Het voorbije weekend speelde Els Callens (34) haar laatste Fed Cupwedstrijd. Eind september neemt ze in Hasselt na zestien jaar afscheid van het proftennis.

De jeugd

“Ik was de hele tijd bezig met tennis. Hing veel rond op een klein clubje, Oxaco. Tijd voor vriendjes had ik eigenlijk niet, mijn leven was tennis, tennis, tennis. Toch was het pas op mijn elfde dat ik mijn eerste lessen nam. Op ‘Den Brandt’ bij Eddy Depauw. Maar ik was gek van het spelletje. Mijn schoolagenda kleefde vol met stickers van Becker, Graf en Sabatini. Ik ging toen naar het Onze-Lieve-Vrouw College in Antwerpen, in uniform, en speelde vooral tennis tijdens de schoolvakanties. Veel faciliteiten kreeg ik niet op die school, enkel een bezinning of de Rome-reis mocht ik overslaan om me op mijn sport toe te leggen.

“Internationale selecties heb ik nooit gehad, de Astrid Bowl in Charleroi is het voornaamste juniorentoernooi waaraan ik heb deelgenomen. Voor de VTV-school in Wilrijk ben ik ook nooit uitgenodigd. Daar zaten toen in die tijd Ann Devries en Sandra Wasserman. En toch kreeg ik op mijn zestiende voor het eerst een sterk gevoel : dit wil absoluut eens professioneel proberen. Je moet weten dat ik tot mijn achttiende amper één uurtje privé-training en enkele uren gewesttrainingen volgde in de winter : een zeer mager programma.

“Toch moesten mijn ouders aandringen dat ik mijn school zou afmaken, want ik wou zo aan het profleventje beginnen. Op mijn negentiende besloot ik het er op te wagen en sloot ik me aan op de toen hoogaangeschreven Happy tennisschool in Waregem, waar ook Dick Norman rondliep. Daar aangekomen, zeiden ze heel cru : ‘Jij moet eerst zes maanden trainen alvorens het circuit op te gaan. ‘”

De eerste profervaringen

“Samen met nog een ander meisje speelde ik enkele geldtoernooien in Frankrijk om te bewijzen dat ik het niveau wel degelijk aankon. In februari van 1990 mochten we naar Engeland, voor twee evenementen in Manchester en Nottingham. Op de oversteek met hovercraft stak er een storm op boven het kanaal. Ziek dat ik was ! Vergeet ik nooit meer. Gelukkig verliep het toernooi stukken beter. Ik kwalificeerde me en won los de finale. In Waregem werden ze gek ( lacht). Ik was tevreden, had mijn eerste wereldranking vast – 527ste – en was vertrokken.

“Maar ik wou meer, hogerop. Want van die opstaptoernooitjes heb ik er veel gewonnen, een stuk of elf, denk ik. In 1991 kwalificeerde ik me ook voor mijn eerste Wimbledon, haalde zelfs de tweede ronde. Ik weet nog goed dat ik door de poort aan Church Road binnenwandelde en helemaal versteld stond van de omgeving. Totaal overweldigd door de ervaring. Ik wist natuurlijk toen nog niet dat ik nog een tiental keer zou terugkeren. Maar in 1993 had ik het wel zwaar om die stap naar de toernooien hoger dan 25.000 dollar te zetten. Daar ben ik twee jaar blijven hangen. Heb ik het zelfs even heel moeilijk gekregen. Eind ’93 zag ik het niet meer zitten. Ik maakte geen progressie meer, wilde stoppen, ben ik zelfs gaan informeren aan de universiteit.

“Maar goed, ik botste op een oude kennis en die begon op mij in te praten. Na veertien dagen training ging ik zonder veel hoop naar Montpellier. Ik kwalificeerde me en speelde prompt de kwartfinale op een echt WTA-toernooi. De rest is geschiedenis.”

Mooiste herinneringen

“Ah, mijn bronzen medaille van Sydney 2000. Ik heb nooit geweend na een tennismatch maar daar heb ik samen met Dominique Monami gehuild als een klein kind. ( lacht) Zij was begonnen, het was net voor haar afscheid en ze had Mark Woodforde zien wenen, die ook zijn laatste grote prijs meepikte. Op de matchbal was ik zo zenuwachtig, ik durfde haast niet bewegen. En dan die ontlading. Je komt van zover, je weet hoeveel werk je erin hebt gestopt en je mag dan pronken met een olympische medaille. Fantastisch. Dat geeft zo’n voldoening, zoveel plezier. En ook het feit dat je een prijs haalt voor je land geeft een kick. Net als in het dubbelspel kan ik dan iets extra’s. Tennis is zo individueel, je staat er altijd alleen voor. Als ik mijn land vertegenwoordigde, zoals in Fed Cup bijvoorbeeld, kon ik altijd iets meer.

“Er zijn heel wat mooie Fed Cup- ontmoetingen geweest. De finale in Madrid, een eindronde in La Manga… Het feestje achteraf, oh la la. Ik denk dat het Julien Ho- ferlin was die in een fontein is terechtgekomen ( lacht). Maar Sprimont (1997) was toch de mooiste ervaring. Daar zaten 2000 gek wordende Belgen bovenop de baan en amper vier Spanjaarden als tegengewicht. Het was mijn grote kans, ik mocht eindelijk eens aantreden in het enkelspel. Ik voelde me als op een wolk, versloeg Aranxta Sanchez-Vicario en Magui Serna, om tenslotte ook nog in het dubbel te zegevieren.

“Het belangrijkste was toch dat ik had laten zien dat Els Callens ook iets kon. Het spelen voor een ploeg had me boven mezelf doen uitstijgen. Het was een geweldig gevoel. Nu, het feit dat ik lange tijd in de schaduw van Sabine Appelmans en Dominique Monami gespeeld heb, heeft me eigenlijk nooit gestoord. Integendeel, ik trok me eraan op. Maar in Sprimont bewees ik wel dat ik op bepaalde ondergronden en in bepaalde omstandigheden iedereen aankon. Dat ik ook top-20 waard was. Alleen is het jammer dat een groot deel van het seizoen op gravel plaatsvindt en daar was ik fysiek niet sterk genoeg voor. Dat heeft me de das omgedaan. Dat was het enigste punt dat me had kunnen verder helpen. Ik recupereerde nooit voldoende. Na twee of drie matchen viel ik gegarandeerd plat. Ik miste ook kracht in mijn benen. Had ik dat allemaal moeten verbeteren, dan had ik naar doping moeten grijpen. Maar daar was ik faliekant tegen.”

Spijt

“Nee, ik heb negens spijt van in mijn carrière. Natuurlijk kan je stellen : wat als ik van in het begin serieus met conditietraining was begonnen. Of als ik sneller was beginnen tennissen. Vandaag starten ze allemaal op vijf, zes jaar. Ik was het dubbel van die leeftijd, hé. Plus : mijn ouders kenden niets van tennis, het heeft even geduurd voor ik een goed netwerk rond mij gevormd had om me te begeleiden. Ik denk dat dat heel belangrijk is, om een goeie entourage rond je te hebben, die je pusht om vooruit te komen. Maar ik heb nergens spijt van. Heb altijd geprobeerd mijn eigen spel te doen evolueren. Heb het allemaal op mijn manier gedaan. Toen ik als negentienjarige in Engeland mijn eerste proftoernooien afwerkte, geloofden er misschien maar drie à vier mensen in mij. Dat ik er op mijn manier toch iets van kunnen maken heb, maakt me fier. Ik heb altijd naar mezelf gekeken, nooit naar de anderen. Ik zag andere speelsters nooit als concurrenten, eerder als een motiverende factor.”

Het circuitleven

“Ja, ik heb graag op de tour gezeten. Ik vond het een avontuurlijk bestaan, spannend om nieuwe mensen en omgevingen te leren kennen. Het toernooi in het paradijselijke Hawaï moet zowat mijn favoriete bestemming geweest zijn, ik speelde er ook altijd goed. Mijn eerste bezoek aan Amerika daarentegen werd een moeilijke bevalling. Ik logeerde bij een gastgezin, maar die kwamen niet opdagen en als noodoplossing mocht ik mee met een familie die van die grote Deense doggen in huis hadden rondlopen. Schrik gehad ! ( lacht) Ook al was ik ziek van angst, ik durfde ’s nachts mijn bed niet uit met die beesten in huis.

“Maar meestal ben ik wel goed terechtgekomen. Zocht graag de compagnie van zo’n familie op. Als tegenpool voor het eenzame bestaan op de tour. Zoals bij tante Jane in Wimbledon bijvoorbeeld. Ik heb haar vier kinderen zien opgroeien, dat schept toch een band. Ik heb al die contacten uit heel de wereld alvast uitgenodigd bij mij te logeren als ze in België passeren. Nare ervaringen heb ik niet echt meegemaakt op het circuit. Of toch, één keer. Op een toernooi in Portugal zijn al mijn rackets en mijn prijzengeld gestolen op de club. Enkele dagen later zag ik een kerel rondlopen in mijn spullen. Het was een beetje een speciale collectie van Lacoste, dus het kon niet missen. Nee, ik ben er niet achter gegaan. Hij zag er te struis uit ( lacht).

“Ik heb het zestien jaar uitgehouden omdat ik vrij sociaal ben, graag gezien bij andere speelsters. En ik had ook veel aan mijn dubbelspel, kon altijd wel een weekje lang met mijn partner rondhangen. Maar je moet wel zelfstandig zijn om het vol te houden in deze wereld. Het gaat er immers egoïstisch aan toe, iedereen leeft met zijn eigen entourage. En dat is de laatste jaren enkel maar erger geworden. Er zijn heel veel Oost-Euro- peanen op de tour gekomen, met in hun kielzog een kolonie Aziaten. Ik heb heel weinig contact met die Oostblokmeisjes. Het is niet makkelijk om een interessante conversatie met die speelsters te onderhouden. Ik ben ook al 35, hé, terwijl de gemiddelde leeftijd zowat 21 à 22 is.

“En dan heb je ook nog de naijver, die was altijd tastbaar aanwezig. Typisch vrouwen, hé. Op het eerste toernooi van het jaar is iedereen superblij van elkaar te zien. Tot eenmaal de loting uitkomt. Loopt iedereen ineens weg. Emotioneel kunnen veel van die meisjes niet scheiden wat er op en naast de baan gebeurt. Zelf heb ik me er nooit aan geërgerd, ik had er geen problemen mee.”

De toekomst

“Ik ga zeker al tennisles geven op T.C. Willebroek. Heb ook nog enkele andere ideetjes in de pijplijn. Zo zou ik graag mijn eigen tennisschool starten. Sowieso wil ik in het tennis blijven, het is uiteindelijk mijn passie. Ik heb op het VTV-centrum gesolliciteerd, had graag met de zes -tot twaalfjarigen gewerkt, maar ben niet aangenomen. Langs de ene kant konden ze het blijkbaar financieel niet dragen, langs de andere kant twijfelden ze of ik het tactisch wel aankon. Dat is hun keuze maar wel een vreemd oordeel over iemand die het uiteindelijk zestien jaar heeft uitgezongen op het profcircuit. Maar ik laat het niet aan mijn hart komen.

“Op een tennisclub kan ik ook met de jeugd werken. Zo direct heb ik geen zin om met toppers te trainen. Voor je het weet ben je weer aan het reizen en daar heb ik even genoeg van. Ik kan mijn valies haast niet meer inpakken, ben het echt beu. Op termijn zie ik me wel functioneren als coach van de Fed Cupploeg of zo. Lijkt me leuk zo zonder wedstrijdstress. Je kan uiteindelijk toch niets doen aan wat je speler uitspookt op de baan. Als jij er zenuwachtig bijzit, zet je dat toch alleen maar over op je pupil. Zo’n rol zie ik me in de toekomst echt wel oppakken.

“Ik ga het wel moeilijk hebben om compleet te stoppen met sporten. Vermoedelijk ga ik toch wat aftrainen na september – ik denk dat dat het gezondste is voor mijn lichaam. En ik vrees al een beetje voor volgend jaar : ik voel nu al dat ik het lastig ga hebben om niet meer elke dag op de baan te staan. Zestien jaar proftennis wis je niet zomaar uit.”

door Filip Dewulf

‘Als ik mijn land vertegenwoordigde, zoals in de Fed Cup bijvoorbeeld, kon ik altijd iets meer.’

‘Jammer dat een groot deel van het seizoen op gravel plaatsvindt. Daar was ik fysiek niet sterk genoeg voor.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content