Na drie magere sportieve jaren trekt Genk dit weekend als coleider naar Anderlecht. Maar een kampioensfeestje heeft Erik Gerits, directeur organisatie en sinds kort ook schepen in Genk, nog niet gepland. Zegt hij.

Het is zeven uur ’s avonds en in zijn kantoor in de Cristal Arena neemt Erik Gerits (42) de telefoon op. De vergadering waarop hij als schepen van Economie, Evenementen en Toerisme wordt verwacht, begint zo. “Ik kom”, zegt Gerits. Hij staat op, doet het licht uit en sluit de hoofdingang van het stadion af. Aan de overkant van de weg wapperen de nieuwe banieren. Niet met de gezichten van spelers, maar van supporters. “Dát zijn onze helden,” zegt Gerits, “de mensen die ons trouw zijn gebleven in die drie mindere jaren.” En weg is hij.

Sinds juli 2010 combineert hij zijn job als directeur organisatie bij KRC Genk met die van schepen bij de stad Genk. Bij de verkiezingen haalde hij op de plaatselijke CD&V-lijst 1766 voorkeurstemmen, onder het motto ‘nooit opgeven’. Gerits groeide op in het centrum van Genk, waar zijn ouders het Hotel des Artistes openhielden.

Was jij als kind voor Winterslag of Waterschei?

Erik Gerits: “Ik was supporter van Winterslag, maar het had even goed Waterschei kunnen zijn. Degene die je het eerst naar een club meeneemt, bepaalt waar je naartoe gaat. Ik kende iemand die regelmatig naar Winterslag ging. Dat jaar speelde Winterslag in eerste en Waterschei in tweede. Ooit verloor Winterslag van Standard met 12-0. Ik kende de uitslag niet, ik moest elke zondagavond van mijn mama naar de kerk. Dus deed ik mijn sjaal aan en ging op weg. Onderweg sprak iemand me aan: ‘Zou je dat sjaaltje niet wegdoen, manneke?’ Ik wist van niets. Waarom, vroeg ik.

“Bij de fusie was ik twintig. Ik was geen voor- of tegenstander. Af en toe ging ik met vrienden naar het nieuwe Genk kijken, maar ik was daar niet fanatiek mee bezig.”

Waar was je op je 20e wel fel mee bezig?

“Met vrije radio, HIT FM RML, Radio Midden Limburg. Ik had mijn eigen programma, een beetje zoals Radio Donna en Q-Music later deden, met veel prijzen, met helikopters rondvliegen, kinderen naar school brengen. Heel veel ideeën die je nu nog ziet.”

Hoe ben je bij RC Genk terechtgekomen?

“Ik was bevriend met de zoon van Luc Rijckhals, een van de bestuurders die onder Remi Fagard waren gekomen. Zij zochten jonge mensen met nieuwe ideeën, ik was net afgestudeerd. Vanuit mijn radioverleden had ik wel wat ideeën. Vroeger kwam de fanfare op het veld, wij zijn overgestapt naar optredens, bungeejumpen in het stadion. Na twee maanden begon de abonnementenverkoop. Omdat ik nog geen werk had, stelde ik voor wat te helpen. Waarom deed men dat niet zus of zo? En vond men ook niet dat in zo’n club altijd iemand de telefoon moest opnemen? Zo ben ik er dat seizoen in tweede klasse in 1994/95 in gerold en heb ik geleidelijk meer taken naar me toe getrokken. In die tijd was de enige tribune die we hadden, getekend op een groot papier dat aan de muur hing. Als er iemand een abonnement kocht, zetten we een kruisje, zodat we wisten welke plaatsen er nog over waren. Ik denk dat we toen organisatorisch vrij snel een achterstand hebben omgezet in een voorsprong.”

Voelde je toen: dit wordt ooit een topclub?

“Dat een relatief kleine stad als Genk, met 65.000 inwoners, al twee clubs in eerste klasse had en wekelijks bijna 10.000 man naar het stadion zag gaan, toonde dat er potentieel was. Maar dat eerste jaar dat ik er was, in tweede klasse, speelden we voor 3500 man. Nu voor 20.000. Ik dacht daar niet over na, ik vroeg me gewoon af: wat kan hier beter, wat kunnen we nog leren? Een motto van mij is: beter één goed gepikt idee dan tien slechte eigen ideeën. We zijn toen ook naar het buitenland gaan kijken, Nederland en Duitsland zijn niet zo ver. Daar stonden clubs veel verder qua animatie. In België werd heel weinig gedaan tot de scheidsrechter de match op gang floot om acht uur. We zijn een van de eerste clubs in België die begonnen met vuurwerk, die grote schermen plaatsten. Nog steeds zoeken we nieuwe dingen. In Duitsland zag ik hoeveel indruk het maakt als je dertig mensen met enorme vlaggen op het veld brengt. Dat gaan wij ook doen.”

Correcte contracten

Wat heeft je het meest verrast, als je de club van twintig jaar geleden vergelijkt met nu?

“We hebben nooit een grote sprong voorwaarts gemaakt. Onder elke voorzitter is er vooruitgang geweest, Genk is niet het succes van één man. Ik kijk terug op een zeer dynamisch bestuur, dat mensen kansen gaf en geeft. Alleen sportief misten we in de directie nog iemand die het wereldje kende. Met de komst van Dirk Degraen haalden we wat we nog niet hadden. Dirk is makelaar geweest, die kent alle trucs van de foor.”

Waarom is Genk een topclub geworden en andere clubs die uit tweede promoveerden niet?

“Door een goed beleid. De juiste mensen op de juiste plaats hebben helpt een bedrijf vooruit. Onze financieel directeur Filip Aerden, commercieel directeur Stephan Poelmans en ik zijn hier al heel lang. De voorzitter Herbert Houben en zijn team laten ons werken en sturen bij waar nodig. We zijn een vriendengroep die voor elkaar door het vuur gaat. Het eerste jaar in eerste zijn we achtste geworden, het tweede jaar werden we tweede en wonnen we de beker. Het jaar daarop werden we kampioen. Die sportieve successen hebben we meteen commercieel benut. Je kunt ook kampioen worden en vervolgens weer afglijden, omdat je er niets mee doet.”

Germinal Beerschot werd weleens verweten dat ze de beker wonnen en vervolgens – toen de mensen bereid waren te investeren – met vakantie gingen.

“Zoiets zou ik mezelf nooit vergeven. Op drukke momenten, zoals na de bekerwinst en de titel, moet je een tandje bijsteken en het voorbeeld geven. Mijn meest stresserende periode is de verkoop van businessseats. Op basis van die cijfers worden onze budgetten opgemaakt. Meestal haal ik mijn target, slechts één keer was het maar 99 procent. Wij maken ook fouten.”

Bijvoorbeeld?

“De verbouwingen bleken duurder te zijn dan voorzien. Toen heeft Jos Vaessen ons 9 miljoen euro voorgeschoten en stond hij borg voor 4 miljoen kaskrediet. Die 13 miljoen hebben we erg snel afbetaald, op vijf jaar. Nu moeten we nog 5 miljoen euro afbetalen voor het stadion. Achteraf bekeken was het een verstandige beslissing om in een moeilijke periode toch te gaan bouwen.”

Genk heeft nu een van de mooiste stadions van het land.

“Toen ik hier begon, waren er alleen op de hoofdtribune zitplaatsen. Voor de sfeer was dat fijn. Om zes uur moest iedereen al gaan staan om een goeie plaats te hebben. Om zes uur was het hier al ambiance. Nu komen de mensen maar om één voor acht buiten. Als ik nu in het stadion rondkijk, laat ik mijn blik over de tribunes gaan: dat stuk heeft Strupar betaald, een ander is van Gudjonsson, dat stuk is van Sonck. Daarom mogen ex-spelers me ook altijd bellen voor kaarten. Onlangs was Frane Bucan nog eens hier. Als Brockhauser of Strupar komt, regelen we ook hun overnachting. Maar ook Dirk Verwimp mag me altijd om kaarten bellen. Dat zijn monumenten, ik weet wat die spelers betekend hebben voor de uitbouw van wat hier nu staat. Zonder die goeie uitgaande transfers hadden we dit waarschijnlijk niet zo kunnen neerzetten. Met de ticketinkomsten, sponsorgelden en tv-rechten krijg je je budget rond, maar het grote geld voor extra investeringen moet je elders halen. We hebben Mark Hendrikx voor 2,5 miljoen verkocht aan Anderlecht, Davy Oyen voor 3 miljoen aan PSV. De kunst is een speler op zijn top verkopen.”

Jullie hebben toch een mooi cadeau van de NV Mijnen gehad, destijds?

“Anderhalf miljoen euro! Zo veel is dat niet. Daarmee hebben we wel een vliegende start kunnen nemen. Club Brugge heeft een stadion van de stad, betaalt maandelijks huur. Ons stadion is van ons, alleen de grond is van de stad.”

Wie moeten jullie straks verkopen?

“Op dit moment moeten we niemand meer verkopen. João Carlos was een ander geval: hij was 29, ging zijn laatste jaar in en kon elders vier keer zoveel verdienen als bij ons. Er was ook interesse voor andere spelers, maar we wilden de groep absoluut samen houden. Elke week zit het hier vol met scouts. Vroeger kwamen die hier bij de topwedstrijden kijken naar de spelers van Anderlecht en Club, nu naar die van ons.

“De rekening moet kloppen. Je mag daarbij niet meer emotioneel handelen, je moet alles rationeel bekijken en een gezond beleid hebben, want financiële druk werkt verlammend.

“Kijk: je weet dat je na drie mindere seizoenen abonnees en seathouders verliest. Wil je toch je uitgaven op hetzelfde niveau houden, moet je spelers verkopen, vers kapitaal halen of de kosten drukken. Op dat vlak was de komst van Dirk Degraen een goeie zaak. Vroeger hoorde ik onze financieel directeur weleens zuchten: ‘Dat contract is toch wel erg zwaar!’ Het laatste anderhalf jaar horen we hem daar niet meer over klagen. Dankzij Degraen en de sportieve commissie betalen we nu weer correcte contracten. Er wordt hier weer tot op de euro onderhandeld, men zegt niet langer: doe maar. Er wordt ook meer gespeeld met het percentage vaste en variabele vergoeding. Als een speler met een groot en vast loon een paar jaar niet presteert, begin je te zweten, hoor.”

FC Limburg

Genk is al een aantal jaren niet langer de club van de regio Genk. Waarom is Genk FC Limburg geworden?

“Ik ben blij met STVV in eerste, ik hoop dat ook Lommel United promoveert. De vraag is of Limburg met zijn 800.000 inwoners groot genoeg is om drie profclubs op niveau leefbaar te houden. STVV is een nv. Als daar op het eind van de maand een tekort is, moet iemand bijpassen. Als ik lees dat hun voorzitter geregeld een bedrag ter grootte van een mooie Mercedes toestopt, lijkt me dat geen gezonde situatie. Een club moet zelfbedruipend zijn, niet afhangen van één man. Ik vind dat Stephan Poelmans en ik tegen het bestuur moeten kunnen zeggen waar het op staat. Als je iemand die alles betaalt, steeds naar de mond moet praten, is dat geen gezonde situatie om vooruit te raken.

“Wij hebben op het juiste moment succes gehaald en daar een vervolg aan gebreid. STVV heeft de pech gehad de bekerfinale te spelen en die te verliezen. Wij trokken voor die eerste bekerfinale met 30.000 man naar de Heizel, met veel mensen die nooit in een voetbalstadion waren geweest. Vervolgens winnen we die beker en staat er hier in Genk 50.000 man. Dus kochten veel van die gelegenheidssupporters enthousiast een abonnement. Breng je er dan het volgende seizoen niets van terecht, haken die af. Maar wij wonnen op vijf jaar twee titels en twee bekers. Hier was altijd iets te beleven. Zo kluister je mensen aan je vast. Want dat heb ik hier wel geleerd: je hebt een aantal jaren nodig om mensen echt aan je te binden.”

Genk geeft de indruk een goed georganiseerde, rustige club te zijn.

“Naar Genk kun je rustig komen met je kinderen, zonder vrees dat er iets zal gebeuren. Het heeft ook te maken met wat je als bestuur uitstraalt. Als je agressiviteit uitstraalt, gaat schelden en op de mat ook nog eens een aantal schoppers hebt, zet dat zich misschien wel over op de entourage. Veel hangt af van de manier waarop je je stadion inricht, van de faciliteiten die je geeft: zijn er genoeg toiletten voor de vrouwen? Mensen moeten zich goed voelen. We hebben sinds een paar maanden een goeie, nieuwe geluidsinstallatie. Er zijn nog pijnpunten. Als het regent, staan onze parkings onder water. Maar dat is niet onze grond, wij kunnen dat niet zomaar asfalteren.”

Onlangs gaf Koen Daerden nog aan dat hij schrok van de organisatie die hij bij zijn overstap naar Club Brugge aantrof. Genk stond op dat vlak al veel verder.

“Ik zeg altijd: give the people what they want. Probeer je altijd in te leven in de situatie van een ander: wat heeft een speler of een journalist nodig? Toen ik hier net begon, moest een geblesseerde speler in de praktijk van Gert Vandeurzen op de Weg naar As gaan revalideren. Dat kan niet. Met mondjesmaat hebben we alle voorzieningen hier uitgebouwd. We creëren ruimte. Behalve voor aquagym moet een revaliderende speler het stadion niet meer uit.”

Waar staat Genk over vijf jaar?

“Hopelijk nog op dezelfde plaats als nu. ( grijnst) Met nog betere voorzieningen, een nog functioneler stadion. We zijn onlangs gaan kijken naar Engeland hoe ze dat doen voor cashless payment, opdat de supporters niet meer naar het stadion moeten om een abonnement of een ticket te kopen, dat ze gewoon een mailtje sturen. We hebben nu een nieuwe geluidsinstallatie. Bij Ajax spelen ze net voor aanvang van de tweede helft altijd een nummer van André Hazes. Waarom zouden wij dat niet doen met de enige wereldhit die Genk ooit had? Dus draaien we voortaan ‘Marina’ van Rocco Granata. In Porto zag ik nog interessante dingen, maar om die te realiseren heb ik veel meer ruimte nodig.”

Vergroot je stadion!

“Alleen als de overheid mee investeert. Er moet ook nood zijn aan extra capaciteit. Die nood is er nu niet. We draaien op een gemiddelde van 21.000 toeschouwers, voor topmatchen is dat 25.000. Een groter stadion, dat is meteen 32.000 plaatsen. Laat ons liever eerst wat schaarste creëren. Waar we nu nood aan hebben, is een paar jaar stabiliteit qua sportieve resultaten.”

Je bent dus nog niet bezig met de voorbereiding van een kampioensfeestje?

“Neen. Het zou wel fijn zijn, als schepen van Evenementen een feestje voor mezelf voorbereiden. Maar ik ben daar altijd heel voorzichtig in. De vorige keren toen we kampioen konden worden had ik dat heel low profile voorbereid. Maar op de terugweg van Harelbeke of van Westerlo naar Genk kun je heel veel in elkaar boksen, als je de plannen in je hoofd hebt en over een goed netwerk van medewerkers beschikt.

“Nu ben ik vooral blij voor de supporters die ons in die magere jaren trouw gebleven zijn en voor de seathouders die me zeggen: ‘Erik, het was wel moeilijk om de afgelopen drie jaar nog mensen mee te krijgen naar Genk.’ Dat die mensen beloond worden voor hun trouw doet me op dit moment deugd. Wat ik op korte termijn nog eens graag zou meemaken, is een Europese campagne. Die Europese herinneringen zijn onvergetelijk. De Champions League lijkt me te hoog gegrepen voor ons, maar de poules van de Europa League zouden we graag eens meemaken.”

DOOR GEERT FOUTRÉ

“Ons stadion vergroten doen we alleen als de overheid mee investeert.”

“Dat eerste jaar dat ik er was, in tweede klasse, speelden we voor 3500 man. Nu voor 20.000.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content