Velen citeren zijn naam al bij het kransje potentiële smaakmakers die zich dit seizoen zullen openbaren. Henri Munyaneza (22), de robuuste spits van Sint-Truiden, overbrugde de overstap van derde klasse naar de hoogste afdeling schijnbaar moeiteloos.

De inrichting van Munyaneza’s bescheiden flat in Zoutleeuw weerspiegelt perfect zijn persoonlijkheid : sober, zonder frivoliteiten of franjes. Voorlopig woont hij er alleen, in afwachting dat zijn vrouw en kind, die momenteel nog in Brussel huizen, hem vervoegen. “Ik wil me volledig kunnen focussen op de club, daarom wou ik er zo dicht mogelijk bij wonen”, verklaart de spits, die op zijn achtste naar België verhuisde, een gevolg van de oorlog in zijn thuisland. Het is een onderwerp dat nog steeds een niet geheelde wonde blijkt. “Ik praat er liever niet over, zulke zaken zijn persoonlijk. Het verleden is voorbij, laat het dan ook rusten. Het enige wat nu telt, is het voetbal.”

Was het een jongensdroom om profvoetballer te worden ?

Henri Munyaneza : “Het voetbal is natuurlijk een passie. Tijdens mijn jeugd stak ik er behoorlijk wat vrije tijd in. Op straat speelde ik met vrienden ook regelmatig basketbal, met evenveel overgave trouwens. Rivaldo en Alvaro Recoba waren mijn voetbalidolen, voor het basketbal hield ik het op Allen Iverson. Toen ik dertien was, merkte een scout van RWDM me op tijdens een voetbalwedstrijdje in het park, hij nodigde me uit voor een test en nadien is het allemaal begonnen. Het voetbal is een droomjob, maar ik zou met evenveel plezier een andere job beoefenen. ( enthousiast) Politieman bijvoorbeeld, met die gedachte heb ik altijd gespeeld. Niet diegene die boetes uitschrijft natuurlijk, eerder inspecteur. Nu ja, ik studeerde elektromechanica, techniek boeit me, zonder het voetbal had ik waarschijnlijk iets in die richting gedaan. Natuurlijk wil ik me nu in het voetbal waarmaken, Sint-Truiden biedt me daartoe dé kans.”

Er waren ook andere clubs geïnteresseerd, waarom koos je voor Sint-Truiden ?

“Eerlijk, ik heb altijd maar een club in mijn hoofd gehad, ik wist dat ik bij STVV rustig de kans zou krijgen om te rijpen. Ook Jean-Pierre Vande Velde, mijn trainer bij Dender, raadde me de club aan. Ik wilde vermijden om meteen onnodig onder druk te moeten spelen, de club heeft van in het begin duidelijk gesteld dat ik voldoende tijd zou krijgen. Je kan niet van een jonge speler verwachten dat hij meteen een ploeg draagt. Als ik vorig seizoen in de krant las dat Munyaneza bij Dender een aanval op zijn eentje vormt, dan vind ik dat belachelijk. Een speler is louter een schakel in het geheel, het collectief telt. Trouwens, ik speel nu misschien een sterke voorbereiding en ook aan de competitiestart houd ik een goed gevoel over, maar het kan snel keren. Ik doe dan ook geen onbezonnen uitspraken over mijn ambities of doelstellingen voor dit seizoen, de balans wordt pas op het eind opgemaakt.”

Vorm van perfectionisme

Ontbreekt het je niet een beetje aan zelfvertrouwen ?

“Vorig seizoen maakte ik periodes door waarin ik amper scoorde. Dat vreet aan me. Ik ben niet het type speler die een nederlaag of een slechte prestatie meteen van zich af zet. Na een wedstrijd herspeel ik ’s avonds in bed elk detail, zelfs als het goed was, het is een vorm van perfectionisme. Ik slaap niet voor ik mezelf grondig heb geëvalueerd. ( lacht) Meteen de reden waarom ik een verslag op dvd heb aangevraagd na iedere wedstrijd, dat is iets makkelijker. Ik vind niet dat het me aan vertrouwen ontbreekt, noem het eerder bescheidenheid, maar het is waar dat ik me graag laat stuwen door mijn omgeving. Vandaar dat een trainer voor mij een cruciale rol speelt, vorig seizoen voelde ik me gesteund door Vande Velde, datzelfde gevoel heb ik met Thomas Caers. Beide trainers werken erg punctueel, daar hou ik van. Ook de aanhang van een club kan een stimulans zijn, voor zover ik er tot nog toe zicht op heb, zit ook dat bij Sint-Truiden goed.”

Wat vind je zelf je grootste kwaliteit als speler ?

( grijnst) “Dat is een vraag voor journalisten, zij analyseren en bekijken de wedstrijden. Ik weet dat ik een aantal kwaliteiten heb, maar zeker geen qualités extraordinaires. Het is allemaal nog ruw, er moet aan geschaafd worden. Ik train vaak op mijn explosiviteit in de tegenaanval, dat vind ik een van mijn sterke punten. En dankzij mijn gestalte ben ik vrij goed met de kop. Ik heb in ieder geval nog een hele hoop progressie te maken : ik wil mijn balbeheersing verbeteren en ook mijn startsnelheid moet de hoogte in. Bovendien mis ik nog veel voor doel, kalm blijven voor de goal is de boodschap. Dat lukt me niet altijd, misschien is het té graag willen scoren. Ik heb bewondering voor Désiré ( Mbonabucyanvdr.)en Ilija ( Stolica nvdr. ) vanwege hun doeltreffendheid. Of er sprake is van felle concurrentie met die twee ? ( verbaasd) Helemaal niet, de sfeer is vriendschappelijk.”

Bloednerveus

Hoe verteer je de overstap van derde klasse naar de hoogste afdeling ?

“Qua intensiteit van de duels tijdens wedstrijden is het verschil tussen de eerste en de derde eigenlijk niet zo groot, maar het ritme en de balcirculatie op trainingen en wedstrijden ligt natuurlijk een stuk hoger in de eerste klasse. Het grootste verschil situeert zich nog op het tactische vlak, vind ik, bij Sint-Truiden gebeurt alles overdachter dan bij Dender. Momenteel heb ik alvast niet echt last van het niveauverschil. Het feit dat de trainer me als een mogelijke basispion aanschouwt, illustreert voldoende dat ik het wel oppik, maar ik begin niet te zweven. Ik probeer de commotie en de belangstelling zoveel mogelijk aan me voorbij te laten gaan. Buiten de wedstrijden en de trainingen, rust ik, meestal voor tv. Als je je beroep ernstig neemt, is dat je plicht. Ik weet dat veel jonge spelers in hun eerste jaar op het hoogste niveau een periode van terugval doormaken, ik vrees dat zoiets me ook kan overkomen.”

Ben je nerveus voor een wedstrijd ?

“De stress die gepaard gaat met een wedstrijd in eerste is een pak feller dan wat ik in derde beleefde. Voor de wedstrijd tegen Anderlecht was ik bloednerveus. Logisch, het was de eerste keer in mijn leven dat ik in een wedstrijd met inzet tegenover een ploeg van een dergelijk kaliber stond. Je zal dat niet aan me zien, ik blijf altijd kalm, vraag maar aan de ploegmaats. De nervositeit speelt zich inwendig af. Ik hou er niet van om te praten voor een wedstrijd, ik wil me concentreren, nadenken. Als ik te nerveus ben, wandel ik gewoon enkele rondjes en eens ik op het veld stap, valt de meeste druk van me af.”

Is het belangrijk voor je dat er met Claude Kalisa en Désiré Mbonabucya nog twee andere Rwandezen bij de club spelen ?

“Ik groeide op in Brussel, ik voel me even goed Belg als Rwandees. Ik ben sinds ik in België ben een aantal keer teruggekeerd naar Rwanda, maar eigenlijk voel ik me hier meer op mijn plaats. Désiré en Claude gaven voor mij niet de doorslag om voor STVV te kiezen. Hoewel ik Désiré persoonlijk kende, heb ik hem niet eens gecontacteerd voor ik hier tekende, ik vind zoiets een persoonlijke beslissing. Wat natuurlijk niet wegneemt dat het mooi is dat er enkele jongens met dezelfde wortels bij de club spelen. Ik kan met hen over andere zaken praten, de nationale ploeg bijvoorbeeld. Ik heb al enkele selecties achter mijn naam. Spelen voor je land blijft hoe dan ook iets aparts. Voorlopig is dat echter geen prioriteit, eerst wil ik iets bewijzen op clubniveau.”

BERT BOONEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content