Tot spijt van velen rijdt hij komende zaterdag in de Omloop Het Volk niet tegen, maar voor Tom Boonen. Toch durft Gert Steegmans steeds meer in zijn eigen kunnen geloven.

Nog 500 meter. Julian Dean piloteert Thor Hushovd, kijkt om redenen die enkel voor hemzelf duidelijk zijn achteruit, leunt even tegen een andere renner aan, valt. Nog 400 meter. ‘Go ! Go ! Go !’ De woorden komen van Robbie McEwen, dan in een schijnbaar verloren twintigste positie, en zijn bedoeld voor Gert Steegmans. Nog 350 meter. Flauwe bocht naar links. Steegmans kromt de rug en komt, de kleine Robbie in zijn wiel, met zo’n snelheid buitenom aanzetten dat het peloton even bevroren lijkt in zijn beweging. Nog 200 meter. Steegmans zwiept opzij, Robbie McEwen maakt zich los. Streep. McEwen wint, met een straat voorsprong.

Wat Gert Steegmans op woensdag 5 juli doet in Saint-Quentin, is alleen de hele groten gegeven. Kenners weten al lang dat dit geen toevalstreffer is voor de man die bij de jeugd op gelijke hoogte stond met Tom Boonen, maar om de laatste sceptici te overtuigen doet Steegmans zijn kunstje twee dagen later in Vitré nog eens over. Gashendel open op 400 meter, met een zucht langs de blauwe Quick-Steptrein heen, afzetten op 200 meter, niemand op de foto. “Net alsof ik achter een camion rijd”, jubelt Robbie McEwen achteraf. “Ik hoef niet eens te trappen.” ’s Avonds zal hij er bij ploegleider Marc Sergeant voor pleiten om Gert Steegmans een contract voor het leven te geven. Helaas voor hem heeft Patrick Lefevere, sluw als hij is, Gert Steegmans anderhalve maand eerder al een zeer aantrekkelijk voorstel gedaan. De Limburger heeft net voor de Tour getekend. In extremis probeert Davitamon-Lotto Steegmans met absurd hoge bedragen terug te kopen, wat resulteert in een soap zonder voorgaande maar zonder resultaat.

We spreken Gert Steegmans een dik halfjaar later in Hasselt, daags voor zijn vertrek naar de Ronde van de Algarve, waar hij net als vorig jaar zal aanknopen met de eerste zege van het seizoen. Ondanks het feit dat Steegmans vandaag een pittige trainingsrit en drie interviews op het programma heeft staan, kijkt hij tijdens het twee uur durende interview niet één keer op zijn horloge. Renners die zo bevlogen zijn van hun vak dat ze de tijd vergeten wanneer ze erover vertellen, het bestaat nog.

Hoe anders is het fietsen bij Quick-Step-Innergetic ?

Gert Steegmans : “Bij Davitamon-Lotto waren we altijd de underdog, we vertrokken nooit als favoriet in de zin dat we voor de start zeiden : nu gaan we dit en dat doen. We wachtten altijd de koers zelf af. Dat is nu heel anders. Bij Quick-Step gaan ze uit van hun eigen sterkte en van de favorietenrol. Neem nu de ploegentijdrit in Qatar. Daar werd niet gezegd : ‘We zullen proberen te winnen’ of ‘We gaan ons best doen.’ Neen, dat was : ‘Wij winnen.’ De enige vraag was hoeveel seconden we voor zouden hebben. Zoiets wordt intern gehouden, maar het pept iedereen op. Tom Boonen is iets meer showman, hij kickt op die zaken. Bij Davitamon-Lotto zijn ze iets bescheidener. Dat is op zich niet slecht, maar het is anders.”

Patrick Lefevere is ervan overtuigd dat jij ooit een klassieker wint, maar hij weet nu nog niet wat je waard bent na 200 kilometer.

“Ik heb daar ook nog te weinig ervaring in. Vorig jaar had ik tijdens de klassiekers problemen met suikers : ik at te weinig onderweg. In Parijs-Roubaix deed ik het wel goed, maar ten gevolge van mijn problemen in de Ronde van Vlaanderen was ik zó nerveus dat ik dacht : ik móét mee in de eerste ontsnapping. De eerste 150 kilometer ben ik met álles mee gesprongen wat bewoog, maar uiteindelijk reed er niemand weg. Na het Bos van Wallers zat ik toch in de kopgroep. Alles ging goed, tot na 210 kilometer de man met de hamer klaarstond. Ineens sta je stil.

“Ik vond dat wel jammer, want in Parijs-Roubaix voelde ik : als ik me hier in het begin koest hou, dan rij ik de finale. ( snel) Niet dat ik gewonnen zou hebben, maar ze hadden me er toch niet af gereden. Parijs-Roubaix ligt me enorm. Je moet vrij zwaar zijn en hard kunnen trappen, en die twee dingen kan ik goed. Alles heeft echter zijn tijd nodig. Vorig jaar was ik er fysiek misschien al klaar voor om de finale van een grote klassieker te rijden, maar mentaal nog niet.”

Wat kwam je dan mentaal nog te kort ?

“Ik probeerde altijd iedereen te vriend te houden. Intussen ben ik erachter dat zoiets onmogelijk is, zeker als je wat beter begint te rijden. Hoge bomen vangen veel wind en mijn boom is sinds vorig jaar een beetje beginnen groeien. Na een tijdje moet je durven zeggen : ‘Verrek, ik doe mijn eigen ding en als je daar niet mee kunt leven, het zij zo.’ Vroeger durfde ik iemand geen kwak geven omdat ik hem kende : ik kon toch moeilijk mijn eigen kameraden van hun fiets af rijden ?”

En dat doe je nu wel : kameraden van de fiets rijden ?

“( lacht) Ze zeggen altijd dat ik niet goed kan wringen. In Qatar gaf Tom me op een bepaald moment de opdracht om met hem naar voren te rijden, dus deed ik dat. Achteraf zei hij : ‘Gert, ik bedoelde dat je langs het peloton moest rijden, niet erdoor. Je was net een bulldozer.’ Op dat gebied ben ik dus wel verbeterd. Ik trek het mij niet meer zo aan dat mensen boos worden. Allez, in de koers toch niet. Ik ga al vier jaar trainen met Léon van Bon, hij heeft ook altijd bij mij in de ploeg gereden. Nu zit hij bij Rabobank en ik bij Quick-Step, en in Qatar hadden we al meteen ruzie. Tom was plat gevallen en Rabobank trok een waaier. Ik ging daar iedere keer tussen rijden om de waaier stil te leggen. Dat is heel irritant en Léon wou me eruit hebben, dus kwam hij tegen mij duwen en ik duwde terug. Telkens we vooraan in de waaier kwamen, werd het grimmiger. ( lacht) Ach, dat is koers, hé.”

Die houding wordt je niet door iedereen in dank afgenomen. Je kreeg de afgelopen weken heel wat commentaar te slikken van enkele ex-collega’s bij Predictor-Lotto.

“Bij Lotto wilden ze nochtans ook dat ik harder werd. Ze hebben daar heel veel moeite voor gedaan. Ik heb nooit iemand belachelijk gemaakt bij Predictor-Lotto, ik vond dat allemaal toffe gasten. Maar ik rij nu bij een andere ploeg, ik kan bij het avondeten toch moeilijk bij hen komen zitten ? Ik heb me die commentaren wel aangetrokken, zeker van één bepaalde persoon van wie ik niet wist dat hij kwaad op me was. Ik heb hem een sms gestuurd en hij heeft bevestigd wat hij van me dacht. Toen heb ik gewoon gezegd dat ik het niet tof vond dat hij dat via de pers liet weten. Hij heeft mijn telefoonnummer, hij had me ook kunnen bellen. Ik heb ook aan andere jongens van Predictor-Lotto gevraagd of ze vonden dat ik hard veranderd was en zij vonden van niet.”

Vreemde humor

Bij de jeugd won je ooit 36 wedstrijden op een seizoen en was je de evenknie van Tom Boonen. Toch heb je je bij de profs altijd ontzettend bescheiden opgesteld.

“Goh, dat heeft veel te maken met mijn moeilijke overgang naar de profs. Naar het schijnt heb ik een redelijk vreemde vorm van humor. Ik kom soms nogal cynisch uit de hoek en als stagiair heb ik zo mensen per ongeluk gekwetst. Dat was echt niet de bedoeling, maar die dingen zijn zich beginnen opstapelen en dat heeft me een beetje genekt. Daarom heb ik op een bepaald moment beslist : ik kan beter niks zeggen en gewoon doen wat ze mij vragen. Vandaar die bescheidenheid. Plus : het ging ook gewoon slecht. Je kan wel op tafel slaan en zeggen dat je kopman wil zijn, maar als je na 50 kilometer gelost wordt, dan lachen ze eens met je. Dus hou je je stil en doe je je best. Ik sukkelde drie jaar lang van de ene blessure in het volgende pechverhaal. Ik was al lang blij dat ik nog prof kon blijven.”

Ooit gedacht : het zit er niet in voor mij ?

“Neen, want als het even goed ging, merkte ik dat ik op korte tijd veel progressie maakte. Dat was wel een lichtpuntje. Ik wist ook waarom het niet lukte : of mijn knie was ontstoken, of mijn achillespees speelde op, of ik lag op de grond, of ik was verkouden. Het was een ongelooflijke opeenstapeling van problemen. Gelukkig heb ik altijd heel veel steun gehad van mijn familie en van een vaste supportersgroep. En de ploegleiding bij Lotto is ook altijd in mij blijven geloven. Depressief ben ik nooit geweest, maar je wordt gelatener. Zelfs als het goed ging, dacht ik : het zal wel weer mislopen.”

In zo’n periode moet het ook geen cadeau zijn om een generatiegenoot te zijn van Tom Boonen.

“Daar heb ik heel weinig last van. Ik ken renners van mijn leeftijd – ik ga geen namen noemen – die zich er enorm aan ergeren als Tom wint. Dat heb ik niet. Toen ik nog niet in zijn ploeg zat, koerste ik graag tegen Tom, maar als hij iets groots won, was ik ook tevreden voor hem. Ik voel geen afgunst voor anderen. Als dát er ook nog eens bij mocht komen, bovenop al die pech, dan had ik helemaal in de put gezeten.”

Hoe ben jij uit die vicieuze cirkel van pech en blessures geraakt ?

“De ommekeer is er eigenlijk gekomen na de eerste ENECO Tour, in 2005. Tijdens de Tour was ik met Lotto op stage geweest in de Alpen, en vanaf toen kreeg ik een lange periode zonder blessures. In de Vuelta reed ik een paar goede sprinten, in de Franco-Belge ging het naar mijn gevoel heel goed. Op het einde van dat seizoen won ik Putte-Kapelle, daarna maakte ik een hele goede winter door. Het geloof in mezelf steeg ook en zo zat ik in een positieve spiraal. Begin vorig jaar won ik meteen twee ritten in de Ronde van de Algarve. Toen wist iedereen : hij kan het ook. Vooraf hoorde ik altijd : hij kan het, maar hij doet het nooit.”

Dat moet een bevrijding geweest zijn.

“Ja, maar ergens had ik meteen het gevoel : als het morgen nog maar lukt. In de eerste profkoers die ik won ( de eerste rit in de Ronde van Picardië in 2005, nvdr), klopte ik Boonen en Eisel in de sprint. Redelijk spectaculair, maar ’s anderendaags kreeg ik wel op mijn kloten, mét de gele trui aan. Vandaar dat ik in de Algarve zoiets had van : morgen zal ik wel vallen of zo. Maar de dag nadien won ik weer en de dag daarna zelfs bijna het algemeen klassement. Vervolgens werd ik zesde in de Omloop Het Volk en ik was vertrokken voor het voorjaar.”

Go ! Go ! Go !

En toen moest die wonderlijke Tour nog komen.

“Weet je dat ik hem bijna niet mocht rijden ? Het heeft heel lang geduurd voor ik definitief geselecteerd werd. Ik neem de ploegleiding van Davitamon-Lotto heel weinig kwalijk, maar dat wel.”

Robbie McEwen had liever Léon van Bon mee.

“Dat begrijp ik ook wel, want Léon is iemand met veel ervaring. Hij is bovendien een van mijn beste maten. Op een gegeven moment ging het voor de laatste selectieplaats tussen mij en Léon, dat was absoluut geen fijne situatie. De dag dat de beslissing viel en Léon wist dat hij niet mocht gaan, voelde ik mij echt slecht.

“In de Tour heb ik de eerste dagen afgezien van de hitte, maar gaandeweg ging het beter. Dan kwam er dat gelukje voor mij dat Fred ( Rodriguez, normaal de laatste man voor McEwen, nvdr) gevallen was en dat Robbie het vertrouwen had om mij als laatste man te gebruiken. Door een samenloop van toevalligheden is het allemaal enorm goed uitgepakt.”

‘Gelukje’, ‘samenloop van toevalligheden’ … Zou het niet gewoon kunnen dat jij ontzettend hard kan fietsen ?

“Ja, maar daar had ik eigenlijk nog nooit bij stilgestaan. Ik hoor dat het indrukwekkend was, ik kreeg plots heel veel reacties van collega’s. Eerst kwam Marco Velo ( ploegmaat van Alessandro Petacchi, nvdr) naast me rijden : wil je niet naar Milram komen ? Thor Hushovd had dat gezien en kwam ook babbelen : kom bij ons, wij betalen goed. Ik wist niet wat er gebeurde.

“In Curaçao kwam Hincapie naar me toe : ‘Wat jij daar in die vierde rit van de Tour deed, dat snapte ik niet. Je reed naast me, ik zat helemaal à bloc. Ik keek naar rechts en zag McEwen daar ook zitten. Ik dacht nog : wat doet die hier nu nog ? Ineens hoor ik : Go ! Go ! Go ! Het was nog 400 meter, dat halen ze nooit, dacht ik. Maar jullie schoten zó hard weg, het leek wel alsof ik stilstond.’ ( lacht) Voor mijn gevoel reed ik een normale sprint.”

Wat heb je geleerd van Robbie McEwen ?

“Het verbaasde me vooral hoe hij met de wedstrijd bezig is. Hij bekijkt het Tourboek en geeft door aan de verzorgers waar ze moeten gaan kijken. Van de laatste 10 kilometer wil hij ieder detail kennen : hoe de wind staat, of er steentjes liggen, hoe steil de helling is, of de weg op bepaalde plaatsen vettig ligt. In feite komt Robbie in die laatste 10 kilometer niet meer voor verrassingen te staan. Of het moest een gillende vrouw zijn die plots de weg oversteekt ( lacht). Hij is ook heel fel bezig met waar en hoe hij de ploeg moet laten werken voor de groene trui. Een van die tussensprinten heeft me eens bijna mijn leven gekost ( lacht).”

Hoezo ?

“Ik moest de tussensprint voor hem aantrekken. Robbie won, maar plots maakten twee renners zich los uit het peloton om ook mee te doen voor de punten. Dus moest ik blijven sprinten om de punten van de tweede plaats te pakken. Ik haal alles uit de kast en gelijk na de tussensprint gaan we de bocht om en volgt er een beklimming van 7 kilometer. Het peloton geeft goed gas en ik zat vol-le-dig à bloc. Ik wist : als ik gelost word, kom ik buiten tijd aan. Ik dacht dat ik doodviel.”

Ben jij ooit bang in een sprint ?

“Weet je waar het allemaal van afhangt ? Of je goede benen hebt. Als je benen goed zijn, dan spring je overal tussen. Je ziet een gat, je duikt erin, je deelt een kwak uit ; je denkt daar niet bij na. Pas als je je slecht voelt, ga je remmen als je een kwak krijgt, vervolgens begin je je op te jagen en dan lukt niks meer. Daar had het in de Tour ook veel mee te maken, ik voelde me gewoon goed.

“Maar je moet altijd wel een beetje blijven nadenken. Dat is het probleem van Graeme Brown ( die Tom Steels onderuit reed in de Ronde van Qatar, nvdr). Misschien heeft hij een heel hoog adrenalinegehalte, ik weet het niet. Ik kan niet geloven dat Brown start met het voornemen om een ander tegen de grond te rijden, maar op het moment dat de spurt gelanceerd wordt, heeft hij zulke oogkleppen op dat hij nergens meer naar kijkt. Pas na de aankomst beseft bij : wat heb ik gedaan ? Na de val van Steels was hij nog zó groot.”

Gaan jullie dan verhaal halen ?

“Neen, want als je zelf meedoet aan de sprint, besef je niet meteen wat er gebeurd is. In Qatar zag ik iemand liggen, maar ik zat vooral te kijken waar zijn fiets naartoe vloog, zodat ik er niet over reed. Ik snap de frustratie van Tom Steels, maar onder invloed van adrenaline gebeuren er soms vreemde dingen. Hoeveel mensen gaan er niet compleet over de rooie in hun auto ? Ik heb ook al hele gekke dingen gedaan in de sprint. Zo ben ik eens verhaal gaan halen bij Zanini. Roesems is moeten tussenkomen of ik had erop geklopt. Ik kán echt wel kwaad zijn, hoor.

“Robbie McEwen gaat daar trouwens heel goed mee om. In de Giro heb ik eens een sprint totáál verknald voor hem, als de eerste de beste amateur. Ik wist dat het mijn schuld was en ik zag de woede op zijn gezicht, maar hij ging anderhalf uur apart zitten, sprak tegen niemand. Daarna was hij afgekoeld en kwam hij met me babbelen.”

Hoofd op hol

Na je knalprestaties in de Tour zei Robbie McEwen dat Davitamon-Lotto je een contract voor het leven moest geven en vervolgens begon het grote opbod.

“Ik denk dat ik een van de moeizaamste contractbesprekingen uit de geschiedenis heb meegemaakt. Terwijl ik tegen mijn manager had gezegd : voor de Tour wil ik eruit zijn, ik wil daar starten met een lege kop. Dat is dus niet gelukt ( lacht).

“Voor de Ronde van België was ik zo goed als rond met Davitamon-Lotto, daarna is het fout beginnen lopen. De avond voor de Ronde van België kreeg ik een heel goed bod van Quick-Step. Vervolgens heb ik heel lang niks gehoord van Davitamon-Lotto. Net voor de Tour hebben we opnieuw gebabbeld. Ik wist wat ik bij Quick-Step kon krijgen, dus ik speelde geen blufpoker meer. Maar zij dachten blijkbaar van wel, weet ik veel. In elk geval heb ik toen getekend bij Quick-Step. Dat wisten ze bij Davitamon-Lotto, maar door mijn prestaties in de Tour wilden ze dat herroepen. Kwamen ze me gek maken met bedra-gen … Dat ging over veel geld, mijn hoofd sloeg helemaal op hol.”

Wat dacht je toen je die enorme bedragen hoorde ?

Kut ! ( lacht) Wat kan je doen ? Waren ze daar eerder mee gekomen, dan had ik nu bij Predictor-Lotto gereden, daar gaan we niet over liegen. Maar het kwam er niet en bij Quick-Step deden ze wél meteen een goed voorstel. Eigenlijk draaide het allemaal om vertrouwen. Bij Quick-Step zeiden ze : we betalen je omdat we denken dat je dát zal kunnen – en toen had ik die sprints in de Tour nog niet gedaan. Bij Predictor-Lotto deden ze daar moeilijker over. Ach, iedereen heeft fouten gemaakt, ik ook. Ik neem niemand iets kwalijk. Ik vind niet dat ik een slechte keuze heb gemaakt. Ik rij nu voor Boonen en anders was het tegen Boonen geweest.”

Dat vinden veel mensen jammer, dat jullie niet tegen elkaar rijden.

“Ik weet het, maar hoeveel van die mensen gaan naar hun werkgever en zeggen : die overuren, die hoef je me niet te betalen, ik zal zo wel werken. Het financiële is voor iedereen belangrijk.”

Bij Davitamon-Lotto had je wel een vrijere rol gekregen dan je nu hebt.

“Ik zal nu inderdaad meer in dienst moeten rijden, maar je kan ook zeggen : ik heb Boonen liever als vriend dan als vijand. Het Volk heb ik vorig jaar verloren dankzij Boonen. Heb ik daar Tom met mij mee, dan wint een van ons tweeën en is heel België blij.”

Tot slot : wat was vorig jaar je mooiste moment op de fiets ?

“Misschien ben ik nu een dikke nek dat ik dat zeg, maar ik heb er eigenlijk veel. Voor de mensen waren die sprints met Mc Ewen in de Tour misschien het mooist, maar voor mij persoonlijk was dat het moment waarop Tom en ik de Eikenberg opreden in Dwars door Vlaanderen. Ik ben nog nooit in mijn leven zo snel naar boven gereden, op de 53-17. Dat was belachelijk rap. Tom demarreerde, ik nam over en dan ging hij weer. We zaten mekaar als nieuwelingen pijn te doen. ‘Klootzak’, zei hij, toen we bovenkwamen. Zoals we toen de Eikenberg opreden, daar droomde ik als klein manneke van. Het was perfect. Jammer dat ik nadien wel ben moeten afstappen van de krampen (lacht).”

Door Loes Geuens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content