte. Ik wist snel dat het voorbij was, maar ik ben er wel harder door geworden.”

Kortrijk

Hoe ben je bij Kortrijk beland?

“Philippe Vande Walle, die ik nog kende van bij Charleroi, heeft me gecontacteerd. Liever een stap terug om er dan weer twee vooruit te zetten, dacht ik. Met Leekens trof ik een trainer die in me geloofde. Hij zocht een polyvalente verdediger en voorspelde dat ik vaak zou spelen. Ook de groep onthaalde me goed. Ik vond er de familiale sfeer van bij Charleroi terug, precies wat ik nodig had. In Charleroi was ik een gewone jongen uit de streek, maar in Brugge behandelden ze me als Jacques Mesrine, de grootste gangster uit de Franse geschiedenis. Bij Kortrijk hoorde ik een rode supportersmuur uit volle borst mijn naam scanderen. De eerste keer dat ik dat hoorde, stond ik met de tranen in mijn ogen. Zodra ik mijn vertrouwen terugvond, stond er een andere Ciman op het veld. Nu nog zak ik graag af naar Kortrijk. Ik hou wel van dat kleine stadion met de Engelse sfeer die er hangt. Kortrijk was voor mij puur geluk.”

Rode Duivels

Ben je fier dat je van zo’n getalenteerde groep deel mag uitmaken?

“In een carrière heb je altijd een tikkeltje geluk nodig. Ik had het geluk dat Leekens in me geloofde bij Kortrijk, ik heb het nu met Marc Wilmots die me blijft oproepen. Ik vind ook dat ik me altijd voorbeeldig gedragen heb binnen de selectie. Wilmots apprecieert dat. Andere mensen begrijpen niet waarom ik opgeroepen word voor de nationale ploeg. Sommige journalisten schrijven dat ik daar niet goed genoeg voor ben. Het laat me koud. Ik weet dat ik mijn plaats bij de Rode Duivels verdien. Mee mogen naar Brazilië zou fantastisch zijn, zelfs als ik ginder niet zou spelen.”

Je bent een van de weinige internationals die niet in het buitenland spelen.

“De andere spelers vinden me er niet minder om en ik ben niet jaloers op hun traject. Ik ken mijn plaats. Met spelers als Vincent Kompany, Jan Vertonghen en Daniel Van Buyten ga ik me niet vergelijken.”

Vreesde je niet voor je selectie bij de Duivels toen je bij Standard uit de ploeg viel?

“Een beetje wel. Maar ik heb gebeld met Wilmots, die me meteen gerust stelde en zei dat hij ook niet begreep waarom ik niet meer speelde.”

Zei hij dat je weer aan spelen moest toekomen om nog opgeroepen te worden?

“Neen, maar dat was ook niet nodig. Als je bij je club niet meer speelt, is het niet meer dan logisch dat je ook niet meer opgeroepen wordt bij de Duivels.”

DOOR STÉPHANE VANDE VELDE – BEELDEN: IMAGEGLOBE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content