Maar hij staat er wel in. En terecht. In zijn vijfde seizoen bij AA Gent ontpopt Randall Azofeifa zich steeds meer tot de draaischijf op het middenveld. Morgen tegen Lille OSC wil hij dat nog eens bewijzen. ‘Ik kick op geladen duels.’

Toen AA Gent na het seizoen 2005/06 Wouter Vrancken en Mbark Boussoufa moest laten gaan, toverde manager Michel Louwagie plots twee 20-jarige Costa Ricanen uit zijn hoed: Bryan Ruiz en Randall Azofeifa (allebei 25 nu). Over de eerste zijn al boekenkasten vol geschreven, terwijl de tweede altijd wat in de schaduw bleef.

Net als Ruiz groeide Azofeifa op in San José, de hoofdstad van Costa Rica. Het gezin woonde op vijf minuutjes van het stadion van Deportivo Saprissa, de populairste club van het land. “Mijn vader José was al 49 toen ik geboren werd. Een paar jaar later ging hij op pensioen, dus hij heeft zich tijdens mijn jeugd veel met mij beziggehouden. Hij nam me vaak mee naar de wedstrijden van Saprissa en hij was ook mijn eerste trainer.” In 2002 kwam voor Randall een kinderdroom uit, want Deportivo Saprissa lijfde hem in. Ondanks zijn jeugdige leeftijd groeide hij er uit tot een vaste waarde in het team. “Plots zat ik in de kleedkamer met al die spelers waar ik zo naar opkeek. Velen van hen zijn nu nog vrienden.”

Bij Saprissa werd Azofeifa gescout door AA Gent tijdens drie competitiewedstrijden. Daarin overtuigde hij zozeer dat Louwagie niet aarzelde om hem eind juni 2006 naar België te halen. Azofeifa is nu aan zijn vijfde seizoen bij de Buffalo’s begonnen.

Als we goed kunnen tellen, zijn er sinds juni 2006 al meer dan tweehonderd nummers van Sport/Voetbalmagazine verschenen zonder een groot interview met jou. Hoe is dat mogelijk?

Randall Azofeifa: ( denkt na) “Volgens mij hebben jullie me vier jaar geleden, toen ik hier aankwam, wel geïnterviewd.”

Ja, maar dat was een dubbelinterview, samen met Bryan Ruiz.

“Klopt. Nu, eerlijk gezegd houdt dat me niet bezig, in een tijdschrift of een krant staan. Het is natuurlijk leuk en ook een soort erkenning. Maar ik voetbal niet om in jullie blad te staan. Ik voetbal voor mijn eigen voldoening en omdat het nu eenmaal de weg is die ik gekozen heb. Mijn doel is niet om erkend te worden door een tijdschrift, maar om een betere voetballer te worden en om deel uit te maken van de geschiedenis van AA Gent.”

Dat is met het winnen van de beker en het behalen van de tweede plaats in de competitie vorig seizoen ook al aardig gelukt. Maar de afgelopen jaren verzeilde je vaak op de bank net op het moment dat je leek door te breken.

“Dat is me inderdaad al een paar keer overkomen. Nu, ik blijf altijd trainen alsof ik in de basiself sta. Ik wil niet dat je op training een verschil ziet tussen de Azofeifa die op de bank zit en de Azofeifa die speelt. Ik probeer het ook positief te bekijken. De afgelopen jaren zijn een leerproces voor me geweest. Dit seizoen hoop ik eindelijk een constante in mijn prestaties te kunnen leggen.”

Ga je aan de trainer vragen waarom je op de bank zit?

“Ik vraag nooit om uitleg. Ik ben van mening dat je als voetballer ter beschikking moet staan van de ploeg op de momenten dat die je nodig heeft. Als dat alle wedstrijden van het seizoen zijn – wat natuurlijk mijn ambitie is – des te beter. Uiteraard zit geen enkele speler graag lang op de bank, maar het is niet omdat je loopt te mokken dat de trainer je gaat opstellen. De kansen of – zoals met mij soms het geval was – de halve kansen die je krijgt, moet je gewoon grijpen. Dan moet je laten zien wat je waard bent. Vorig seizoen bijvoorbeeld zat ik op de bank in de thuiswedstrijd tegen Kortrijk. We staan 1-2 achter, vijf minuten voor tijd val ik in en in de 90e minuut scoor ik de 2-2.”

Je bent iemand die nooit openlijk kritiek levert. In de vier jaar dat je hier bent, is er nog geen onvertogen woord over je lippen gekomen. Niet over de club, niet over de trainer, niet over de ploegmaats.

“Het is te gemakkelijk om de schuld bij anderen te leggen. Ik weet dat sommige spelers het wel zo doen: ze uiten hun ongenoegen in de pers en het weekend daarop staan ze in de ploeg. Maar dat is niet mijn stijl. Ik wil mij bewijzen op het veld, niet in de pers. Je kan trouwens beter je problemen direct bespreken met de mensen die het aanbelangt zonder de pers daarbij te betrekken.

“En stel: ik zit op de bank en ik doe mijn beklag in de kranten. Als ik de wedstrijd daarop toch in de basis sta en ik bak er niets van, wat voor een indruk maak ik dan? Nee, ik heb mijn principes. Kwaadspreken over de club, de ploegmaats of de trainer doe ik niet en ik denk niet dat ik dat ooit zal doen. Ik bedoel: wat deed David Beckham toen Fabio Capello trainer werd van Real Madrid en hij op de bank belandde? Trainen, trainen en nog eens trainen. Zoals het een profvoetballer betaamt. En uiteindelijk stond hij opnieuw in de basiself. Capello nam Beckham nu zelfs mee als zijn assistent naar het WK. Of kijk naar Riquelme toen hij nog bij Villarreal speelde. Ma-nuel Pellegrini moest niet van hem weten. Volgens mij is Riquelme nooit in de pers gaan uithuilen. En volgens mij is er ook niemand die ooit getwijfeld heeft aan de voetbalkwaliteiten van Riquelme. Voorbeelden genoeg. Dat je af en toe op de bank zit, hoort er gewoon bij.”

Wat denk je dan als Dury aan bankzitter Coulibaly vraagt om in te vallen en die gewoonweg weigert?

( denkt na) “Ik zou dat nooit gedaan hebben. Zoals ik al zei: mijn mening is dat je altijd ter beschikking moet staan van de ploeg. Dat je de kleinste kans die je krijgt, moet grijpen. Het is mij ooit een keer overkomen dat er één minuut na mijn invalbeurt afgefloten werd. Ik had geen bal geraakt …

“Maar goed, iedereen reageert zoals hij is. Luis Figo heeft ook ooit eens geweigerd om in te vallen. Ik ga de spelers die dat doen niet veroordelen of met de vinger wijzen.”

Kleedkamerproblemen

Je speelt met het nummer 10. Voel je je ook zo?

( droog) “Ik vind: het is niet het nummer dat voetbalt. Het is niet omdat je met nummer 10 speelt dat je meer respect krijgt of dat je meer in de basis staat. Messi is niet de speler die hij is omdat er een 10 op zijn rug staat. Nee, het zijn de spelers – Pelé, Maradona, Messi, … – die een nummer groot maken, niet omgekeerd. Als de beste speler uit de Belgische competitie het nummer 60 draagt, zal iedereen dat cijfer op zijn rug willen hebben.

“Maar als je me vraagt of ik me een nummer 10 voel, dan zeg ik: ja. Ik denk dat ik de kwaliteiten van een 10 heb.”

Maar in een interview in Het Laatste Nieuws van een goeie maand geleden zeg je dat je geen sleutelspeler genoemd wil worden. Als nummer 10 moet het toch je ambitie zijn om een sleutelspeler te zijn?

“Nee, mijn ambitie moet zijn: alles geven voor de ploeg. De prioriteit moet altijd de ploeg zijn. Geen enkele speler kan op zijn eentje het verschil maken. Messi komt in de buurt, maar ook hij kan het niet. Op het veld is geen plaats voor egoïsme. Ik hang af van de ploeg, de ploeg hangt niet af van mij.”

Toch blijkt uit je statistieken van de vorige seizoenen (zie kaderstuk) dat je steeds belangrijker wordt voor het elftal. Wat wil je dit seizoen bereiken?

“Beter doen dan vorig seizoen, toen ik zeven doelpunten maakte en negen assists gaf. Wat dat laatste betreft, deed niemand bij Gent beter. Maar ik denk dat ik nog te weinig constant presteer. Op het einde van dit seizoen hoop ik dat ik kan zeggen dat ik 90 tot 95 procent van de wedstrijden gespeeld heb.”

Francky Dury vindt je “een ongelooflijk sterke profvoetballer, zowel in de kleedkamer als op het veld”. Op dat vlak zit het dus al snor.

“Ja, maar dat wil niet zeggen dat hij me daarom altijd gaat opstellen. Ik moet gewoon naar mezelf kijken en zorgen dat ik op niveau ben.”

Wat is het verschil tussen Preud’homme en Dury?

( lacht meewarig) “Dat willen journalisten altijd weten, maar ik vergelijk trainers niet met elkaar. Preud’homme heeft zijn stijl en hij is een goede trainer. En Dury heeft zijn stijl en hij is een goede trainer. Je zal mij niet horen zeggen dat de ene beter is dan de andere.”

Dat hoeft ook niet, maar je kan bijvoorbeeld wel zeggen welke accenten Dury legt.

“Hij legt vooral de nadruk op de balbehandeling, de positie van de spelers op het veld, jezelf vrijlopen om de bal te kunnen aannemen, precisie in de passing, … Bovendien is het een man die rust en concentratie uitstraalt en die dat ook verlangt van zijn spelers. Als je goed werkt voor de ploeg en doet wat hij vraagt, geeft hij je veel vertrouwen. Op dit moment krijg ik het vertrouwen en ik hoop dat het blijft duren.”

In het begin van het seizoen was het nogal onrustig op Gent, zeker na de 0-4 tegen Genk. Er werd toen in de pers …

( onderbreekt) “Ja, ja, ja. ( verheft zijn stem) De énigen die zich uit de put kunnen halen waar ze zich zélf ingestoken hebben, zijn de spelers en de trainer. Uiteindelijk doet de pers niets anders dan de mensen informeren. En natuurlijk weet ik ook dat de pers de ploegopstelling kan beïnvloeden, dat gebeurt overal. Ik weet ook dat als het slecht loopt, er altijd excuses gezocht worden om de dip te verklaren. Maar goed, die etappe ligt nu achter ons. ( zwijgt even) Het is moeilijk, hoor, met zoveel spelers. En dan heb ik het niet over de hoeveelheid verschillende nationaliteiten. Maar om een hele groep op dezelfde lijn te krijgen, dat is behoorlijk moeilijk. Ik denk dat er in gelijk welke ploeg problemen of ongemakken zijn.”

Kortom: het is niet omdat de pers er niet meer over schrijft dat er geen problemen meer zijn in Gent.

“Inderdaad. Maar mijn mening daarover is: wat in de kleedkamer gebeurt, blijft in de kleedkamer. De pers betaalt mijn loon niet.”

Emoties controleren

Zondag gaat AA Gent op bezoek bij Club Brugge. Tijdens de laatste confrontatie in play-off 1 van vorig seizoen liep het na de door jullie met 6-2 gewonnen wedstrijd totaal uit de hand. Stijn Stijnen ging bijna op de vuist met Ivan De Witte. Vind je dat normaal?

“Ik vind dat helemaal normaal. Zeker als je voor de wedstrijd in de krant gaat verkondigen dat Club Brugge verder staat dan AA Gent ( zoals Stijnen deed, nvdr). Dat kan wel zo zijn, maar dat wil daarom niet zeggen dat je de wedstrijd gaat winnen. Als je iets zegt, dan moet je er ook voor zorgen dat je dat kan waarmaken op het veld.”

Ben je als speler van AA Gent ook gemotiveerder tegen Club Brugge?

“Je moet altijd gemotiveerd zijn natuurlijk, maar sommige wedstrijden hebben net dat ietsje meer door de sfeer die errond gecreëerd wordt. In een match tegen Club Brugge is een extra ingrediënt aanwezig: een soort explosiviteit, in elke betekenis van het woord. Ik hou daar wel van. Eerlijk gezegd kick ik op zulke wedstrijden: het publiek dat roept en tiert en zo … Dat motiveert me enorm. Natuurlijk mag je nooit uit het oog verliezen dat je daar staat om te voetballen. Je moet jezelf in de hand kunnen houden.”

“Ik ben een meester in het controleren van mijn emoties”, heb je ooit gezegd.

“Dat is zo, in het voetbal moet je de druk en de angst ( sic) kunnen kanaliseren. Ook in het leven moet je dat kunnen. Er zijn maar twee momenten in mijn leven geweest dat ik mijn gevoelens niet de baas kon: bij de dood van mijn moeder en bij de geboorte van mijn dochter. Toen mijn moeder Lidiette vorig jaar overleed, kwam er een verdriet over me heen dat ik nog nooit gevoeld had. Dat verdriet werd een beetje, laat ons zeggen, gecompenseerd door de geboorte van Daniela.

“Dat controleren van mijn gevoelens, dat is echt mijn ding. Andere spelers zetten voor een wedstrijd graag luide muziek op of beginnen te ijsberen. Bij mij gaat het om de controle van wat ik vanbinnen voel.”

Wat vond een controlemens als jij dan van iemand als Michel Preud’homme, die langs de lijn vaak als een gek tekeerging?

“Ja, maar zo was hij ook al als speler, lijkt me. ( denkt na) Veel problemen in de relaties tussen twee personen ontstaan volgens mij doordat ik van een ander verwacht dat hij reageert zoals ik zou willen dat hij reageert. Of dat hij antwoordt zoals ik zou willen dat hij antwoordt. Vaak reageren of antwoorden mensen echter niet zoals je dat verwacht of wenst, en zo ontstaan discussies. Het belangrijkste in die hele materie is dat je de ander probeert te begrijpen.

“Soms is het beter iets voor jezelf te houden of het te laten passeren. Als een speler begint te discussiëren met zijn trainer, is de verliezer vaak de speler.”

Punten pakken

Begin september speelde de nationale ploeg van Costa Rica twee vriendschappelijke wedstrijden, maar je bleef in Gent. Hoe kwam dat?

“Dat is een heel verhaal. Eerst kreeg ik mijn oproepingsbrief in de bus, maar een paar dagen later belde de persoon bij de voetbalbond die verantwoordelijk is voor de vliegtickets dat ik niet meer moest komen. Je moet weten dat de Costa Ricaanse bond het op dit moment financieel moeilijk heeft. Bijgevolg proberen ze oefenwedstrijden te spelen in het buitenland en laten ze zich dan betalen door de gastlanden – in dit geval Panama en Jamaica. Met dat geld moeten dan wel alle kosten gedekt worden. Nu, tien spelers uit de nationale ploeg spelen in het buitenland, maar de bond kon maar voor zes spelers het vliegticket betalen. De vier anderen, onder wie ik, konden dus niet meegaan.

“Ik vind het ongelooflijk verrassend dat zoiets op dit niveau kan gebeuren. Maar ik kan er niks aan doen, ik was er nochtans graag bij geweest.”

Met het zware programma van AA Gent kwam het misschien niet slecht uit dat je hier kon blijven?

“Niet speciaal. Uiteindelijk spelen veel voetballers die op topniveau meedraaien één match om de drie dagen. Ik bekijk het eerder van de positieve kant: al die wedstrijden maken van mij een betere voetballer.”

In de Europa League verloren jullie twee weken geleden met 3-2 van Levski Sofia. Een match die jullie hadden kunnen winnen?

“Op bepaalde momenten hadden we die wedstrijd in handen, ja. Maar de supporters stuwden die ploeg echt vooruit, hoor. Wat een heksenketel …

“Zulke wedstrijden moet je leren spelen. En dat doe je niet van vandaag op morgen. Ik denk dat het van onze kant gewoon een gebrek aan ervaring was. We moeten nog leren om in zo’n wedstrijd een voorsprong vast te houden. Op dat niveau maken details ook vaak het verschil. Een match als die in Sofia hadden we, naar mijn gevoel, eigenlijk altijd moeten winnen.”

Dury heeft gezegd: “Van de eerste twee wedstrijden in de Europa League moeten we er minstens één winnen.” Dat legt veel druk op de wedstrijd van morgen tegen Lille.

“Ooit zei iemand me: hei, nu wordt het wel tijd dat jullie punten pakken. Ik antwoordde: is er een wedstrijd waarin je dat niet moet doen? Je gaat toch nooit zeggen: hier, je krijgt drie punten cadeau. ( lacht) Als je het veld opkomt, is dat altijd om te winnen!”

door steve van herpe – beelden: jelle vermeersch

Een hele groep op dezelfde lijn krijgen, dat is behoorlijk moeilijk.

Ik ben van mening dat je als voetballer ter beschikking moet staan van de ploeg op de momenten dat die je nodig heeft.

In een match tegen Club Brugge is een extra ingrediënt aanwezig. En daar hou ik wel van.

Ik wil mij bewijzen op het veld, niet in de pers.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content