Bevrijd wervelt middenvelder Faris Haroun van Germinal Beerschot over het gras. ‘Het was echt een opluchting om in Genk te kunnen vertrekken.’ Zondag kan hij in de match tegen Gent voor het eerst ook in een topper schitteren bij zijn nieuwe club.

De Buffalo’s zakten vorig jaar op 30 september af naar het Kiel, dezelfde maand als nu, maar twee dagen later. Het was de periode waarin bij Germinal Beerschot na een zwakke start smachtend werd uitgekeken naar de comeback van Gustavo Colman, die bijna hersteld was van een operatie aan de buikspieren. Het was ook de periode waarin Hernán Losada zijn motortje op gang trok. Tegen Gent zette die een strafschop om, zijn tweede goal van het seizoen. De Argentijnse amigos stonden voor een halfjaar waarin ze zich zouden opwerken tot schijnbaar onmisbare steunpilaren op het middenveld. Maar kijk, twaalf maanden en veel gemor over hun vertrek later, worden de Zuid-Amerikanen amper nog genoemd in het Olympisch Stadion. De melancholie ruimde plaats voor nieuwe hoop, gericht op hun vervangers: Khalilou Fadiga, Marco Né en Faris Haroun.

Van die drie miste vooral de laatste zijn entree niet. Haroun vond na zijn terugkeer uit Peking, waar hij met de nationale beloften een vierde plaats haalde op de Olympische Spelen, nog geen tijd om een deftige persoonlijke touch te geven aan het appartement waarin hij sinds enkele weken woont, maar drukt wel al zijn stempel op het nieuwe team. Tussen onuitgepakte dozen, en met achter hem een kennelijk haastig op de muur geprikt Germinal Beerschottruitje waarop zijn naam en nummer prijken, zit hij met kleine oogjes te geeuwen. Moe van het harde labeur dat op het Kiel geëist wordt. Nieuwelingen moeten daar altijd wat aan wennen, zelfs een Duracellkonijn als Haroun. “Mijn goede conditie erfde ik van mijn Tsjadische vader,” zegt hij, “dat is typisch Afrikaans. Ik trainde daar niet specifiek op, heb dat al van klein af, net als mijn broer ( de twintigjarige Nadjim, die sinds dit seizoen ook met de A-kern van Germinal Beerschot traint, nvdr). Mijn rust dank ik dan weer aan mijn Belgische moeder. Afrikanen zijn doorgaans temperamentvol.”

Bompakketten zoeken

Je ouders waren erbij in China. Reisden ze mee op jouw vraag?

Faris Haroun: “Mijn ma had deelgenomen aan een wedstrijd van De Post. Uit ongeveer 10.000 deelnemers werd haar lotje getrokken. De prijs was een reis van vijf dagen naar de Olympische Spelen, vanaf de kwartfinales. Uiteindelijk hebben ze daar – op eigen kosten – een stukje aan gebreid, ze kwamen ook naar de eerste drie wedstrijden kijken.”

Wat draag jij mee uit China?

“Dat is een belevenis die je als mens en als sporter altijd zal bijblijven, iets wat je later aan je kinderen vertelt. Het EK met de beloften ( vorig jaar in Nederland, nvdr) vond ik ook al een mooie herinnering, maar dit was toch andere koek. Alles nog groter. En die security … Moet je eens meemaken. Toen we na onze vlucht naar het hotel werden gebracht, reden drie à vier politiewagens voor de bus, en nog eens evenveel achter ons. Niets werd aan de improvisatie overgelaten. Neem nu het eten in het hotel. Als je iets speciaals wilde, met nieuwe ingrediënten, moest je dat genoeg op voorhand aanvragen, want eer dat door alle controles raakte … In ons gebouw bleven 20 tot 30 verdiepingen gewoon leeg. Enkel vier ploegen, het personeel en de veiligheidsmensen mochten binnen. Elk uur passeerde iemand door de gang om te checken of er geen bompakket lag. Iedere keer als je binnenkwam in het hotel moest je je badge tonen, en ook nog eens in de gang.”

En sportief?

“Ja, als je tegen mannen van het kaliber van Ronaldinho kan spelen, is dat mooi.”

Word je dan weer het kleine jongetje dat opkijkt naar zulke sterren?

“Nee, dat zijn ook mensen zoals wij, gewoon goede voetballers. Het is niet zo dat ik niks meer kan zeggen als ik oog in oog met die mannen sta. Met die mentaliteit moet je ook niet op het veld komen.”

Met Jean-François de Sart, de beloftetrainer, heb jij het altijd goed kunnen vinden. Wat bracht hij je bij?

“Hij gaf me veel vertrouwen, en dat in een periode waarin ik dat in Genk misschien wat miste.

“Hij is een man met wie je gemakkelijk kan babbelen, die altijd openstaat voor discussie. We praatten vaak, in het belang van de ploeg. Hij liet mij zo groeien, denk ik. Hoe meer verantwoordelijkheid je krijgt, hoe meer je leert.”

Je wordt er graag bij betrokken als op het veld gestuurd moet worden?

“Ja, op mijn positie is het belangrijk dat je veel praat. Iedereen heeft zijn rol, maar zéker de mensen van de centrale as.”

Ik kan me wel voorstellen dat je nu als 23-jarige nieuweling op het Kiel denkt: ‘Ik ben hier pas en nog jong, ik wacht even af vooraleer mij te laten horen.’

“Nee. Germinal Beerschot nam mij niet om gewoon wat te spelen. Deze club trok mij aan om een surplus te geven aan de ploeg. En dat doe je niet enkel met de bal. Ik ben niet dé leider. Iemand als Fadiga heeft van nature meer leiderschap en ervaring. Maar ik ben er ook om te sturen.”

Want op het Kiel lopen er niet zo veel rond met een echt grote mond.

“We hebben veel kwaliteiten, maar het is waar dat er misschien nog meer gepraat moet worden.”

Moedige ridder

‘Faris’, wat betekent dat eigenlijk?

“Dat was een oude ridder. In het Arabisch wil het zeggen: met je moed zal je er geraken.”

Toepasselijk. Je moest je bij Genk door moeilijke periodes worstelen en kwam er naar eigen zeggen te weinig aan spelen toe. Heb je nu het gevoel dat je te lang in de Cristal Arena gebleven bent?

“Als je niet kan vertrekken, is het moeilijk. Soms wilde ik weggaan, maar ging het niet.”

Je kreeg – weliswaar financieel minder aantrekkelijke – mogelijkheden.

“Ik heb geen spijt. In de periodes waarin het lastig was, leerde ik veel bij. Het is op een manier een pluspunt. Wat ik daar allemaal meemaakte, maakte me sterker als speler en als mens.”

Je doelt ook op die ene uitspraak van voormalig voorzitter Jos Vaessen, hij noemde jouw contractverlenging in 2005 een grote vergissing. Je zei de laatste weken in kranteninterviews al dat je ginder niemand iets verwijt. Maar mag ik je er toch van verdenken dat jij stiekem hoopt om hier op het veld een antwoord van formaat te geven?

“Eigenlijk niet. Ik begon in Genk bij de jeugd en schopte het tot international. Ik klom naar de Olympische Spelen.

“De laatste bladzijde van het hoofdstuk Genk is omgedraaid. Ik denk er niet meer aan. Er zijn daar mensen die ik nog kan zien, met wie ik een goede band heb. Er zijn er met wie ik niks meer heb. Ik volg hun uitslagen niet fanatiek, lach niet als ze verloren hebben en als ik zelf nog eens tegen die ploeg win, zal dat enkel leuk zijn om mijn vrienden daar even te jennen.”

Er viel sinds je aftocht daar wel een last van je schouders.

“Ik voelde me nog nooit zo goed als nu. Het was echt een opluchting om daar te kunnen vertrekken. Wanneer mensen altijd maar aan het praten zijn over dit en dat ( in Genk weerklonken ook vaak opmerkingen over zijn zware contract daar, nvdr), nooit over voetbal, kijk je wel eens rond om te zien of je weg kan.

“Als je negentien bent en hoort dat de voorzitter je een grote vergissing noemt, breekt er iets. Zo’n uitspraak, uit de mond van iemand die al zo lang in het voetbal zit, maakt een speler zwart voor de supporters, voor iedereen. Dan is het voor alleman gemakkelijk om commentaar te geven. Sindsdien was er altijd een keerzijde, ook als ik goed speelde.

“En als het bestuur aandringt op je vertrek, zoals enkele maanden geleden, is het voor alle partijen beter dat je gaat. Zij wilden niet dat ik mijn laatste contractjaar inging en ik wilde dit seizoen spelen.”

Trainer Ronny Van Geneugden heeft oog voor de jeugd. Theoretisch geredeneerd had je kunnen stellen dat de trainer beslist wie speelt, niet het bestuur.

“Dan zet je druk op de trainer. En als het bestuur je niet wil, zit je sowieso met een slecht gevoel, dat is niet goed.”

Excuseerde Vaessen zich ooit voor zijn uitspraak?

“Niet persoonlijk.”

Had dat niet veel kunnen oplossen?

“Als je bij mij zoiets zegt, is het voorbij. Ik heb niks tegen hem. Als hij vindt dat hij dat moet zeggen op dat moment, is dat zijn mening. Ik had nog altijd respect voor hem, omdat hij mijn voorzitter was. Maar nu is hij een mens zoals iedereen.”

Faris Vieira

Worden hier nu andere dingen van je gevraagd dan in Genk?

“Logisch, ik heb een andere trainer. Harm van Veldhoven wil dat ik speel met mijn kwaliteiten. Hij vraagt mij niet om centers te geven, wel dat ik goed vanuit de tweede lijn kom en in het middenveld hard werk.”

In Genk gaf je aan dat je het best functioneert met één spits. Je voegde daaraan toe dat het ook wel lukt als er twee aanvallers zijn, maar dat je dan een beetje anders moet spelen; minder infiltreren, je vaker richten op de tweede bal. Maar Germinal Beerschot speelt zelden met één spits en Van Veldhoven haalde je net om wel te infiltreren. Hoe valt dat te rijmen?

“Je kan die vergelijking niet maken, omdat hier niet dezelfde spelers lopen als in Genk. Deze aanvallers wijken bijvoorbeeld ook vaak naar de flanken uit.

“Bovendien zijn de systemen van Genk en Germinal Beerschot anders; bij Genk werd vaker doorgegaan langs de flanken, waarna er een voorzet kwam. Hier krijg ik de bal meer in de voeten gespeeld en ben ik meer betrokken bij de balcirculatie.”

Jean-François Remy, de assistent van Jean-François de Sart, zei over jou: ‘Ik vergelijk hem graag met een type als Patrick Vieira, iemand met een groot volume die met zijn lange benen ballen uit een ander zijn voeten gaat halen.’

“( lacht) Bij de beloften noemde hij mij dikwijls zo. Dan zei hij: ‘Ik wil dat je vandaag zoals Vieira speelt, dat je veel ballen afpakt.’Hij gaf vaak aan dat hij van mij verwachtte dat ik elke wedstrijd x ballen veroverde. En na de matchen wees hij me er wel eens op als ik daaraan niet veel aandacht besteed had. Het pepte mij op.

“Bij Genk zagen ze mij nooit als iemand met ook verdedigende kwaliteiten. Maar ik bewees op de Olympische Spelen dat ik ook puur defensief kan voetballen als het moet, zoals toen we tegen Italië met tien man overbleven en alleen Moussa (Dembélé , nvdr) en ik op het middenveld speelden. Op dat vlak gaven ze me bij de nationale ploeg toch iets wat ik bij mezelf misschien nooit ontdekt zou hebben als ik alleen maar bij mijn club had gespeeld.”

Wat heb je voor dit seizoen in je hoofd gestoken als je voornaamste werkpunt?

“Efficiënter worden in de zestien meter, beter de koelbloedigheid bewaren, rustiger zijn, om zo de beste beslissing te nemen.”

Hoe leer je dat?

“Kan je niet leren. Dat moet je almaar beter aanvoelen door wedstrijden te spelen.”

Misschien kan topsportconsulent Gerrit Kempeneers je daar ook bij helpen. Je blijft hem vaak consulteren. Hij behandelt niet alleen je lichaam, maar praat ook op je in. Zelfs toen je in China zat, hadden jullie vaak contact.

“Normaal ga ik twee keer per week naar hem. We babbelen dan inderdaad ook veel. Zeker toen ik achttien was en net begon, deden we dat vaak. Hij gaf me al veel raad; niet direct beginnen te zweven, hoe praat je met de pers, met iedereen, welke dingen zeg je beter niet …”

Waarom blijf je doorgaan met die lichaamsbehandeling? De natuur zegende je met een goede conditie, zei je zelf al.

“Hij checkt of er in mijn lichaam niks vastzit. Ik ben ook groot, soms moet mijn rug wat verzorgd worden.

“Het is voor een groot stuk preventief. Het is niet omdat ik een goede conditie heb dat ik niet geblesseerd kan raken. Ik doe dat al vier, vijf jaar en liep nog nooit een spierscheur op, of een andere erge blessure.”

Hij kent je heel goed en zegt dat je misschien wel te bescheiden bent volgens je kwaliteiten.

“Ik probeer niet in the picture te komen, wring me niet naar de eerste rij. Dat ligt in mijn karakter. Ik zet ook niet gemakkelijk de eerste stap om te praten. Mijn broer is directer.”

Hoop van Mandela

Je wordt geprezen om je besef dat er ook nog een leven is naast het voetbal, maar dat botst een beetje met de frustratie van je vader, die zegt dat je te vaak voor de tv en de computer zit.

“Ik doe die dingen graag, maar ’s avonds, als je toch niks anders kan beginnen. En ik hou me wel met meer zaken bezig. Momenteel probeer ik me in de islam te verdiepen.”

Lees je ook nog biografieën?

“Ja, ( wijst achter zich) daar staan die van Mohammed Ali en Nelson Mandela. Die laatste is fantastisch. De hoop die hij bood …Altijd blijven knokken, erin blijven geloven en dan, na al die jaren in de gevangenis, toch nog president ( van Zuid-Afrika, nvdr) worden … Hij gaf nooit op. Dat kan je meenemen in je eigen leven.” S

door kristof de ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content